Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2014 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 6 juni 2013 waren mijn ex-vrouw, [slachtoffer] , en ik na 19.00 uur naar mijn huis aan de
[a-straat 1] in [plaats] gegaan.
In de keuken/woonkamer kregen we ruzie. Voor ik het wist, waren we aan het worstelen. Ik heb de klauwhamer in mijn handen gehad. Het klopt dat ik haar ook heb geslagen met die hamer. Ik weet niet hoe vaak ik haar met die hamer heb geslagen. Ik heb haar meermalen in het gezicht geslagen en gestompt. Op enig moment heb ik [slachtoffer] bij de keel gegrepen. Zij schreeuwde " [betrokkene 1] ". Toen heb ik haar losgelaten.
Intussen was er allemaal bloed. Ik hoorde haar ademen en een beetje kuchen.
Ik heb haar vanuit de keuken naar de slaapkamer gesleept. Zij was bewusteloos. Het telefoongesprek van mij met mijn oom speelde zich af op het moment dat ik haar uit de keuken wilde slepen. Tegen mijn oom heb ik in dat gesprek gezegd dat [slachtoffer] buiten op straat bij een stoplicht uit de auto was gestapt. Ik heb dat gezegd, maar dat was niet waar. Het was een smoes. Na het telefoongesprek heb ik haar verder gesleept naar de slaapkamer.
Ik heb haar vastgebonden en tape op haar mond en neus geplakt. Ik heb haar polsen vastgebonden op haar rug, toen lag ze op haar buik. [slachtoffer] leefde toen nog. Ze zei niets meer, maar ik hoorde dat ze ademde. Ze kuchte nog. Zij lag op haar buik. Ik wilde niet dat ze wegging. Ik heb het touw van de Praxis gebruikt, dat lag in de keuken. De tape kwam uit de keukenla. Daarna heb ik het bloed weggeveegd. Ik heb me verkleed voordat ik wegging met de auto. Ik weet zeker dat ze nog leefde toen ik wegging, want ik zag haar hand nog bewegen. Ik heb m'n kleding pas in de wasmachine gedaan toen ik later op de avond terug kwam.
In de tussentijd heb ik rondgereden in mijn auto. Ik ben meerdere uren weggeweest. Op enig moment ben ik weer teruggekomen. Ik ben toen de slaapkamer waar zij lag niet binnengegaan. Ik ben niet bij haar gaan kijken of ze nog leefde. Ik ben tot de volgende ochtend op de bank in de woonkamer blijven zitten. Ik kwam erachter dat ze was overleden toen ik in de vroege ochtend van 7 juni 2013 ben gaan kijken. Ze bewoog niet meer.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer PL17D0-2013173200-4 (blz. 20 van het proces-verbaal met nummer 2013173200). Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als de op 7 juni 2013 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb gisteravond (donderdag 6 juni 2013) mijn ex-vrouw thuis vermoord (het hof begrijpt het woord "vermoord" aldus dat de verdachte heeft willen aangeven dat hij zijn ex-vrouw om het leven heeft gebracht en niet dat hij daarmee de ″voorbedachte rade″ heeft bekend), ze ligt dood in onze woning gelegen aan de [a-straat 1] in [plaats] . U zult daar mijn ex-vrouw dood vinden.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2013 van de politie Rotter-dam-Rijnmond met nummer PL17C0-201317320O-6 (blz. 39 van het proces-verbaal met nummer 2013173200). Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
als relaas - zakelijk weergegeven - van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 7 juni 2013 hoorden wij dat een man verklaard had dat hij zijn ex-vrouw had vermoord en dat deze vrouw op de [a-straat 1] te [plaats] zou zijn. Om 14:40 die dag hebben wij die woning betreden. Ik, verbalisant [verbalisant], zag onder de sprei voor het bed op de grond in de slaapkamer een grote, lichaamsgelijkende vorm liggen. Vervolgens heb ik de sprei weggetrokken. Wij, verbalisanten, zagen een vrouw vooroverliggend op de grond liggen. Wij zagen dat ze kleding aanhad. Wij zagen dat haar handen op haar rug met een wit touw waren vastgebonden. Op haar vingers zagen wij een op bloed gelijkende substantie. Ook zag ik, verbalisant [verbalisant], al lijkvlekken op haar handen. Ik voelde dat haar voet koud was.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2014 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2013-173200-9 (blz. 3-98 van het - na het ongenummerde relaasproces-verbaal opnieuw genummerde forensisch dossier in het proces-verbaal met nummer 2013173200). Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
afdrukken van de door verbalisanten gemaakte digitale foto- opnamen tijdens het in de woning van de verdachte uitgevoerde forensisch technisch sporenonderzoek en bevindingen van de betreffende verbalisanten:
Foto 64: Wij zagen dat het slachtoffer op haar buik op de vloer van de slaapkamer lag. Wij zagen dat beide polsen achterop de rug waren vastgebonden met touw. Tevens zagen wij dat er bloedvlekken rondom het hoofd van het slachtoffer op de vloerbedekking zichtbaar waren.
Foto 56: Wij zagen dat beide polsen van het slachtoffer waren omwikkeld met touw (waarna er tussen de beide handen in, op de rugzijde één of meerdere knopen in het touw waren gelegd).
Foto's 69 en 70: Opname van de hoofd van het slachtoffer. We zagen (nadat het lichaam was omgedraaid) dat er over de neus en mond van het slachtoffer grijs tape zat.
5. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag met zaak-nummer 2013.06.07.108, d.d. 24 januari 2014, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog. Dit rapport houdt onder meer in:
als relaas - zakelijk weergegeven - van deze deskundige:
Overledene
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1957
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
De overledene is dood aangetroffen aan de [a-straat 1] te [plaats] op 7 juni 2013.
Er werden aan het lichaam 6 typen letsels vastgesteld, passend bij 5 vormen van geweldsinwerking, (toevoeging hof: waaronder):
- Letsels sub A10, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld met in combinatie een kantig/hoekig component, zoals door meervoudig slaan met een stevig voorwerp met stompe als ook hoekige/kantige gebieden, zoals door een klauwhamer of soortgelijke structuur kan worden veroorzaakt.
Gezien het feit dat er geen belangrijke structuren waren beschadigd in relatie met deze letsels hebben ze geen directe bijdrage geleverd aan het intreden van de dood.
Wel wordt opgemerkt dat de letsels aan het hoofd bewustzijnsstoornissen tot gevolg kunnen hebben gehad waardoor de handelingsbekwaamheid van de persoon in negatieve zin kan zijn beïnvloed.
Letsels sub A13, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld met in combinatie een kantig/hoekig component zoals evenals de letsels sub A10, kunnen worden verklaard en kunnen goed passen, gezien de lokalisatie, bij afweerletsels tegen deze vorm van geweldsinwerking.
- Letsels sub A11 welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld op de hals, zoals door (samen)drukken (stranguleren, bijvoorbeeld verwurgen (manueel), ligeren, verhangen), botsen (zoals slaan (stompen) met of tegen de hals) of een combinatie van deze kan ontstaan. Gezien het feit dat er geen snoerspoor aan de hals/nek was, passen de bevindingen eerder bij (samen)drukken in de zin van verwurgen, botsen (zoals door slaan, stompen, al of niet met een voorwerp) of een combinatie van beide.
Hiermee kan het intreden van de dood goed worden verklaard door verstikking ten gevolge van doorgemaakt geweld op de hals.
- De letsels sub A12 en de door de radioloog genoemde mogelijke breuk in een aangezichtsbot (neusbeen: os nasale) en breuk van de oogkasbodem rechts met de daarbij beschreven vloeistofspiegels (mogelijk bloed) in de bijholten van het aangezicht (sub Al), waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld op het gelaat (met name de mond/neus) zoals door (af) drukken van de mond/neus, slaan, stompen kan worden opgeleverd.
Indien de mond-neusregio was afgeplakt ten tijde dat [slachtoffer] nog bij leven was, zouden deze letsels aan de neus/mond ook goed kunnen worden verklaard daardoor en eveneens hebben geleid tot een verstikkingsfactor.
Ook hiermee kan het intreden van de dood goed worden verklaard door verstikking ten gevolge van doorgemaakt geweld (belemmering van de luchtwegen).
- Letsel sub A14 was opgeleverd door inwerking van uitwendig mechanisch omsnoerend geweld, zoals door vastbinden/fixatie van de handen/onderarmen. Dit kan zowel bij leven, rondom als na het overlijden zijn gebeurd. Het vastgebonden zijn in leven waarbij het lichaam in buikligging is gepositioneerd en de armen/handen op de rug zijn gefixeerd, kan leiden tot houdingsbelemmering en functiebelemmering van de longen (traumatische/mechanische asfyxie) met nog een verstikkingsfactor erbij en daarmee dus wel een bijdrage aan het overlijden.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , oud 55 jaren, kan het intreden van de dood goed worden verklaard door verstikking als gevolg van doorgemaakt geweld op de hals, verstikking als gevolg van doorgemaakt geweld op de mond/neus, elk op zich dan wel in combinatie. Er is bij sectie en aanvullend lichtmicroscopisch onderzoek geen andere doodsoorzaak gebleken.
Volgens de toxicoloog kan beïnvloeding van het bewustzijn/gedrag ten tijde van het overlijden door de onderzochte stoffen niet worden geconcludeerd en op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologische onderzoek kan een bijdrage van ethanol (alcohol), vluchtige stoffen, brandversnellende middelen, drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen aan het overlijden van [slachtoffer] niet worden verklaard."