ECLI:NL:HR:2015:204

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
14/01636
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorbedachte raad bij dubbele moord in Curaçao

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor de dubbele moord op 6 april 2011 in Curaçao, waarbij hij met voorbedachte raad twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd. De verdachte had zich voorbereid op de moorden door plakband om zijn vingers te wikkelen om geen sporen achter te laten. Hij benaderde de slachtoffers onder het voorwendsel marihuana te kopen, maar trok in plaats daarvan een vuurwapen en schoot op hen. Na de schietpartij sneed hij de keel van [slachtoffer 1] door. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn daden, wat leidde tot de conclusie dat hij met voorbedachte raad had gehandeld. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over de bewijsvoering en de motivering van de bewezenverklaring van voorbedachte raad. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

3 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/01636 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 8 oktober 2013, nummer H-165/2012, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1. hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, één of meerdere malen met een voorwerp op [slachtoffer 1] geschoten en met een (scherp) voorwerp de keel van [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] een schotwond aan de rug, en een diepe snijwond ter hoogte van de keel/hals heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is komen te overlijden;
2. hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op [slachtoffer 2] geschoten, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] meerdere schotverwondingen aan het hoofd en de rug, heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is komen te overlijden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 15 november 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen brigadiers bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 233/2011 (pagina 22, na het tabblad "getuigen", van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, omstreeks 10:40 uur, kreeg de Centrale Meldkamer het bericht dat iemand neergeschoten werd in de omgeving van Plaza Otrobanda. Een politieambtenaar stuitte op een lichaam van een man op de ingang van de Bajonetsteeg, Curaçao. Van passanten vernam hij dat nog een ander lichaam van een man in voornoemde steeg lag. De eerst gearriveerde patrouille gaf door dat
- een man bij de ingang van de Bajonetsteeg op zijn buik lag. Hij vertoonde geen teken van leven meer en vertoonde verschillende schotwonden op het lichaam. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 1972.
- in de steeg een andere man werd aangetroffen. Deze gaf ook geen tekenen van leven meer. Deze lag op zijn rug met een diepe snijwond in zijn keel. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 1], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
Slachtoffer 1:
Ter hoogte van de ingang van de Bajonetstraat lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 2]. Uit een wond ter hoogte van zijn rechteroor stroomde bloed naar het gezicht toe. Op de rug was een inschot zichtbaar. In de steeg werden zeven hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Slachtoffer 2:
In de steeg, ten westen van een zitbank, lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]. Het slachtoffer lag op zijn rug. De keel van het slachtoffer was doorgesneden. Tijdens onderzoek zagen wij verbalisanten dat het slachtoffer nog steeds bloedde uit de diepe snijwonden van zijn keel. In deze steeg werden drie hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Conclusie:
Aan de hand van het door ons ingestelde onderzoek is gebleken dat:
- de systeemsporen op de hulzen duiden erop dat ze mogelijk zijn uit één of eenzelfde wapen, in dit geval een pistool, semiautomatisch en van het kaliber 9 mm luger.
Mogelijke toedracht van het gebeurde aan de hand van de aangetroffen sporen en het bloedsporenbeeld:
De verdachte(n) kwamen vermoedelijk van de zuidelijke richting aanlopen. De verdachte zag dat de slachtoffers dicht of misschien zittend op de bank waren. Hij zou schoten hebben gelost op de slachtoffers. [slachtoffer 1] werd in de rug geraakt en bleef misschien immobiel. De schotrichting op [slachtoffer 1] is van achter naar voren, van links naar rechts en weinig omlaag. Op dat moment werd [slachtoffer 2] ook geraakt, doch rende dekkingzoekend in de noordelijke richting. In die steeg begon verdachte vermoedelijk hollend achter het slachtoffer [slachtoffer 2] te schieten. Bij de ingang van de steeg viel het slachtoffer [slachtoffer 2] en overleed ter plaatse. Verdachte zou zijn teruggekeerd en zou met een zeer scherp voorwerp de keel van het slachtoffer [slachtoffer 1] hebben doorgehaald. De plas bloed of bloedpoel patroon duidt erop dat het slachtoffer niet meer bewoog en overleed ter plaatse nadat zijn keel werd doorgehaald. Hierna begaf de verdachte zich hoogstwaarschijnlijk terug naar de zuidelijke zijde van de steeg en verliet zodoende de plaats delict. Er waren bloeddruppels op de grond die een indicatie hiervan gaven.
(...)
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 8 bij aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat", voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1], - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] werd op de dag van de dubbele moord in Otrobanda opgebeld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden. [verdachte] ging daar heen en trof hen aan. Hij vroeg of ze marihuana te koop hadden. Ze zeiden ja. [verdachte] heeft in het toilet van een Chinees restaurant plakband op zijn vingers geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten. Hierna ging hij naar de steeg waar [slachtoffer 2] en één van de tweeling waren en zei dat hij de marihuana nodig had. Hij deed alsof hij geld uit zijn broekzak pakte, trok een vuurwapen tevoorschijn en schoot gericht op één van de tweeling. [slachtoffer 2] rende naar de Breedestraat. Hij had [slachtoffer 2] op dat moment in zijn rug geschoten. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer 2] aan het einde van de steeg op de Breedestraat gewond neer viel. Eén van de tweeling lag gewond op de grond in de steeg, maar was nog steeds in leven. [verdachte] sleepte hem uit het zicht van de buurtbewoners. Hij had aan [verdachte] gevraagd: "Kiko mi a hasi bo, no ta ami a mata bo ruman" (vrije vertaling GHvJ: "Wat had ik jou aangedaan, ik ben niet degene die jouw broer heeft vermoord.") [verdachte] zei dat het hem niet interesseerde wie het had gedaan, maar dat hij medeplichtig was. Hierna sneed [verdachte] de hals van één van de tweeling door met een mes. Nadat [verdachte] de mannen vermoord had, ging hij naar de woning van zijn oom om het vuurwapen te verbergen. Hierna nam hij een bus en ging naar het weekendhuis van [betrokkene 2] waar ook de man [betrokkene 3] bleef. Toen hij bij het weekendhuis aankwam, had hij [betrokkene 4] gebeld om te vragen of hij bij hem kwam. Onderweg naar Banda Abou vroeg [betrokkene 4] of ik gehoord had dat [verdachte] de mannen had vermoord in het zicht van veel mensen.
6. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201206081300 (pagina 30 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat" met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1],- zakelijk weergegeven -:
Voordat wij op de dag van het schietincident in de Bajonetstraat [verdachte] ontmoetten, had [betrokkene 4] mij verteld dat [verdachte] de schutter was. Toen wij bij dat weekendhuis aankwamen zei [verdachte] tegen mij dat hij God wilde vragen hoeveel mensen hij nog meer moest vermoorden om zijn broer terug te krijgen.
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 juni 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 31 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat" met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1],- zakelijk weergegeven -:
[verdachte] had tegen mij gezegd dat men hem opbelde en hem op de hoogte had gesteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden ter hoogte van het voormalige Hardis in Otrobanda.
8. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 2011.04.11.09.30 (pagina 76 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 5], - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 was ik thuis. Ik hoorde schoten buiten. Toen ik het geschreeuw van iemand hoorde ging ik kijken. Ik zag een voor mij van aanzien bekende man. Opval Opvallend was dat zijn T-shirt helemaal besmeurd was met bloed. Deze man herkende ik als de broer van de man die enkele maanden terug werd vermoord.
(...)
11. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 5], respectievelijk hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201109290900 (pagina 153 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voorzover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 6] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik thuis. Ik zat samen met een vriend genaamd [betrokkene 7] buiten op het balkon (opm. GHvJ: porch, terras) van mijn woning. Wij hoorden verschillende knallen dan wel schoten. [betrokkene 7] stond op en ging bij het hek van mijn erf staan. Ik hoorde [betrokkene 7] [verdachte] roepen. Vervolgens ging ik ook samen met [betrokkene 7] bij het hek staan.
Ik zag de voor mij bekende man genaamd [verdachte] in de Bajonetstraat staan. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een van de tweelingbroers aan zijn hemd vasthield. De tweelingbroer lag op zijn rug in de Bajonetstraat. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een voorwerp uit zijn zak haalde. Met dit voorwerp zag ik dat [verdachte] de keel van genoemde tweelingbroer sneed. Ik ken [verdachte] al acht jaren.
(...)
14. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7], [verbalisant 5] en [verbalisant 8], respectievelijke hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201110131200 (pagina 163 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 7] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik bij een vriendin van mij genaamd [betrokkene 6]. Wij zaten samen buiten op het balkon van haar woning. Op een gegeven moment hoorde ik knallen dan wel schoten. Hierna stond ik op en ging bij het hek van het erf staan. Ik zag een voor mij bekende man het slachtoffer die op de grond lag aan een van zijn armen trekken. Op dat moment hoorde ik het slachtoffer tegen de man die hem aan zijn arm trok het volgende zeggen: "Nos no a mata bo ruman" (vrije vertaling GHvJ: "Wij hebben je broer niet vermoord.")
Het slachtoffer was een van de tweeling die altijd in Otrobanda rondliep. Nadat ik op het balkon was gaan zitten, zag ik de man die het slachtoffer aan zijn armen hield voorbij de woning van [betrokkene 6] lopen. Hij zei: "Wak pa bosnan no papia nada:" ("Zorg ervoor dat jullie niets zeggen"; vrije vertaling GHvJ). Ik ken hem al twee jaren."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"De verdachte is naar aanleiding van een telefoontje op 6 april 2011, waarin hem is verteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat zich ter hoogte van de voormalige Hardis in Otrobanda zouden bevinden, naar de Bajonetsteeg gegaan. De verdachte heeft de latere slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de steeg aangesproken of ze marihuana te koop hadden, is even weggegaan, en weer teruggekomen en heeft vervolgens gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde om marihuana te kopen. In plaats van geld heeft de verdachte een vuurwapen uit zijn broekzak gepakt en meerdere keren gericht gevuurd op één van de tweeling ([slachtoffer 1]). Vervolgens is de verdachte achter het slachtoffer [slachtoffer 2] aangegaan en heeft hij ook op hem geschoten. [slachtoffer 2] is zes keer door schoten geraakt. Daarna is de verdachte teruggelopen naar het slachtoffer [slachtoffer 1] en heeft hij hem aan zijn arm meegesleept. [slachtoffer 1], kennelijk nog bij bewustzijn, heeft toen tegen de verdachte gezegd: "Nos no a mata bo ruman". Vervolgens heeft de verdachte met een scherp voorwerp in de keel van [slachtoffer 1] gesneden. De verdachte is daarna weggelopen en heeft, geconfronteerd met het feit dat een getuige hem heeft gezien ([betrokkene 7]) nog gezegd: "Wak pa bosnan no papia nada". (vrije vertaling GHvJ: "Zorg ervoor dat jullie niets zeggen").
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In de gegeven omstandigheden, waarin de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, is naar het oordeel van het Hof sprake van voorbedachte raad. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat de besluitvorming van de verdachte en de uitvoering daarvan in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden. Het Hof acht aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld uit wraak op de dood van zijn broer, maar deze omstandigheid geldt niet als contra-indicatie, nu het motief van wraak heel goed kan leiden tot met voorbedachte raad uitgevoerde handelingen."
2.3.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad (vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156).
2.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof in dit verband onder meer vastgesteld dat de verdachte:
- naar aanleiding van een telefoontje naar de Bajonetsteeg is gegaan, alwaar zich [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden bevinden;
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of zij marihuana verkochten, waarna hij is weggegaan;
- plakband om zijn vingers heeft geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten;
- weer bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is teruggekomen en heeft gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde, maar in plaats daarvan een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald waarmee hij meermalen gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten;
- vervolgens achter [slachtoffer 2] is aangerend en [slachtoffer 2] met meerdere schoten heeft geraakt;
- vervolgens naar [slachtoffer 1] is teruggelopen, [slachtoffer 1] aan zijn arm heeft meegesleept, tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat deze medeplichtig was aan de moord op verdachtes broer, waarna de verdachte met een scherp voorwerp de keel van [slachtoffer 1] heeft doorgesneden.
Gelet hierop heeft het Hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 februari 2015.