Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[appellant] ,wonende te [woonplaats 1] ,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[geïntimeerde 2] ,gevestigd te [woonplaats 1] , Verenigd Koninkrijk,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[geïntimeerde 4] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/364407/ HA ZA 19-649)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens akte vermindering van eis met producties;
- de memorie van antwoord met een productie;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2022, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarbij mr. Boddaert tevens een PowerPointpresentatie heeft gegeven waarvan de pagina’s zijn overgelegd;
- de stukken die partijen het hof voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben gezonden, te weten nadere producties 180 tot en met 187 en een productie overzicht namens [appellanten] en nadere producties 8 en 9 namens [geïntimeerden] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg gehouden op 1 oktober 2021, toegezonden namens mr. Boddaert voorafgaand aan de mondelinge behandeling conform verzoek daartoe van het hof.
3.De beoordeling
‘Dank voor uw e-mail. Graag informeer ik u meteen, dat op basis van het in eigendom hebben van een vastgoedobject, is het onmogelijk om in Nederland langer dan 3 maanden te verblijven. Het is mogelijk om uit te zoeken in welk Schengenland in Europa is het makkelijk of makkelijker dan in Nederland om een verblijfsvergunning te verkrijgen waarmee u naar Nederland zou kunnen reizen, maar deze weg is ingewikkeld, moeilijk en duur. Eerlijk gezegd in uw geval is het vooral studie of werk :)), andere wegen zijn er niet helaas.
- ten aanzien van [geïntimeerden] gezamenlijk hebben [appellanten] hen verweten deel uit te maken van een groep in de zin van art. 6:166 BW door laakbaar en onzorgvuldig ten opzichte van hen te handelen.
‘studie of werk, andere wegen zijn er niet helaas’. [appellanten] voeren geen andere feiten en omstandigheden aan waaruit volgt dat [geïntimeerde 1] hen heeft geadviseerd dat zij alleen met een dienstverband voor onbepaalde tijd in aanmerking kwamen voor een verblijfsvergunning. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat aan [geïntimeerde 1] c.q. [bedrijf 1] de opdracht was verstrekt om aan [appellanten] een uitgebreid (juridisch) advies te verstrekken omtrent hun voorgenomen immigratie naar Nederland hebben [appellanten] niet aangevoerd, terwijl dat wel op hun weg had geleden. De verwijzing naar de e-mail van 29 september 2009 van [geïntimeerde 1] volstaat in elk geval niet nu de tekst van die e-mail daarvoor geen, althans onvoldoende aanwijzingen bevat. Ook anderszins is het hof niet gebleken van een dergelijke (omvangrijke) opdracht, zodat het hof aan dat verwijt voorbijgaat, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [geïntimeerden]
“Het kan kloppen dat het in totaal zo’n 750.000,00 euro inclusief rente was.”. Het hof gaat hieraan voorbij, aangezien in dezelfde getuigenverklaring staat vermeld:
“Toen wist ik dit niet en nog steeds weet ik niet met welk geld er geïnvesteerd is in [geïntimeerde 2] .”[geïntimeerden] betwisten dat [geïntimeerde 1] indertijd bekend was met de door [appellanten] verstrekte leningen en ook dat de aan [geïntimeerde 2] ter beschikking gestelde gelden afkomstig waren van [appellanten] [geïntimeerden] wijzen er daarbij op dat de gelden via OSD en [bedrijf 2] in [geïntimeerde 2] zijn geïnvesteerd, waardoor [geïntimeerde 1] niets kon vermoeden en ook geen vergaande onderzoeksplicht had. Hetgeen [appellanten] daartegen naar voren brengen overtuigt niet. Met name kan niet worden aangenomen dat [geïntimeerde 1] een zodanig inzicht had in de administratie van de aan [persoon A] gelieerde rechtspersonen dat hij daardoor wetenschap had of behoorde te hebben van de niet terugbetaalde geldleningen en niet teruggegeven obligatieportefeuille. Dit blijkt ook niet uit de opinies van de door [appellanten] ingeschakelde partijdeskundige [partijdeskundige] . Het hof gaat daardoor bij de beoordeling ervan uit dat [geïntimeerde 1] geen wetenschap hiervan had of behoorde te hebben.
1. degene die de schade rechtstreeks toebracht een onrechtmatige daad heeft begaan.
2. de kans op het aldus toebrengen van schade moet zodanig zijn geweest, dat zij de tot de groep behorende personen hadden behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband. Dit impliceert dat alleen hij aansprakelijk kan zijn, die wist of behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar schiep voor schade als die in concreto is toegebracht.
3. de tot de groep behorende persoon schuld treft (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
€ 5.610,00 aan griffierecht en € 9.702,00 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x € 4.851,00).
4.De uitspraak
€ 9.702,00 aan salaris advocaat;