Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“Pas als de boedel volledig op peil is kan financieel afgewikkeld worden.”De boedel is op peil omdat [appellante] inzake alimentatie alles heeft afgedragen wat zij heeft ontvangen en kon afdragen.
Dergelijke beslissingen hebben hun eigen - beperkte - toetsingsmogelijkheden. Artikel 315 lid 1 Fw bepaalt dat van alle beschikkingen van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank openstaat. Artikel 315 lid 2 Fw geeft een groot aantal uitzonderingen op deze regel. Zo kan onder meer geen hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris overeenkomstig artikel 295 lid 3 Fw (de verhoging van het buiten de boedel te laten bedrag als onderdeel van het vrij te laten bedrag).
De rechter-commissaris is echter wel bevoegd - zo nodig - eerdere beslissingen in het kader van artikel 295 Fw, al dan niet expliciet genomen, te herzien (vgl. HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1670). Of voor herziening aanleiding bestaat, is aan de rechter-commissaris om te bezien en beoordelen, met vervolgens dan wel hoger beroep (met een korte beroepstermijn) bij de rechtbank op de voet van artikel 315 lid 1 FW als enig rechtsmiddel, dit gezien het gesloten systeem van rechtsmiddelen in het kader van de schuldsaneringsregeling als blijkend uit artikel 360 Fw.
Tenslotte geldt dat gezien deze gang van zaken en de omvang van de boedelachterstand geen sprake is van een tekortkoming die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing moet blijven (artikel 354 lid 2 Fw).