GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/01339 tot en met 21/01341
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 september 2021, in het met de nummers BRE 20/7796 tot en met BRE 20/7798 geregistreerde geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) over de jaren 2014 en 2015 en de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Bij de navorderingsaanslagen is tevens bij beschikking een vergrijpboete opgelegd. Ook is bij de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze belastingaanslagen en beschikkingen. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de boetebeschikkingen voor de jaren 2014 en 2015 vernietigd en de overige bezwaren ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6. De zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 21/01336 tot en met 21/01338 betreffende de echtgenote van belanghebbende.
1.7. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2.1. Belanghebbende is in gemeenschap van goederen gehuwd met [A ] (hierna de echtgenote).
2.2. De echtgenote is in 2009 een eenmanszaak gestart. Vanaf 2013 is belanghebbende toegetreden tot de onderneming. Vanaf dat moment drijven belanghebbende en zijn echtgenote gezamenlijk een onderneming in firmaverband onder de naam “ [VOF] ” (hierna: de VOF). De VOF exploiteert een congrescentrum. Tot en met 2013 was belanghebbende daarnaast in dienst bij [B] . Deze dienstbetrekking is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst.
2.3. De afspraken met betrekking tot de VOF zijn met ingang van 1 januari 2013 opgenomen in een firmacontract. In dit contract is, onder meer, het volgende vermeld:
“ARTIKEL 8
1. Ten laste van het in het desbetreffende boekjaar behaalde resultaat wordt allereerst aan ieder van de vennoten uitgekeerd de rentevergoeding over zijn kapitaal, conform het bepaalde in artikel 4 lid 4. Is een vennoot aan de vennootschap een rentevergoeding verschuldigd, dan wordt deze ten laste van het winstdeel van de vennoot gebracht, danwel aan zijn aandeel in het verlies toegevoegd.
Daarna wordt ten laste van de winst aan de vennoten uitgekeerd een vergoeding voor de door hen voor de vennootschap verrichtte arbeid.
2. De winst, die na toepassing van het in lid 1 bepaalde resteert, wordt door de vennoten in onderling overleg vastgesteld. Indien de vennoten hieromtrent geen overeenstemming kunnen bereiken wordt de winst verdeeld conform het voorafgaande kalenderjaar.
Een eventueel geleden verlies zal door de vennoten overeenkomstig ieders aandeel in de winst worden gedragen.”
2.4. De vennoten hebben de werkzaamheden voor de VOF als volgt verdeeld: belanghebbende ondersteunt de bedrijfsvoering met verbouwen, opruimen, netwerken, inrichten van zalen, dekken en afruimen van tafels, afwassen, poetsen en onderhoud. Tevens verzorgt belanghebbende de administratie, facturatie, boekhouding en aangiften. De echtgenote houdt zich bezig met verdere conceptontwikkeling, website en marketing, klantcontacten, offertes, dagplanning, inkoop en catering.
2.5. Belanghebbende is verder samen met zijn echtgenote eigenaar van het (voormalig studenten-)pand [adres] in [woonplaats] (hierna het pand). In de periode 2014 tot en met 2017 was de heer [C] bewoner en huurder van het pand. Hij is als minderjarige alleenstaande asielzoeker naar Nederland gekomen en was in de betreffende jaren illegaal in Nederland. Belanghebbende en zijn echtgenote ondersteunden de heer [C] onder andere door hem van leefgeld te voorzien omdat de heer [C] op geen enkele andere wijze hulp kon krijgen en ook niet mocht werken gezien zijn verblijfsstatus. Dit betreft een betaling van € 50 per week die de heer [C] sinds februari 2008 ontving. Daarnaast hebben belanghebbende en zijn echtgenote de huurpenningen die de heer [C] voor de bewoning van het pand aan hen was verschuldigd, kwijtgescholden.
2.6. De heer [C] is in 1984 geboren in Sierra Leone en sinds 2001 in Nederland. De heer [C] verrichtte schoonmaakwerkzaamheden in het congrescentrum dat wordt geëxploiteerd door de VOF.
2.7. In 2013 is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de voor de jaren 2009 tot en met 2011 ingediende aangiften IB/PVV van de echtgenote en de aangiften omzetbelasting van de onderneming, destijds gedreven als eenmanszaak. Het aan de hand van het boekenonderzoek opgestelde rapport van 5 november 2013 is aan de echtgenote in afschrift verstrekt. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
De bedrijfskosten werden met de facturen afgestemd. Daarbij zijn géén bijzonderheden aangetroffen.”
2.8. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in de jaren 2014 tot en met 2016 gezamenlijk aangiften IB/PVV gedaan. Onder meer is in de aangiften voor de jaren 2015 en 2016 € 82 per jaar voor lidmaatschap van de "UnieNFTO" (hierna: de vakbond) als kosten van de VOF in aanmerking genomen. Tevens is voor het jaar 2014 € 1.250, voor het jaar 2015 € 2.300 en voor het jaar 2016 € 2.400 als kosten voor schoonmaak van de VOF in aanmerking genomen. Dit betreft de betaling van € 50 per week aan de heer [C] voor leefgeld (zie 2.5). Verder hebben belanghebbende en zijn echtgenote het in de aangiften aangegeven negatieve resultaat van de VOF als volgt verdeeld:
Jaar
Aangegeven VOF resultaat
Aandeel belanghebbende
Aandeel echtgenote
2014
- € 57.960
- € 77.960
€ 20.000
2015
- € 30.887
- € 50.887
€ 20.000
2016
- € 14.632
- € 14.632
€ 0
2.9. Daarnaast heeft belanghebbende in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2014, 2015 en 2016 ieder jaar € 5.500 opgegeven als kosten voor alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen. Dit bedrag ziet op de kwijtschelding van de huurpenningen die de heer [C] als bewoner van het pand verschuldigd is (zie 2.5).
2.10. De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 opgelegd in overeenstemming met de ingediende aangiften.
2.11. Vervolgens heeft bij belanghebbende, de echtgenote en de VOF in 2019 een boekenonderzoek plaatsgevonden naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV van belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016. Het aan de hand van het boekenonderzoek opgestelde rapport van 9 december 2019 is aan belanghebbende in afschrift verstrekt.
2.12. Aan belanghebbende zijn conform de resultaten van het boekenonderzoek de volgende (navorderings-)aanslagen IB/PVV opgelegd en beschikkingen gegeven:
Aanslagnummer eindigend op
Jaar
Belastbaar inkomen uit werk en woning
Te betalen IB/PVV
Boete
Belastingrente
H.47.01 en H.47.02
2014
€ 71.371
€ 27.925
€ 6.981
€ 5.048
H.57.01
2015
€ 42.752
€ 17.384
€ 4.346
€ 2.592
H.66.01
2016
€ 27.020
€ 7.030
n.v.t.
€ 705
Bij vaststelling van deze belastingaanslagen heeft de inspecteur onder meer het resultaat van voor de jaren 2014 tot en met 2016 van de VOF fiscaal gecorrigeerd. Tijdens het boekenonderzoek is geconcludeerd dat de kosten, zoals bedoeld in 2.8, voor de schoonmaak en vakbondscontributie ten onrechte in aftrek zijn gebracht en dat de resultaatverdeling, zoals in de aangiften 2014, 2015 en 2016 is toegepast, niet zakelijk is. Verder is naar aanleiding van het boekenonderzoek een correctie aangebracht voor de kosten voor het levensonderhoud van de heer [C] die in de aangiften zijn opgevoerd als kosten voor alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen (zie 2.9).
2.13. In bezwaar zijn de opgelegde vergrijpboetes vernietigd. De overige bezwaren heeft de inspecteur ongegrond verklaard.
3 Geschil en conclusies van partijen
3.1.Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur door middel van de (navorderings)aanslagen terecht het resultaat van de VOF gecorrigeerd voor de
kosten van het lidmaatschap van de vakbond en
kosten voor schoonmaak
en terecht de resultaatverdeling tussen de vennoten gecorrigeerd?
2. Heeft de inspecteur terecht de kosten voor het levensonderhoud van de heer [C] gecorrigeerd?
3. Beschikt de inspecteur over een nieuw feit voor navordering?
4. Heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden bij de correcties die betrekking hebben op de kosten voor schoonmaak en het levensonderhoud van de heer [C] ?
3.2.Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 en vermindering van de aanslag IB/PVV 2016. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, maar uitsluitend voor wat betreft de kosten voor schoonmaak.