3.2.In rov. 2.1. tot en met 2.5. heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 wordt deze vaststelling bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
3.2.1.[geïntimeerde] en [appellante] zijn moeder en dochter. [geïntimeerde] is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd geweest met [persoon A] (hierna: de vader) tot aan zijn overlijden op 22 augustus 2014. Hun enige kind is [appellante] , geboren op 23 december 1972.
3.2.2.[appellante] en [geïntimeerde] zijn beiden deelgenoot in een gemeenschap bestaande uit een woning in [woonplaats] aan de [adres] , bij het kadaster bekend als [woonplaats] sectie L [perceelnummer] (hierna: de woning). [appellante] heeft in die gemeenschap een aandeel van 99/100 en [geïntimeerde] een aandeel van 1/100.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft de eigendom van de woning op 1 december 1994 verkregen met uitsluiting van de vader (productie 5 dagvaarding in eerste aanleg). Op 17 december 1996 heeft [appellante] , destijds studente, door schenking en levering door [geïntimeerde] een onverdeeld 1/4 aandeel in het eigendomsrecht van de woning verkregen (productie 7 dagvaarding in eerste aanleg). In de notariële akte van levering is in de aanhef opgenomen dat het onverdeelde aandeel wordt geschonken
“uit vrijgevigheid en om niet”.Artikel 7 van de notariële akte van levering luidt als volgt:
“Voorschreven schenking geschiedt onder de last, dat de begiftigde verplicht is aan de schenker en haar echtgenoot, indien schenker zulks mocht verlangen, het registergoed te huur aan te bieden tegen gebruikelijke voorwaarden en voor een gebruikelijke huurprijs, welke huurovereenkomst op verzoek van schenker alsdan wordt gesloten voor een periode
eindigende als schenker mocht verlangen, doch uiterlijk na overlijden van de langstlevende van de schenker en haar echtgenoot.
BEHEERSREGELING
De comparanten verklaarden nog krachtens het bepaalde in artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek te zijn overeengekomen, dat het volledig beheer van het registergoed blijft geschieden door de schenker, die eveneens zal zorgdragen voor verzekering van het registergoed ten behoeve van de gezamenlijke eigenaren.
Zolang het registergoed gezamenlijk eigendom is van schenker en begiftigde zal het gebruik van het registergoed toekomen aan de schenker, die daartegenover alle lasten betreffende het registergoed voor haar rekening zal nemen (…)”
Vervolgens heeft [appellante] op 20 februari 1997 nog eens door schenking en levering een onverdeeld 1/4 aandeel verkregen. Tot slot heeft [appellante] op 18 december 1998 nog het onverdeelde 49/100 aandeel verkregen in de woning. Ook hier is in artikel 7 van de notariële akte van levering (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg) een beheersregeling gelijk aan die in de eerste akte opgenomen. Daarnaast is in de laatste akte een voorkeursrecht van koop ten gunste van [geïntimeerde] opgenomen:
“Voorkeursrecht van koop
Indien de begiftigde (haar aandeel in) de geschonken onroerende zaak wenst te vervreemden is zij verplicht dit eerst bij voorkeur boven derden bij aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst of deurswaarders-exploit aan de schenker te koop aan te bieden. (…)”
3.2.4.[geïntimeerde] en de vader hebben vanaf 7 december 1995 in de gemeente Maaseik in België gewoond. Zij waren tot 6 januari 2006 in het bevolkingsregister als inwoner van die gemeente ingeschreven. De vader heeft in de periode van 9 november 2009 tot 22 augustus 2014 eveneens als inwoner van de gemeente Maaseik ingeschreven gestaan (productie 27 conclusie van antwoord in reconventie). [geïntimeerde] is na de verhuizing terug naar Nederland in Nederland in de woning blijven wonen.
3.2.5.[geïntimeerde] en de vader hebben op 3 juli 1997 samen een bankrekening bij de rechtsvoorganger van BGL BNP Paribas (Fortis Bank) te [vestigingsplaats] geopend, met [rekeningnummer] en [code 1] . Op 5 augustus 1998 heeft de vader afstand gedaan van hoedanigheid van rekeninghouder.
3.2.6.In mei 2005 heeft toenmalig [notaris] (hierna: [notaris] ) een schenkingsakte (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) opgesteld. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“1. [persoon A], wonende te [woonplaats] , [adres] , geboren te [geboorteplaats] op achtentwintig mei negentienhonderd negenendertig, gehuwd met [geïntimeerde] ;
2. [geïntimeerde], wonende te [woonplaats] , [adres] , geboren te [geboorteplaats] op vier maart negentienhonderd vierenveertig, [paspoortnummer] , afgegeven te Antwerpen op vier juli tweeduizend twee, op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [persoon A] ,
hierna samen te noemen: de schenkers;
3. [appellante], wonende te [woonplaats] , [adres] , geboren te [geboorteplaats] op drieëntwintig december negentienhonderd tweeënzeventig, [paspoortnummer] , afgegeven te Eindhoven op dertien juni tweeduizend twee, ongehuwd en niet geregistreerd ais partner in de zin
van het geregistreerd partnerschap,
hierna te noemen: de begiftigde,
verklaren de navolgende overeenkomst van schenking te zijn aangegaan.
De schenkers verklaren bij deze te schenken aan de begiftigde het tegoed op de rekening bij [handgeschreven:] BGL BNP PARIBAS
rekeningnummer [handgeschreven:] [code 1]
welke schenking de begiftigde verklaart onder nagemelde voorwaarden te aanvaarden.
Gemelde schenking is geschied onder de navolgende voorwaarden:
1. Ondergetekende sub 1 behoudt zich voor het vruchtgebruik van het betreffende tegoed op gemelde rekening. Gemeld vruchtgebruik eindigt op de datum dat de ondergetekende sub 1 genoemd de leeftijd van vijfenzeventig jaar mocht hebben bereikt of eerder overlijdt. (…)
3. Hetgeen de begiftigde krachtens gemelde schenking mocht ontvangen wordt onder bewind gesteld tot de datum waarop ondergetekende sub 2 de leeftijd van vijfenzeventig mocht hebben bereikt of zou hebben bereikt. Het bewind eindigt ook indien en zodra de beide schenkers mochten zijn overleden, indien deze datum eerder mocht zijn. Tot bewindvoerder wordt benoemd ondergetekende sub 2 en bij haar overlijden de ondergetekende sub 1, indien alsdan het bewind nog mocht voortduren. De vruchten van het onder bewind gestelde vermogen zullen eveneens onder het bewind vallen. (…)
4. De schenkers behouden zich het recht voor de schenking te allen tijde te kunnen herroepen, zolang de schenkers of een van hen nog in leven is/zijn.
Getekend te [woonplaats] in drievoud, de 2e januari 2006.”
[notaris] heeft op het document een tweetal kantrenvooien geplaatst, die inhouden dat het vruchtgebruik respectievelijk het bewind eindigen wanneer de vader respectievelijk [geïntimeerde] de leeftijd van 85 - in plaats van 75 - jaar hebben bereikt. Bij de kantrenvooien hebben [geïntimeerde] en de vader een paraaf geplaatst.
[appellante] , [geïntimeerde] en de vader hebben de schenkingsakte getekend.
3.2.7.[appellante] , [geïntimeerde] en de vader hebben voormelde schenking tijdens een bijeenkomst op 6 mei 2014 in bijzijn van een medewerker van de Luxemburgse bank in Eindhoven geëffectueerd. Het tegoed op voornoemd [bankrekeningnummer] is 14 mei 2014 op naam gezet van [appellante] als nieuwe rekeninghouder met een gewijzigde codenaam, te weten [code 2] . Aan [geïntimeerde] is een volmacht verleend (productie 35 conclusie van antwoord in reconventie).
3.2.8.BGL BNP Paribas heeft de tegoeden op de voornoemde bankrekening begin 2020 geblokkeerd.
3.2.9.Bij email van 20 maart 2020 heeft [notaris] in reactie daarop namens [geïntimeerde] de schenking van het tegoed in [vestigingsplaats] herroepen (productie 37 bij conclusie van antwoord in reconventie). In de email is dat als volgt verwoord:
“Zoals U weet hebben Uw ouders U in de loop der jaren zoveel geld geschonken, dat Uw moeder daardoor grotendeels financieel afhankelijk is geworden van de tegoeden in
[vestigingsplaats] .
Door Uw actie is Uw moeder verplicht om gebruik te maken van haar recht tot herroeping van de schenking.
Bij deze deel ik U derhalve namens Uw moeder mede, dat zij de schenking van de tegoeden te [vestigingsplaats] herroept, waardoor deze gelden van rechtswege weer haar eigendom zijn.”
3.2.10.In december 2020 is door [appellante] conservatoir deelgenotenbeslag gelegd op de woning (productie 23 dagvaarding in eerste aanleg).
3.2.11.De WOZ-waarde van de woning bedraagt per 1 januari 2022 € 929.000,00 (productie 8 memorie van grieven). De woning is hypotheekvrij.
De vorderingen van partijen en de beslissingen van de rechtbank
3.3.1.In de onderhavige procedure heeft [appellante] in conventie - samengevat - gevorderd om partijen te gelasten over te gaan tot verdeling van de woning en de gelaste verdeling als volgt vast te stellen:
- primair verdeling van de woning door het 1/100ste aandeel van [geïntimeerde] aan haar toe te delen onder vergoeding van de economische waarde met veroordeling van [geïntimeerde] om aan het effectueren hiervan mee te werken danwel het vonnis in de plaats van de benodigde koopovereenkomst/notariële akte van levering te stellen en met veroordeling tot ontruiming;
- subsidiair verdeling van de woning door het 99/100ste aandeel van [appellante] aan [geïntimeerde] toe te delen onder vergoeding van de economische waarde met veroordeling van [geïntimeerde] om aan het effectueren hiervan mee te werken danwel het vonnis in de plaats van de benodigde koopovereenkomst/notariële akte van levering te stellen;
- meer subsidiair [geïntimeerde] te veroordelen tot kort gezegd het meewerken aan verkoop en levering van de woning aan een derde en tot ontruiming op straffe van een dwangsom en onder bepaling dat de netto-verkoopopbrengst tussen partijen wordt verdeeld in de verhouding 99/100ste voor [appellante] en 1/100ste voor [geïntimeerde] ;
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het gelegde beslag;
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.3.2.Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellante] en [geïntimeerde] houden de gezamenlijk eigendom in de woning, zodat sprake is van een eenvoudige gemeenschap (artikel 3:166 BW). Deelgenoten kunnen niet gedwongen worden in een gemeenschap te blijven, die zij niet (meer) willen. [appellante] betoogt dat van haar in de gegeven omstandigheden niet blijvend gevergd kan worden dat het gebruik van een gezamenlijk eigendom in deze verhoudingen uitsluitend toekomt aan degene die het kleinste aandeel daarin bezit. Het confronteert haar voortdurend met de verstoorde verhouding met [geïntimeerde] , terwijl zij uit de gemeenschap zelf op dit moment geen enkel voordeel trekt en daarvan wel nadeel ondervindt. De feitelijke verdeling van lasten en baten is al jaren onjuist, onevenredig en onbillijk gelet op de werkelijke verhoudingen en het totale gebrek aan mogelijkheden van [appellante] met de woning. [appellante] stelt er dus belang bij te hebben dat het tot een verdeling van de gemeenschap van de woning komt, waardoor deze teniet gaat. Partijen hebben niet tot overeenstemming kunnen komen over de verdeling van de gemeenschap. Er is sprake van een volledige impasse. Om die reden ziet [appellante] zich genoodzaakt om een vordering tot verdeling ex artikel 3:185 lid 1 BW in te stellen, aldus steeds [appellante] .
3.3.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.4.[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in reconventie - samengevat - gevorderd om:
ter zake de verdeling:
- de verdeling uit te sluiten voor een periode van drie jaar;
ter zake de herroeping van de schenking:
- primair te verklaren voor recht dat de schenking van het tegoed bij BGL BNP Paribas te [vestigingsplaats] aldaar bekend onder het nummer [code 2] door haar en/of de vader aan [appellante] herroepen is en subsidiair deze schenking te vernietigen wegens dwaling;
- te verklaren voor recht dat de banktegoeden, effecten en/of andere waardepapieren, geregistreerd onder nummer [code 2] bij BGL BNP Paribas te [vestigingsplaats] , alle toebehoren aan [geïntimeerde] ;
- [appellante] te veroordelen opdracht en volmacht te geven aan de BGL BNP Paribas te [vestigingsplaats] om [geïntimeerde] als enige gerechtigde te administreren van alle banktegoeden, effecten en/of andere waardepapieren bekend onder nummer [code 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.3.5.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Ten aanzien van de verdeling van de gemeenschappelijke woning heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat partijen bij de aanvang van de gemeenschap zijn overeengekomen dat de gemeenschap zou blijven bestaan totdat [geïntimeerde] en de vader beiden zouden zijn overleden. De gemeenschap is slechts tot stand gekomen om [appellante] een belastingvoordeel te verschaffen: zij heeft voor haar aandeel niets betaald en niets prijsgegeven. Het is vervolgens in strijd met de redelijkheid en billijkheid om verdeling te vorderen in strijd met de gemaakte afspraken, terwijl deze vordering uitsluitend wordt ingesteld om de woning te gelde te kunnen maken, ongeacht of [geïntimeerde] daardoor op straat komt te staan op hoge leeftijd. Door een onmiddellijke verdeling zouden de belangen van [geïntimeerde] zwaarder worden getroffen dan de belangen van [appellante] , zodat er reden is om op grond van 3:178 lid 3 BW de verdeling voor een periode van drie jaar uit te sluiten. Ten aanzien van de tegoeden op de Luxemburgse bankrekening heeft [geïntimeerde] betoogd dat op de schenkingsovereenkomst Nederlands recht van toepassing is. Naar Nederlands recht is het mogelijk dat een schenking wordt herroepen, zoals ook uitdrukkelijk in de schenkingsovereenkomst is neergelegd. Nu de schenking is herroepen, komen de tegoeden weer aan haar toe, aldus [geïntimeerde] . Subsidiair beroept zij zich op dwaling, stellende dat zij nooit zou hebben ingestemd met de schenking als zij zou hebben geweten dat de vader zijn gehele vermogen al had overgeheveld naar [appellante] en haar partner. [appellante] had moeten weten dat dit gegeven voor [geïntimeerde] van wezenlijk belang was en had haar moeten informeren, aldus [geïntimeerde] .
3.3.6.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.7.In het vonnis van 8 december 2021 heeft de rechtbank ten aanzien van de verdeling van de woning kort gezegd overwogen dat in rechte is komen vast te staan dat het deelgenootschap is ontstaan met als doel om [appellante] , na overlijden van haar beide ouders, een belastingvoordeel te geven zonder dat [geïntimeerde] en de vader daarmee tijdens hun leven het gebruik, genot en beheer van hun woonruimte hoefden op te geven. De rechtbank heeft vervolgens geconstateerd dat verdeling van de woning in alle varianten van de vorderingen van [appellante] zeer nadelig voor [geïntimeerde] zou uitpakken, terwijl de schenkingen uitsluitend zijn gedaan met voornoemd doel. Gezien dit alles heeft [geïntimeerde] naar het oordeel van de rechtbank een zeer groot belang bij uitsluiting van de verdeling, welk belang aanmerkelijk groter is dan het - financiële en emotionele - belang van [appellante] bij verdeling. Indachtig de aard van de gemeenschap en het doel waarom partijen in een gemeenschap zijn geraakt in combinatie met voornoemde belangenafweging komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering tot verdeling voor de duur van drie jaren moet worden uitgesloten.
Ten aanzien van het tegoed op de bankrekening in [vestigingsplaats] heeft de rechtbank geoordeeld dat de schenkingsovereenkomst in mei 2014 in Eindhoven tot stand is gekomen, dat [geïntimeerde] rechthebbende was op het tegoed bij de bank zodat zij als rechthebbende moet worden beschouwd en dat zij als schenker de kenmerkende prestatie heeft verricht. Omdat zij ten tijde van de schenking haar gewone verblijfplaats had in Nederland, is op grond van artikel 4 lid 2 van Verordening nummer 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst Nederlands recht van toepassing. Naar Nederlands recht is het mogelijk om een schenking te herroepen en de rechtbank komt tot het oordeel dat [geïntimeerde] rechtsgeldig van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.
Op grond daarvan heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] in conventie afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie toegewezen. [appellante] is in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
De grieven in hoger beroep van [appellante] en de gewijzigde eis
3.4.1.[appellante] heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd. Zij heeft - kort samengevat -aangevoerd dat de rechtbank de feiten onvolledig heeft weergegeven (grief 1), dat de rechtbank tot een onjuiste constatering ten aanzien van het doel van het deelgenootschap is gekomen (grief 2) en op basis van een onjuiste belangenafweging tot het oordeel is gekomen dat de verdeling van de woning voor de duur van drie jaar moet worden uitgesloten (grieven 3 en 4). Met betrekking tot het tegoed in [vestigingsplaats] heeft [appellante] gesteld dat de rechtbank ten onrechte Nederlands recht van toepassing heeft verklaard (grief 5) en ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de schenking rechtsgeldig is herroepen (grief 6). Het vonnis is ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad verklaard (grief 7) en de proceskostenveroordeling is onjuist (grief 8). [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, tot terugbetaling van de door [appellante] betaalde proceskosten ad € 8.803,66 vermeerderd met de wettelijke rente daarover en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen in conventie zoals gewijzigd in hoger beroep en afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie. De vorderingen van [appellante] zijn in hoger beroep, verkort weergegeven, als volgt geformuleerd:
ten aanzien van de woning:
vordert [appellante] het hof partijen te gelasten over te gaan tot verdeling van de woning en de gelaste verdeling als volgt vast te stellen:
- primair verdeling van de woning door het 1/100ste aandeel van [geïntimeerde] aan haar toe te delen onder vergoeding van de economische waarde met veroordeling van [geïntimeerde] om aan het effectueren hiervan mee te werken danwel het vonnis in de plaats van de benodigde koopovereenkomst/notariële akte van levering te stellen en met veroordeling tot ontruiming;
- subsidiair verdeling van de woning door het 99/100ste aandeel van [appellante] aan [geïntimeerde] toe te delen onder vergoeding van de economische waarde met veroordeling van [geïntimeerde] om aan het effectueren hiervan mee te werken danwel het vonnis in de plaats van de benodigde koopovereenkomst/notariële akte van levering te stellen;
- meer subsidiair [geïntimeerde] te veroordelen tot kort gezegd het meewerken aan verkoop en levering van de woning aan een derde en tot ontruiming op straffe van een dwangsom en onder bepaling dat de netto-verkoopopbrengst tussen partijen wordt verdeeld in de verhouding 99/100ste voor [appellante] en 1/100ste voor [geïntimeerde] , en [geïntimeerde] te voordelen tot voldoening van alle lasten ter zake van de woning op grond van de beheersregeling uit eigen middelen, voor zover ontstaan vanaf 1 mei 2017 tot en met de datum dat zij de woning niet meer in onverdeeld eigendom heeft met [appellante] ;
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het gelegde beslag;
ten aanzien van de bankrekening en het tegoed:
- te verklaren voor recht dat de schenking van het tegoed bij BGL BNP Paribas te [vestigingsplaats] aldaar sinds 14 mei 2014 bekend onder [rekeningnummer] met [code 2] niet (rechtsgeldig) door [geïntimeerde] herroepen is;
- te verklaren voor recht dat de banktegoeden, effecten en/of andere waardepapieren,
geregistreerd sinds 14 mei 2014 onder [rekeningnummer] met [code 2] bij BGL
BNP Paribas te [vestigingsplaats] alle toebehoren aan [appellante] ;
- [geïntimeerde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te
wijzen arrest opdracht en volmacht te geven aan BGL BNP Paribas te [vestigingsplaats] en al datgene te doen wat nodig is om [appellante] als enige gerechtigde te administreren van alle banktegoeden, effecten en/of andere waardepapieren onder [rekeningnummer] met [code 2] of een door [appellante] nader te bepalen bankrekeningnummer, op verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling aan [appellante] van het totaalbedrag dat na
8 december 2021 aan het totaal saldo van € 605.605,31 van voornoemde banktegoeden, effecten en/of andere waardepapieren door [geïntimeerde] is onttrokken, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
ten aanzien van de proceskosten:
primair de proceskosten in beide instanties te compenseren, subsidiair [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, vermeerderd met rente en nakosten.
3.4.2.[geïntimeerde] heeft de grieven in hoger beroep bestreden en heeft geconcludeerd tot het bekrachtigen van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure.
3.4.3.[geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijzigingen ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.