5.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank met uitzondering van de beslissing over de navorderingsaanslag IB/PVV 2012, de bijhorende belastingrentebeschikking, de boetebeschikking zoals vermeld op de ‘Beschikking gewijzigde heffingsgrondslagen’ van 18 juli 2019, de met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2015 gegeven boetebeschikking, het griffierecht en de kostenvergoeding voor bezwaar en beroep;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 131 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 46;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van de schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 500.
- verklaart het hoger beroep dat betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de bijbehorende belastingrentebeschikking niet-ontvankelijk (hoger beroep met het nummer 20/00649);
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep dat betrekking heeft op de navorderingsaanslag ZVW 2012 en de bijbehorende belastingrentebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op navorderingsaanslag ZVW 2012 en de bijbehorende belastingrentebeschikking;
- vermindert de navorderingsaanslag ZVW 2012 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen ZVW van € 434;
- vermindert de met betrekking tot de navorderingsaanslagen ZVW 2012 gegeven belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- verklaart de hoger beroepen die betrekking heeft op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen gegrond (hoger beroepen met de nummers 20/00651 en 20/00652);
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen niet-ontvankelijk voor zover die betrekking hebben op de uitspraken op bezwaar die zien op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond voor zover die betrekking hebben op de voor bezwaar vatbare beschikking waarbij het verzoek tot ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen gedeeltelijk is afgewezen;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.630;
- vermindert de met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 gegeven belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 gegeven boetebeschikking;
- vermindert navorderingsaanslag ZVW 2013 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen ZVW van € 4.647;
- vermindert de met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 gegeven belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- verklaart de hoger beroepen die betrekking heeft op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen gegrond (hoger beroepen met de nummers 20/00653 en 20/00654);
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen niet-ontvankelijk voor zover die betrekking hebben op de uitspraken op bezwaar die zien op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond voor zover die betrekking hebben op de voor bezwaar vatbare beschikking waarbij het verzoek tot ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen gedeeltelijk is afgewezen;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.095;
- vermindert de met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 gegeven belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 gegeven boetebeschikking;
- vermindert de navorderingsaanslag ZVW 2014 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen ZVW van € 5.324;
- vermindert de met betrekking tot de navorderingsaanslag ZVW 2014 gegeven belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig;
- verklaart de hoger beroepen die betrekking heeft op de aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen gegrond (hoger beroepen met de nummers 20/00655 en 20/00656);
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond voor zover die betrekking hebben op de aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.469;
- vermindert de aanslag ZVW 2015 tot een berekend naar een bijdrage-inkomen ZVW van € 4.369; en
- vermindert de met betrekking tot de aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 gegeven belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig;
De uitspraak is gedaan door P. Fortuin, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van J.M.A. van Rooij-Beckers, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op 4 januari 202 aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De voorzitter,
J.M.A. van Rooij-Beckers P. Fortuin
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.