ECLI:NL:GHSHE:2022:1543

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
20-000329-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring moord met verwerping beroep op noodweer en oplegging jeugddetentie en PIJ-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2003, is beschuldigd van de moord op een 15-jarig meisje, met wie hij een relatie had die kort daarvoor was beëindigd. De verdachte heeft op 19 augustus 2019 het slachtoffer met meerdere messteken om het leven gebracht in haar woning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, ondanks zijn beroep op noodweer. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar het hof oordeelde dat er voldoende tijd was voor beraad. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Het hof heeft de impact van de daad op de ouders van het slachtoffer benadrukt en de noodzaak van een klinische behandeling voor de verdachte onderstreept. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000329-21
Uitspraak : 18 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-201077-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
wonende te [adres verdachte] ,
thans verblijvende in Rijksinrichting v. Jongens Den Hey-Acker te Breda.
Hoger beroep
Van de zijde van verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en verdachte wegens doodslag zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en aan hem een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal opleggen.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde moord, omdat van voorbedachte raad geen sprake is;
  • gesteld zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag te refereren aan het oordeel van het hof;
  • bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging wegens primair noodweer, subsidiair noodweerexces;
  • een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat de opgelegde jeugddetentie voor de duur van twee jaar wettelijk gezien niet mogelijk is en dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd;
  • zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
 primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard gelet op het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging;
 subsidiair op het standpunt gesteld dat de post “toekomstige schade” in beide verzoeken niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en dat het eventueel toe te wijzen bedrag met betrekking tot de shockschade dan wel de subsidiaire grondslag van de “aantasting in de persoon op andere wijze” dient te worden gematigd tot € 15.000,-;
 gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de gevorderde kosten van: a. lijkbezorging, b. medische kosten, parkeer- en reiskosten ten behoeve van de behandeling bij de psycholoog en de EMDR-behandeling, c. affectieschade;
 verzocht om bij de eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie te bepalen of op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen) in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer] te steken en/of te snijden, (mede) ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2019 te Breda opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met meer messen in het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer] te steken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van de doorgenummerde dossiers van de politie.
Met het hierna als A aangeduide dossier wordt bedoeld het eindproces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant, [districtsrecherche] , [onderzoek] , proces-verbaalnummer 2019197480 / B3R019079, gesloten d.d. 13 januari 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 1568).
Met het hierna als B aangeduide dossier wordt bedoeld proces-verbaal forensisch onderzoek van de politie Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, [onderzoek] , dossiernummer 2019197480, gesloten d.d. 27 mei 2020 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 502).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019 dossier A (pg. 44-46), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Vandaag 19 augustus 2019 (…) ben ik samen met collega [verbalisant 2] ter plaatse gegaan naar de opgegeven locatie zijnde [adres slachtoffer] . (…) Wij waren daar omstreeks 14.25 uur ter plaatse. (…)
Ik zag dat in de keuken een persoon op de grond lag met een jas over het bovenlichaam. Deze jas bedekte ook het hoofd van de persoon. De medewerker van de ambulancedienst is de keuken ingestapt en heeft de jas van het hoofd gehaald om na te gaan of de persoon nog leefde. Toen de jas van het hoofd was gehaald zag ik dat deze persoon een vrouw betrof. Ik zag dat deze vrouw op haar buik lag met haar hoofd in de richting van de tuin. Ik zag dat rond het hoofd van de vrouw veel bloed lag.
(…)
Ik heb vervolgens met de medewerker van de ambulancedienst de vrouw op haar rug gelegd. De medewerker van de ambulancedienst gaf aan dat de vrouw nog warm was en jong. Hij gaf aan dat we moesten gaan reanimeren. (…) Ik ben vervolgens gaan reanimeren en heb collega [verbalisant 2] verzocht de voordeur van de woning open te doen. Op dat moment was er assistentie ter plaatse gekomen van collega's en ambulance personeel. (…) Ik ben vervolgens doorgegaan met reanimeren van het slachtoffer. Ik zag dat tijdens het reanimeren bloed uit de wonden kwam. Ik zag dat het slachtoffer vele steekwonden had in haar borst en een snijwond aan de linker zijde van haar hals. (…)
Ik hoorde van collega's dat het mes waarmee gestoken zou zijn nog in de woning moest liggen. Dit mes zou een mes zijn waarvan het handvat was voorzien van tape. Dit mes zou in de gootsteen liggen in de keuken. Ik heb vervolgens collega [verbalisant 3] verzocht het mes veilig te stellen. Omstreeks 15.02 kreeg ik te horen dat het meisje was overleden.

2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019 dossier A (pg. 50-51), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op maandag 19-08-2019 was ik verbalisant [verbalisant 2] samen met collega [verbalisant 1] belast met een dienst incident afhandeling. Omstreeks 14.20 uur werden wij naar [adres slachtoffer] gestuurd. Aanrijdend naar de melding hoorde ik dat er in de woning een levenloos lichaam lag. (…) Hierna stapte ik naar binnen met collega [verbalisant 1] en de ambulance medewerker achter mij de woning in. Ik zag een vrouwelijk persoon op haar buik op de grond liggen met een plas bloed naast haar hoofd. Ik zag dat er naast haar rechter been een keukenmes lag met een zwart handvat. Ik zag dat er op het aanrecht ook een mes lag met een zelfde soort zwart handvat. (…)
Ik hoorde collega's via de portofoon zeggen dat de verdachte verklaarde dat hij een mes had gebruikt dat voorzien was van duct tape. Ik hoorde een collega zeggen dat hij het mes in de wasbak in de keuken zag liggen. (…) Ik vroeg aan collega [verbalisant 3] of hij iets kon pakken om de messen in te doen. Ik kreeg van collega [verbalisant 3] een koker. Ik zette de koker tegen het mes en schoof het mes de koker in zonder deze aan te raken en sloot de koker en overhandigde deze aan collega [verbalisant 3] . Ik zag dat er tape op het handvat van het mes zat. Het mes dat ik eerder op het aanrecht zag liggen en opzij had geschoven deed ik ook in een koker zonder het mes aan te raken. Ik zag dat het mes gebogen was en dat er een rode substantie op zat gelijkend op bloed.

3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019 dossier A (pg. 52-54), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :

Op maandag 19 augustus 2019 omstreeks 14:15 uur hoorde ik het OC een melding uitgeven aan een voor mij onbekende eenheid. Ik hoorde dat er op de Slingerweg te Breda een man zou lopen met wat verwondingen aan zijn hand. Deze verwondingen zouden mogelijk door een mes zijn ontstaan bij een woning aan [adres slachtoffer] (…) Ik ben hierop met enige spoed gaan rijden naar de Slingerweg te Breda. (…) Vervolgens sloeg ik linksaf de Slingerweg op. Op ongeveer 200 meter na dit kruisingsvlak zag ik aan mijn rechterzijde een jonge man zitten op een betonnen blok. Ik reed langs de jongen en zag dat hij een lichtgrijze spijkerbroek en zwarte jas droeg. Ik zag dat hij een donkerkleurige telefoon in zijn linkerhand en aan zijn linkeroor had. Ik zag op zijn lichtgrijze spijkerbroek grote rode vlekken zitten. Ik zag dat de voorzijde van zijn broek over de gehele lengte van de broek onder de grote roodkleurige vlekken zat. Ik zag dat de linkerhand van de verdachte donkerrode tot donkerbruine vlekken had. Ik herkende de vlekken als zijnde bloedvlekken.
Ik parkeerde hierop het dienstvoertuig op ongeveer 10 meter na de zitplaats van de jonge man. Ik stapte uit, wees met mijn linkerhand in de richting van de jongen en sprak hem met luide stem aan. Ik roep naar hem: "Politie, jij bent aangehouden! Laat je handen zien. Armen spreiden en op je knieën gaan zitten! Laat je telefoon vallen!". Ik zag dat de jonge man hier direct aan voldeed. (…) Ik bracht zijn linkerhand bij zijn rechterhand en boeide hem verder af. Ik zag hierop duidelijk bloedvlekken op zijn beide handen. Ik zei hierop tegen hem dat hij was aangehouden voor moord, dan wel doodslag, dan wel een poging daar toe. Ik zei hierop tegen hem dat hij niet tot antwoorden verplicht was en dat hij recht had op een advocaat. Ik zei tegen hem dat dit inhield dat hij geen antwoord hoeft te geven op vragen die hem gesteld werden. Ik hoorde hem zeggen dat hij dit begreep. Ik vroeg hem hierop of de vlekken op zijn broek iets te maken hadden met een incident wat zich in een woning ergens in Breda had afgespeeld. Ik hoorde hem hierop zeggen: "Ja.", en ik zag dat hij knikte. (…) Op enig moment zag ik dat collega [verbalisant 5] een identiteitskaart van de verdachte vast had. Ik pakte deze over en zag dat de verdachte bleek te zijn: [verdachte] , [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Ik hoorde via mijn portofoon dat collega's welke ter plaatse waren aan [adres slachtoffer] , vroegen of wij wisten waar het mes was dat de verdachte gebruikt zou hebben. Ik hoorde collega [verbalisant 5] aan de verdachte vragen waar het mes was. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat er een mes met een geduct-taped handvat in de gootsteen van de keuken lag. Ik hoorde collega's op [adres slachtoffer] zeggen dat er een mes in de keuken lag waarvan het handvat ingetaped was met duct-tape.
Hierop heb ik de [verdachte] overgebracht naar het dienstvoertuig en liet hem hierin plaatsnemen. Mijn collega's en ik hebben vervolgens [verdachte] overgebracht naar de Mijkenbroek. (…) Omstreeks 14:48 uur kwamen wij ter plaatse aan de Mijkenbroek 31 te Breda alwaar het cellencomplex is gevestigd. Ik opende de deur van het dienstvoertuig bij de verdachte en vroeg hem of hij gewond was. Ik hoorde hem zeggen: "Ja wat kleine sneetjes in mijn hand maar niks bijzonders." Ik keek hierop naar de bebloede broek die hij droeg en vroeg aan hem: "Dus dat bloed op jouw broek is niet van jouw handen?" Ik zag dat hij mij aankeek en ik hoorde hem zeggen: "Nee. Dat is niet van mijn handen."

4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019 dossier A (pg. 59-60), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 5] :

Op maandag 19 augustus 2019, omstreeks 14.10 uur, ontvingen wij de melding dat er iemand naar het operationeel centrum had gebeld. (…) Wij reden vervolgens verder op de Slingerweg en zagen dat er collega's van de politie bij een jongen stonden. Ik zag dat er zich op de linker broekspijp van de jongen, die op dat moment bij de politie stond, rode vlekken bevonden. Ik herkende deze vlekken als bloed. Ook zag ik dat er zich een rode substantie op de handen van de verdachte bevond. Ook deze substantie herkende ik als bloed. Ik hoorde dat collega [verbalisant 4] zei dat hij de verdachte had aangehouden. Ik liep vervolgens met collega [verbalisant 4] mee om de verdachte te fouilleren. Tijdens de fouillering van de verdachte trof ik in de rechter broekzak een portemonnee aan. Ik opende de portemonnee en zag dat er zich een identiteitskaart in zijn portemonnee bevond. Ik zag dat de verdachte, [verdachte] , [geboortedatum] betrof.
Omdat ik wist dat er sprake was van een steekpartij wilde ik weten waar de verdachte het mogelijke mes had gelaten om eventueel een plaats delict in de omgeving van de verdachte te kunnen maken. Ik vroeg aan de collega's die op dat moment ter plaatse waren of de cautie en de salduz al mede waren gedeeld aan de verdachte. Ik hoorde dat deze mede waren gedeeld. Dit werd hierna nogmaals bevestigd door collega [verbalisant 4] . Vervolgens zei ik tegen de verdachte dat zijn broek onder het bloed zat. Ik hoorde dat de verdachte hierop antwoordde: "Ja dat komt omdat ik haar gestoken heb."
(…)
Vervolgens vroeg ik aan de verdachte hoe het mes eruit zag waarmee hij haar zou hebben gestoken. Ik hoorde dat de verdachte zei dat dit een keukenmes was en dat er zich tape op het handvat van het mes bevond.

5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2019 dossier A (pg. 91), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 6] :

Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] zijn in [onderzoek] , waarbij [slachtoffer] om het leven is gebracht, de familierechercheurs. De tactisch coördinator van het onderzoeksteam had aan ons verbalisanten gevraagd of wij de identificatie van het lichaam konden doen.
Op donderdagavond 22 augustus 2019, omstreeks 17.30 uur, werd het lichaam van [slachtoffer] vrijgegeven. [slachtoffer] werd diezelfde avond nog naar het uitvaartcentrum ‘Zuylen’ te Breda gebracht. In overleg met de familie van [slachtoffer] en de [uitvaartverzorgster] hadden wij besloten om de confrontatie en de identificatie te verplaatsen naar de volgende ochtend, vrijdag 23 augustus 2019, om 10.00 uur.
Op vrijdag 23 augustus 2019, om 10.00 uur zagen de ouders van [slachtoffer] , [moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer] , [slachtoffer] weer voor het eerst. Ze hadden [slachtoffer] namelijk nadat ze om het leven was gebracht niet meer mogen en kunnen zien. Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , waren bij het eerste weerzien aanwezig. Door de emoties en de reacties die beide ouders uitten, hebben wij niet specifiek gevraagd of dat het meisje dat lag opgebaard, hun dochter [slachtoffer] was. Voor ons waren de emoties en de reacties voldoende voor de identificatie.

6.Het radiologisch onderzoek verricht door prof. dr. [radioloog] van het Maastricht UMC forensische radiologie dossier B (pg. 159-171):

Datum onderzoek: 20-8-2019
Naam slachtoffer: [slachtoffer]
Geboortedatum slachtoffer: [geboortedatum slachtoffer]
Op 20-8-2019 werd volgens protocol postmortaal een CT total body en MRI thorax/abdomen gemaakt in het MUMC van het lichaam van een volwassen vrouw.
(pg. 162)
Hoofd en hals
Er zijn zes huiddefecten in de hals (foto 1 t/m 5):
• Een huiddefect (B) links in de hals, voetwaarts van het oor
• Een huiddefect (C) links in de hals, voetwaarts van de onderkaak, met lucht in de onderhuidse weke delen
• Een huiddefect (D) links in de hals, voetwaarts van huiddefect C
• Een huiddefect (E) laag aan de voorzijde van de hals, links van de middenlijn
• Een huiddefect (F) laag aan de linkerzijde in de nek
• Een huiddefect (G) in de nek, rechts van de middenlijn
(pg. 163)
Thorax
Er zijn radiologisch 24 huiddefecten op de borstkas. Alle huiddefecten bevinden zich aan de voorzijde van de borstkas (foto 7, 10 en 11):
• Een huiddefect (J) rechts van de middenlijn ter plaatse van de drain
• Een huiddefect (L) voetwaarts en rechts gelegen ten opzichte van J
• Een huiddefect (N) voetwaarts en rechts gelegen ten opzichte van L
• Een huiddefect (K) rechts van de middenlijn en voetwaarts van J
• Een huiddefect (M) juist rechts naast de middenlijn en voetwaarts van K
• Een huiddefect (O) onder de rechterborst
• Zestien huiddefecten (allen H) bevinden zich vanaf de onderzijde van het linkersleutelbeen tot de linkerborst
• Een huiddefect (I) aan de linkerzijde ter hoogte van de linkeroksel
• Een huiddefect (P) aan de linkerzijde ter hoogte van het ribkraakbeen van de 7de rib
(pg. 168)
Door de hals, de borstkas, de buik en de linkerarm zijn dertien trajecten te vervolgen.
(pg. 171)
Er is sprake van meerdere penetrerende geweldsinwerkingen van de hals, de romp en de linker arm. In het verloop van de deze trajecten zijn er letsels van beide longen en zeer waarschijnlijk van de halsbloedvaten en het hart. De dood is zondermeer te verklaren door verwikkelingen van de letsels in de borst en de hals door bloedverlies, functieverlies van de longen en het hart en ademhalingsproblemen door bloedinademing en letsels van het strottenhoofd.

7.Het rapport pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 5 november 2019, nummer 2019.08.20.183, opgemaakt door de [NFI-deskundige] (arts en patholoog) dossier B (pg. 181-188), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:

Overledene: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] .
(pg. 184)
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , is het navolgende gebleken:
A. Uitwendig en inwendig
6. Er was een geringe tot matige hoeveelheid lijkvlekken. Er waren bleke slijmvliezen en (iets) bleke en bloedlege organen.
7. Er waren aan de hals, de nek, de romp en de linkerarm in totaal circa 35 steekletsels (letsels B t/m U, waarbij de letter H circa 16 letsels beschrijft). Alle letsels gingen gepaard met begeleidende bloeduitstortingen.
8. In relatie met circa 12 steekletsels waren belangrijke structuren of organen
geraakt. Er was onder andere sprake van:
a. perforaties van de linker- en rechterborstholte (bij J t/m M en circa 5 letsels genoemd onder H);
b. perforaties van beide longen (bij J t/m M en circa 5 letsels genoemd onder H);
c. perforatie van het hart (bij één van de letsels beschreven onder H);
d. perforaties van beide halsslagaders (bij C);
e. perforaties van de lever (bij O en P).
(pg. 185)
Interpretatie van resultaten
Er werden aan de hals, de nek, de romp en de linkerarm in totaal circa 35 steekletsels vastgesteld (sub A7). Deze letsels zijn bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door 1 of meerdere messen.
In relatie met circa 12 van deze steekletsels waren onder andere beide borstholten, beide longen, het hart, beide halsslagaders en de lever geperforeerd (sub A8). Perforatie van de borstholten en de longen gaat doorgaans gepaard met long- en ademhalingsfunctiestoornissen. Perforatie van grote bloedvaten, het hart en de lever
heeft - gezien de bevindingen sub A6 - geleid tot ernstig bloedverlies.
Het intreden van de dood wordt verklaard door algehele weefselschade als gevolg
van ademhalings- en longfunctiestoornissen en substantieel bloedverlies.
(pg. 186)
Conclusie
Bij [slachtoffer] , 15 jaren oud geworden, wordt het overlijden verklaard door de verwikkelingen van circa 12 steekletsels aan de hals en romp. De overige circa 23 steekletsels hebben geen (substantiële) rol gespeeld bij het intreden van de dood.

8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres slachtoffer] ) dossier B d.d. 13 februari 2020 (pg. 80-86), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :

Op 20 augustus 2019, kwamen wij, naar aanleiding van een doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres slachtoffer] .
Sporendragers:
SIN: AALJ2444NL
Object: Mes
Bijzonderheden: Uit keukenlade 20/08/19 13:59

9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning dag 1 ( [adres slachtoffer] ) dossier B d.d. 11 april 2020 (pg. 24-35), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 11] , [verbalisant 12] , [verbalisant 13] en [verbalisant 8] :

Op maandag 19 augustus 2019, omstreeks 14:10 uur, werd melding gedaan dat in de woning
[adres slachtoffer] een geweldsincident had plaatsgevonden. (…) In de woonkamer zagen wij op een stoel van de zithoek een papieren zak staan. Deze papieren zak herkenden wij als zijnde een papieren zak van de politie, die gebruikt wordt om sporendragers in te verpakken. Wij zagen dat er in de zak twee messenkokers met daarin een mes lagen. Eén messenkoker bevatte een keukenmes waarvan het lemmet kleine kartels had en waarvan het handvat omwikkeld was met crèmekleurige tape. Wij zagen dat er bloed op zowel het handvat als het lemmet van het mes zat. Het mes werd opnieuw veiliggesteld in een messenkoker (SIN: AAMJ3770NL). De andere messenkoker bevatte een keukenmes met een zwart handvat. Wij zagen dat er bloed op zowel het handvat als het lemmet van het mes zat. Het mes werd opnieuw veiliggesteld in een messenkoker (SIN:AAMJ3776NL).
10.
Het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop in Breda op 19 augustus 2019 van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 10 januari 2020, nummer 2019.08.20.183, opgemaakt door de [NFI-deskundige 2] dossier B (pg. 289-301), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Mes AAMJ3770NL
Het onderzoeksmateriaal betreft een mes. Om het heft is tape gewikkeld. Het mes is met
het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn verspreid over het heft
meerdere bloedsporen aangetroffen. De rugzijde van het buitenste deel van de tape, welke
zichtbaar is op het heft van het mes, is bemonsterd. Hierbij is geprobeerd het aanwezige
bloed zoveel mogelijk te vermijden. De bemonstering is als AAMJ3770NL#01 veiliggesteld
voor een DNA-onderzoek. Op de snijrand is mogelijk weefsel aangetroffen. Dit mogelijke
weefsel is bemonsterd en als AAMJ3770NL#02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Drie bloedsporen op het mes zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AAMJ3770NL#03 tot en met #05 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Bemonsteringen AAMJ3770NL#01 tot en met #05 zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In alle bemonsteringen is bloed aangetroffen.
Mes AAMJ3776NL
Het mes is met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn
verspreid over het mes meerdere bloedsporen waargenomen. Zes bloedsporen op het mes zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn veiliggesteld als AAMJ3776NL#03 tot en met #08 voor een DNA-onderzoek. Bemonsteringen AAMJ3776NL#01 tot en met #08 zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In alle bemonsteringen is bloed aangetroffen.
Mes AALJ2444NLHet mes is met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn zowel op het lemmet als op het heft meerdere bloedsporen waargenomen. Op de snijrand is mogelijk weefsel aangetroffen. Dit mogelijke weefsel is bemonsterd en als AALJ2444Nl#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Vier bloedsporen op het mes zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AAU2444NL#03 tot en met #06 veiliggesteld voor een DNA- onderzoek. Het heft van het mes is bemonsterd. Hierbij is geprobeerd het aanwezige bloed zoveel mogelijk te vermijden. De bemonstering is als AALJ2444NL#02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Bemonsteringen AALJ2444NL#01 tot en met #06 zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In alle bemonsteringen is bloed aangetroffen.
Mes AAMJ3770NLAAMJ3770NL#01 bemonstering (met bloed) van de rugzijde van tape om het heft van het
lemmet
AAMJ3770NL#02 bemonstering van mogelijk weefsel van de linkerzijde van de snijrand AAMJ3770NL#03 bemonstering met bloed van de rechterzijde van het lemmet
AAMJ3770NL#04 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het heft
AAMJ3770NL#05 bemonstering met bloed van de achterzijde van het heft
Mes AAMJ3776NLAAMJ3776NL#02 bemonstering (met bloed) van het heft
AAMJ3776NL#03 bemonstering met bloed van de rechterzijde van het lemmet
AAMJ3776NL#04 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het lemmet
AAMJ3776NL#05 bemonstering van mogelijk weefsel van de linkerzijde van het lemmet
AAMJ3776NL#06 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het heft
AAMJ3776NL#07 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het heft
AAMJ377SNL#08 bemonstering met bloed van de onderzijde van het heft
Mes AALJ2444NLAAU2444NL#01 bemonstering met mogelijk weefsel van de snijrand
AAU2444NL#02 bemonstering (met bloed) van het heft
AAU2444NL#03 bemonstering met bloed van de punt van het lemmet
AAU2444NL#04 bemonstering met bloed van de rechterzijde van het lemmet
AAU2444NL#05 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het heft
AAU2444NL#06 bemonstering met bloed van de linkerzijde van het heft
Referentiemonster:
AAMS8398NL, referentiemonster bloed van slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] , afgesplitst van stoffelijk overschot AALF5157NL)
Tabel 1 DNA-profielen van personen
SIN
Naam
Geboortedatum
AAMS8398NL
[slachtoffer]
[geboortedatum slachtoffer]
WAAF8379NL
[verdachte]
[geboortedatum]
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
Mes AAMJ3770NL
AAMJ3770NL#01
DNA-hoofdprofiel
[slachtoffer]
DNA-nevenkenmerken
kleiner dan één op één miljard
niet berekend vanwege AAMJ3770NL#05
AAMJ3770NL#02,
AAMJ3770NL#03,
AAMJ3770NL*04
DNA-profielen van een vrouw
[slachtoffer]
kleiner dan één op één miljard
AAMJ3770NL#05
DNA-mengprofiel
[slachtoffer]
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
kleiner dan één op één miljard
Mes AAMJ3776NL
AAMJ3776NL #03 tot en met #08
DNA-profiel van een vrouw
[slachtoffer]
kleiner dan één op één miljard
AAMJ3776NL#02
DNA-hoofdprofiel
[slachtoffer]
DNA-nevenkenmerken
minimaal één man
kleiner dan één op één miljard
niet berekend
Mes AALJ2444NL
AALJ2444NL#01,
AALJ2444NL#03,
AALJ2444NL#04,
AALJ2444NL#05,
AALJ2444NL#06
DNA-profielen van een vrouw
[slachtoffer]
kleiner dan één op één miljard
AALJ2444NL#02
DNA-mengprofiel
[slachtoffer]
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard

11.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 25 mei 2020, nummer 2019.08.20.183, opgemaakt door de NFI-deskundige dossier B (pg. 320-334), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:

(pg. 326)
Mes 1 – met tape (AAMJ3770NL)
Het lemmet heeft een lengte van circa 11 cm en een maximale breedte van circa 16 mm. De punt is iets verbogen. Het heft is omwikkeld met schilderstape.

12.De eigen waarneming van het hof op de bij voornoemd proces-verbaal dossier B op pg. 326 opgenomen foto van mes 1 (AAMJ3770NL) dat dit mes niet inklapbaar is.

13.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 augustus 2019 dossier A (pg. 172-173), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :

Op maandag 19 augustus 2019 omstreeks 12:45 uur was ik op de hoek van de [straat 1] met [adres slachtoffer] . Ik stond achter mijn auto waar ik mijn honden in liet. Ik zag dat er op [adres slachtoffer] een jonge man aan de deur stond. Ik zag niet exact voor welke deur hij stond. Ik vermoed dat hij voor [adres slachtoffer] stond, bij de grijze deur. Ik zag de jonge man van opzij. Het viel mij op dat dat hij heel dicht tegen de deur aan stond. Ik heb gezien dat de deur heel snel open en dicht is gegaan. Ik heb de jongen niet daadwerkelijk naar binnen zien gaan de woning in, maar hij kan nergens anders heen zijn gegaan.

14.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 augustus 2019 dossier A (pg. 174-176), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [getuige 2] :

V: Mevrouw ik heb van u een melding ontvangen wat mogelijk te maken zou kunnen hebben met het incident plaatsgevonden gisteren, maandag 20 augustus 2019 (
het hof begrijpt: maandag 19 augustus 2019), aan [adres slachtoffer] klopt dat?
A: Ja dat klopt, ik was gisteren onderweg naar een afspraak toen ik een jongen tegenkwam die onder het bloed zat.
V: Hoe laat was dit ongeveer toen u deze jongen zag?
A: Dit was ongeveer om 13:35 uur. (…) Ik liep door de [straat 2] gekomen vanaf [straat 3] . Ik zag toen een jongen om de hoek komen, althans ik weet niet of die jongen schuin de straat is overgestoken of dat hij nou echt de hoek omkwam. De jongen liep mij tegemoet, ik liep op het trottoir en die jongen ook. Het eerste wat ik zag was dat deze jongen aan het bellen was.
(…)
V: Ok, en toen?
A: Ik zag dat de jongen een lichte kleur broek aan had, op deze broek zaten rare vlekken. Ik wist dat dit bloed was, het waren rode vlekken. De jongen had een donker shirt aan, daar zag ik niets op. Het was echt veel bloed op zijn broek, zowel links als rechts en dan vooral aan de bovenkant van zijn broek. Het was niet doorweekt maar wel veel. Bij het passeren van de jongen heb ik nog achterom gekeken en zag ik dat er ook bloed zat op de rechter broekspijp.

15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 20 april 2022, voor zover inhoudende:

In de notitie “Niet vergeten!” stond het mes genoemd in het lijstje met spullen die ik niet moest vergeten. De condooms heb ik in dat lijstje vermeld, omdat ik niet wist wat er zou gebeuren. De riem heb ik in het lijstje opgenomen, omdat [slachtoffer] heeft gezegd dat ze een riem mooi vond staan.

16.Het proces-verbaal van bevindingen verbatim uitgewerkt eerste verhoor verdachte d.d. 24 augustus 2019 dossier A (pg. 1245-1275), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 14] en [verbalisant 15] :

Op 19 augustus 2019 werd [verdachte] gehoord onder nummer VRH-2019-08-472625. Dit verhoor werd door [schrijftolk] verbatim uitgewerkt en door ons verbalisanten nageluisterd en waar nodig gecorrigeerd en/of aangepast. Deze definitieve uitwerking is als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd en door ons, verbalisanten, ondertekend.
(pg. 1248)
[verdachte] : Ja, [slachtoffer] en ik hadden dus een relatie, en dat was denk ik twee à drie weken geleden uitgegaan.
(pg. 1249)
En toen liepen we naar eh, naar de achterdeur. (…) hebben we gevochten en toen kwam het mes kwam in d’r nek hier,.... aan de....aan de achterkant (wijst naar zijn nek) en toen, en toen, en toen viel het mes. (…) met dat mes, hadden we allebei vast, hier, in haar keel hier ergens, maar volgens mij was dat niet eens zo heel diep of zo hier, en toen werd het meer een worsteling en toen, en toen vielen we allebei op de grond (..) En ik had zelf, ik heb zelf altijd gewoon zo’n mes bij me, had ik, gewoon zo’n zakmes die je zo uit kunt klappen, had ik de hele tijd, had ik met m’n, eh had ik geruild met m’n broer en, dus ik had nu gewoon een normaal mes, had ik, met tape eromheen. (…) [verdachte] : Toen lagen we dus op die grond en ... [verdachte] : We lagen op de grond (…) Maar, had m’n eigen mes gepakt, en toen probeerde ze die van me af te pakken en toen had ik d’r hier (wijst naar zijn linkerhals) gestoken. (…) En toen had ik d’r nog een keer gestoken. En toen lag ze op de grond, toen bewoog ze nog wel. En toen ben ik nog wel op de grond gegaan. Ik had gewoon op ’n gegeven moment gewoon m’n mes neergegooid in de keuken op de eh, eh wasbak, ik had hem gewoon neergegooid. En ik had ook nog het andere mes, gewoon, gegooid gewoon op de aanrecht of eh terug in het eh, in de la zeg maar. Maar ik had gewoon alles neergegooid en toen bewoog [slachtoffer] op ’n gegeven moment en toen, toen, op ’n gegeven moment bewoog niet meer en toen, stopte ze met ademen op ’n gegeven moment.
(pg. 1258)
[verdachte] : En toen pakte ik dus uit m'n jaszak, eh ik had m'n jas aan, pakte ik daar m’n eigen mes uit. En daarmee stak ik haar in de borststreek....
Verhoorder 1: Met welke hand deed je dat, [verdachte] , jouw mes pakken?
: Met m'n rechterhand.
Verhoorder 1: Met je rechterhand. En waar had je jouw mes zitten?
: In m'n rechterjaszak.
Verhoorder 1: In je rechterjaszak. En binnen- of buitenzak?
: In de buitenzak.
Verhoorder 1: In de buitenzak. En wat is dat voor mes? Jouw eigen mes?
: Ja normaal was het gewoon zo’n uitklapbaar zakmes zeg maar. Maar eh, die had ik
niet meer. Ik had gewoon een mes uit de, uit de keuken. En ik had, om het handvat zat eh tape.
Verhoorder 1: En wat voor soort mes? Hoe zou je het omschrijven, dat mes?
: Eh van die hele kleine karteltjes.
Verhoorder 1: Had het karteltjes?
: (Knikt).
Verhoorder 1: Hoe lang is dat mes?
: Zo (geeft met zijn beide handen een lengte aan).
Verhoorder 1: Is dat inclusief eh handvat?
: Nee.
Verhoorder 1: Oké, dus alleen het snijgedeelte is zo? Hoeveel centimeter schat je dat dat is? Zoals je dat aangaf?
: 11 of zo...
Verhoorder 1: Sorry?
: 11 of zo.
Verhoorder 1: 11 centimeter? En het handvat, hoe ziet dat eruit?
: Ja er zat tape omheen, maar volgens mij was het een (onverstaanbaar) houten handvat.
17.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 12 januari 2021 en 13 januari 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
In de zomer van 2019 is het uit gegaan. U houdt mij voor dat [slachtoffer] het volgens haar moeder op 3 augustus 2019 heeft uitgemaakt. Dat klopt volgens mij. (…) Ik had er veel last van dat het uit was. Daar heb ik wel met [getuige 3 (vriend verdachte)] (
het hof begrijpt: [getuige 3 (vriend verdachte)]) over gesproken. (…) U vraagt me naar 19 augustus 2019, vanaf het moment dat ik in de woning van de moeder van [slachtoffer] was. Ik kwam daar en [slachtoffer] deed de deur open. (…) (pg. 11) U vraagt mij of ik maandag rond 10.00 uur via snapchat contact heb gehad met [slachtoffer] , omdat zij mij toen een bericht stuurde: “Nee, die is werken”. Dan zal ik gevraagd hebben of er iemand thuis was.

18.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 september 2019 dossier A (pg. 411-437), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3 (vriend verdachte)] :

(pg. 413)
V: We hebben begrepen dat [verdachte] een vriend van je is. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ik ken hem van school. Ik ken hem nu 2 jaar.
(…) (pg. 416) Vrijdag heb ik hem nog gezien. Ik ben naar hem toe gegaan met de bus. Ik ben blijven slapen en zaterdag ben ik vroeg weggegaan.
V: Wat hebben jullie die avond gedaan?
A: Film gekeken en gepraat.
(…)
A: Die vrijdag dat ik bij hem was, dus de dag voordat hij naar [slachtoffer] ging.
(pg. 419)
V: Heeft hij jou specifiek gezegd dat het uit was?
A: Nou dat zij wel heeft gezegd van ik zie het niet meer zitten of zo. (…) Dat heeft hij gezegd. (…)
V: Was er een ander in het spel?
A: Dat weet ik niet. Het enige wat ik weet is dat [verdachte] tegen mij zei dat ze opeens met een andere jongen contact had.
(…)
Het is mij nog niet helemaal duidelijk of [verdachte] nou wist dat het uit was of niet.
A: Hij zei dat zij zei dat ze niet meer verder wilde. Hij wist alleen niet in hoeverre ze het echt meende. Daar wilden ze het over hebben zaterdag.
V: Wie bedoel je precies met ‘ze’?
A: Nou ik denk dat [verdachte] wel met veel vragen zat.
(pg. 421)
We tonen je bijlage 4. Wat zie je?
A: Jullie missen dan weer een stuk?
V: Ja dat klopt.
A: Dat was met die jongen. Dat was wat ik net vertelde dat ze contact had met die jongen. (
Het hof begrijpt: de op Instagram zichzelf noemende [getuige 4]) Hij zei toen van “ja ik weet niet, misschien is ze met hem vreemd gegaan.” Dat dat de vage reactie van [slachtoffer] verklaarde.
V: Er staat: “ging je erover door....” Waaruit wij opmaken dat ze het over gehad hebben. Wat kun je hierover vertellen?
A: Vrijdag had ik het er met [verdachte] over dat … ja met die jongen… Hij zei tegen mij van: “zou ze zijn vreemd gaan.’ Ik zei dat dat een mogelijkheid was. Het was natuurlijk logisch dat dit onderwerp ter sprake kwam als iemand uit het niets eens vaag doet.
De foto 4 vraag ik of [verdachte] er bij [slachtoffer] er zaterdag op door is gegaan dat ze misschien is vreemd gegaan.
(pg. 424)
V: Wat weet jij over [verdachte] en wapens?
A: Niks, hij had nooit niks bij zich.
(…)
V: Had hij ooit een mes bij zich?
A: Nee.
V: Als hij dit wel bij zich had gehad, had jij dit dat geweten?
A: Ja.
(…)
V: We willen nog even terug naar de maandag, de dag van het incident. Wist jij dat ze een afspraak hadden maandag?
A: Nee dat wist ik niet.
(…)
V: Wat was jouw laatste contact met [verdachte] ?
A: Dat was die zondagavond.

19.Het proces-verbaal van d.d. 13 oktober 2019 dossier A (pg. 438-453), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 5 (vriend verdachte)] :

(pg. 439)
Ik ken [verdachte] goed en ik ken [slachtoffer] ook.
V: Hoe lang kennen jullie elkaar al?
A: Twee jaar. (…) We spraken wel eens af bij [getuige 3 (vriend verdachte)] (
het hof begrijpt: [getuige 3 (vriend verdachte)] ).
V: Wat kun je mij vertellen over de vriendschap tussen [verdachte] en jou?
A: Het was een goede vriendschap. We waren goed met elkaar bevriend, we konden goed met elkaar omgaan en met elkaar praten.
(pg. 444)
V: Hoe veilig voelde [verdachte] zich in het algemeen.
A: Hij voelde zich veilig.
(…)
V: Wat weet je of [verdachte] wel eens een mes bij zich had?
A: Ik heb het nog nooit gezien en ik heb ook nog nooit van iemand gehoord dat [verdachte] een mes bij zich had.
20.
Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] d.d. 23 augustus 2019 (pg. 520-530), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 16] :
Als verdachte is aangehouden: [verdachte] , [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Telefoon
Op 19 augustus 2019 werd de verdachte gehoord, hem werd verteld dat zijn telefoon, die in de fouillering zat, in beslag genomen werd. Nadat de verdachte er naar gevraagd werd, gaf hij de codes om zijn telefoon te openen. Het telefoonnummer dat gebruikt werd in de telefoon was: [telefoonnummer] . Op 20 augustus 2019 werden de gegevens van de telefoon door de digitale afdeling van de politie veiliggesteld.
Verwijderde note’s
Ik [verbalisant 16] ben gestart met het uitkijken van de veiliggestelde gegevens uit de telefoon. In de telefoon was een mogelijkheid om notities te maken en tevens was het mogelijk om de notitie een titel te geven. In de veiliggestelde gegevens waren 114 notities aanwezig. Hiervan waren 12 notities verwijderd vanaf de telefoon, deze waren echter nog wel zichtbaar in de veiliggestelde gegevens. De verwijderde notities werden gemaakt tussen 6 augustus en 18 augustus. In die periode werden nog 2 notities geschreven in de Engelse taal en deze werden niet verwijderd van de telefoon. Van deze notities werd een rapportage gemaakt en deze zullen bij dit proces-verbaal als bijlage toegevoegd worden.
Bijlage:
Time
Note
Deleted
Created
17/08/2019 00:01:32 (UTC + 2)
Modified 1
17/08/2019
00:02:19 (UTC + 2)
Title: Niet vergeten!
Source: Samsung Notes
Body: De riem
Het mes
(Condooms?)
Yes
Created
06/08/2019 17:41:46 (UTC + 2)
Modified
17/08/2019 00:01:22 (UTC 2)
Title:
Source: Samsung Notes
Body: Rand van t bed zitten vragen of ik erbij mag
Geschoren
“Dr zit daar iets” !
Je loog
Murder
Yes
Created
14/08/2019
23:29:41 (UTC + 2)
Modified
14/08/2019 23:29:58 (UTC + 2)
Title:
Samsung Notes
Body: Your promises don’t mean shit
Yes
Created
10/08/2019
22:13:55 (UTC + 2)
Modified
10/08/2019
22:14:00 (UTC + 2)
Title:
Source: Samsung Notes
Body: Oh, you thought it was over
You can just close the chapter
And go about your life, like it was nothing
You ruined mine, but you seem to be doing fine
I’d never recovered
Yes
Created
07/08/2019
21:33:36 (UTC + 2)
Modified
11/08/2019
00:48:30 (UTC 2)
Title:
Source: Samsung Notes
Body: Je liegt tegen me over jongens
Hebt me onverwachts fucking hard genaaid
Mn hart gebroken
1.5 week voordat je me dumpte beloofde je nog om het nooit uit te maken en zeg je 10x hoe verliefd je bent en hoe goed we bij elkaar passen en dat we voor altijd samen zijn.
Dan vind je me opeens niet leuk meer zonder dat er iets gebeurd is en zonder normale reden.
Zo snel kun je niet veranderen, je kunt niet van heel verliefd naar uit het niks zo snel naar het uitmaken gaan zonder reden.
Of er is iets gebeurd in renesse waarom je het uit hebt gemaakt
Maar hoe dan ook het maakt niet meer uit, zonder je wil ik niet meer. En ik kan jou niet met een ander zien en weten dat je met hem doet wat wij deden samen.
Ik weet dat ik egoïstisch ben maar ik zie geen andere manier. YOU BROKE ME NOW I’M GOING TO BRAKE YOU. YOU WERE SUPPOSED TO LOVE ME IF I CANNOT HAVE YOU NO ONE CAN
Je zegt nu dat je niet weet wie je leuker vind, hij of mij. Dit is het. Het spijt me, je moet dood voordat het te laat is.
Yes
Created
06/08/2019
17:24:13 (UTC + 2)
Modified
08/08/2019
12:11:14 (UTC + 2)
Title: Zelfmoord brief
Source: Samsung Notes
Body: Als je dit leest heb ik een einde aan mijn leven gemaakt. Ik kon het niet meer aan het is genoeg geweest. Ik was klaar met de slechtste kant van alles zien. Ik was klaar met al mijn overtollige nadenken. Ik ben er klaar mee dat mijn hart opnieuw en opnieuw gebroken wordt.
Ik vind het genoeg geweest. Ik ben ondertussen grotendeels over [getuige 6 (ex-vriendin verdachte)] heen maar dat het uit ging tussen [slachtoffer] en mij was de druppel. Met haar wilde ik verder leven, ik hield oprecht van haar.
Het was ook te mooi om waar te zijn. Het was allemaal perfect voor me tot ze me uit het fucking niks dumpte. Mijn hart zou het niet aan kunnen om haar ooit met een ander te zien en om te weten dat hun doen wat wij ooit samen deden.
Misschien is er nog hoop dat het goedkomt maar ik kan niet gewoon af blijven wachten in de pijn waarin in nu verkeer.
Voor alle mensen die ik pijn heb gedaan; het spijt me. Ik weet dat ik niet altijd de gezelligste, leukste of slimste was.
Ik zag geen andere uitweg, mijn hoofd vulde zich continu met vreselijke gedachtes die ik me niet voor wilde stellen, ik ging kapot door die gedachtes.
Ik heb hierdoor nachten wakker gelegen.
Ik hoop dat ik nu ik dood ben eindelijk wel rust heb.
Pap, mam, [broer verdachte] , geen zorgen, ik was niet bang om dood te gaan.
I’m alright.
Vaarwel.
(Ow en fuck you als je kijkt naar de fucking spelfouten of onlogische zinnen.)
Yes
Created
06/08/2019
13:09:46 (UTC + 2)
Modified
12/08/2019
18:44:44 (UTC + 2)
Title: Death
Source: Samsung Notes
Body: - Voor trein springen
- riem/touw/tie-rip om nek
- Overdosis cafeïne poeder
- Overdosis gif, mierengif, rattengif
- Ergens vanaf springen
- (alcohol vergifteging)
- (ophangen)
Yes
Created
06/08/2019
01:25:53 (UTC + 2)
Modified
06/08/2019
13:09:38 (UTC + 2)
Title:
Source: Samsung Notes
Body: IF I CANNOT HAVE YOU NO ONE CAN, YOU’RE MY DARLING
Yes
Created
09/08/2019
22:50:15 (UTC + 2)
Modified
09/08/2019
22:50:46 (UTC + 2)
Title:
Source: Samsung Notes
Body: I know what i’m going to do.
It’s the only way i will find my peace.
21.
Het proces-verbaal van bevindingen samenvatting elfde verhoor verdachte d.d. 14 november 2019 ( 1100-1232), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] :
In dit verhoor werden aan verdachte de ter zake dienende tactische onderzoeksbevindingen
voorgehouden in de vorm van afbeeldingen (op A4 papier).
Bijlagen:
(Pg. 1110-1127)
16-08-2019 start snapchat 09.39 uur
Starttijd
[verdachte] schrijft
[slachtoffer] schrijft
20:07
[getuige 3 (vriend verdachte)] zegt dat normaal als je iemand dumpt dat je dan ben opgelucht en dat dan niet zo moeilijk is en dat je dan niet zo erg moet huilen of verdrietig bent
En dat elke relatie zoon moment heeft van hele erge twijfel en dat t minder gaat maar dat dat de relatie uiteindelijk alleen maar sterker maakt
Dus hij denkt dat het eigenlijk niet slim was om het al zo snel uit te maken omdat we nog wel om elkaar geven
And for once i agree with him
20:46
Dus mag ik gwn bij je komen liggen? (hierachter staat een rood hartje zie dossierpagina 1117)
20:46
Maarja als die jongen toch niks is dan boeit dat toch niet x
(…)
(…)
(…)
17-08-2019, zie pg 1119 e.v.
00:04
Kan niet wachten op t moment dat je de deur opendoet morgenochtend
Aww haha
00:04
En daarna hopelijk lekker verder slapen x
Hzo denk je da
00:08
Wat denk j dan in je hoofd
00:09
Dat zal ik morgen wel duidelijk maken
Heb er gwn zin in oke i miss u for fuck sakes
Dat ga je morgen duidelijk maken?
00:11
Jaa x
Ben benieuwd
(Pg. 1130)
[verdachte] stuurt 17-08-2019 15.23 uur (hof: een foto van verdachte en [slachtoffer] met onderstaande tekst):
I want this back! (smile en rood hartje)
Ik voel me zo fijn bij jou en ik mis het echt hoe het was (rood hartje) het enige wat ik wil is jou gwn in mn armen hebben
(pg. 1140)
[verdachte] stuurt 18-08-2019 00.21 uur:
I know ur mad
Maar als je maar weet ik zoveel spijt heb en mezelf nu zo erg haat daardoor
Ik wil niet eens dat me meer leuk vind dat heb ik helemaal verkloot, maar wil gwn dat t wel goed is tussen ons
(pg. 1144)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:16 uur:
Liever niet sorry
(pg. 1145)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:19 uur:
nee maar ik wil t gwn ff niet
ik wil gwn ff een dagje alleen zijn
(pg. 1146)
[verdachte] verstuurt 18-08-2019, 12:19 uur:
And my mom would like it to i think want ze had de hele nacht niet geslapen omdat ze zich zorgen maakte
Ik wil t gwn nog fff wat zeggen x maar gwn op een leuke manier dan
(pg. 1147)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:21 uur:
kunnen we er alsjeblieft maandag over praten
(pg. 1148)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 13:22 uur:
ja doe maar niet
(pg. 1149)
18-08-2019 [verdachte] verstuurt 12:22 uur:
Maar ik heb dr gwn niet echt vrede mee nu ik hier zo zit want dat laatste uurtje betekent niet dat dat wat we eevoor gebeurde niet leuk was ofs
Je bent de hele dag alleen dan
Wil alleen wat xeggen en dan bennik weer weg dat kan binnen 20sec en dan heb je geen last meer van me
(pg. 1150)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019,12:23 uur:
we praten er maandag ovee!
(pg. 1151)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:23:
nee [verdachte] we praten maandag
(pg. 1152)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:24:
dan gaan we gwn ff apart staan
(pg. 1153)
[verdachte] verstuurt 18-08-2019 12:31 uur:
Monday?
(pg. 1154)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:32 uur:
sure
(pg. 1155)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:33 uur:
kan je dat pls gwn wel doen
(pg. 1156)
[verdachte] verstuurt 18-08-2019, 12:34 uur:
Hm nou eig liever niet want het is best wel ja serieus ofs
Niet perse op een slechte manier
Maarja op school is dat niet handig, en je snapt t denk wel als ik t laat zien
(pg. 1157)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:36 uur:
maar wnr dan
(pg. 1158)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:38:
laat pls gwn maandag zien
(pg. 1159)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 12:42 uur:
dus je laat t maandag zien?
(pg. 1160)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 13:14 uur:
eat is raar
(pg. 1161)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 13:17 uur:
dan net buiten school
(pg. 1162)
18-08-2019 [verdachte] verstuurt 13:19 uur:
Ja oke sure
Maar ik ben gwn niet meer welkom ofs bij je ofwat ahah?
(pg. 1163)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 13:20 uur:
Idk
maar ik ga ook niet naar ons mam
maar ik ga
(pg. 1164)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 13:04 uur:
o nee ii bedoel op school niet bij mij thuis
(pg. 1165)
[slachtoffer] verstuurt 18-08-2019, 20:31 uur:
ik ga trouwens toch als ik bij [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] in de klas kom naast [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] zitten srry
(pg. 1166)
[slachtoffer] stuurt 18-08-2019 20.32 uur:
hsha
ik wil ook gwn nog aardig tegen je doen
(pg. 1168-1173)
[verdachte] stuurt 18 augustus 2019 21:54 tot 21:56 uur:
Echt kut dat wij dat niet meer kunnen doen nu want zag ons 2 al helemaal samen in t vliegtuig zitten en aan t zwembad liggen ens
[slachtoffer] stuurt 18 augustus 2019 21:54 tot 21:56 uur:
aww haha
dus jullie huren een vila?
[verdachte] stuurt 18 augustus 2019 21:54 tot 21:56 uur:
Gvd [slachtoffer] dat was echt leuk geweest dan gingen we ook met zn 2en zulke leuke stadjes bezoeken ens en uitgaan samen
Had in mn hoofd echr al mn hele toekomst opgebouwt en allemaal zulke vakanties gepland ahah
[slachtoffer] stuurt 18 augustus 2019 21:54 tot 21:56 uur:
aww haha
[verdachte] stuurt 18 augustus 2019 21:54 tot 21:56 uur:
Nee niet “awww haha” meer van “gvd [slachtoffer] (…)”
(pg. 1174-1190: berichten tussen [verdachte] en [getuige 3 (vriend verdachte)] )
[getuige 3 (vriend verdachte)] stuurt 18-08-2019 22:35 uur:
(…)
Maar hoe ging het met [slachtoffer] ?
[getuige 3 (vriend verdachte)] stuurt 18-08-2019 22:44 uur:
Ahhh wat had je gedaan dan?
[getuige 3 (vriend verdachte)] stuurt 18-08-2019 22:46 uur:
Ging je erover door dat ze mis was vreemdgegaan?
[verdachte] stuurt 18-08-2019 22:46 uur:
Maar geen woord erover tegen [slachtoffer] of iemand anders ofs he want ik slacht je af
[getuige 3 (vriend verdachte)] stuurt 18-08-2019 22:48 uur:
Neee ik zweer het ik zeg niks
Gasttt en dan zegt ze dat er niks is gebeurd he jaja
[getuige 3 (vriend verdachte)] stuurt 18-08-2019 22:49 uur:
Ik voel je man
(pg. 1181)
Created 19/08/2019 10:00:12: nee die is werken (
hof: een door [slachtoffer] aan hem verzonden Snapchat bericht op maandagochtend 19 augustus 2019, zie dossierpagina 1101).

22.

Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] d.d. 2 oktober 2019 (pg. 545-549), voor zover inhoudende als relaas [verbalisant 16] :

Op de telefoon van [verdachte] zag ik de foto’s van het Instagramaccount van [getuige 4] . Ik zag dat op 19 augustus 2019 de foto’s van 10:48:17 uur tot 10:48:22 uur gecreëerd waren in de telefoon van [verdachte] . Vermeld stond dat ze afkomstig waren van Instagram.

23.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019 (pg. 553-558), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] :

Op het inbeslaggenomen mobiele telefoontoestel van [verdachte] werd gezien dat op het toestel als laatst beluisterde muzieknummer het nummer ‘Kim’ van rapzanger Eminem beluisterd werd. Dit nummer werd beluisterd op 19 augustus 2019, om 11.49:18 uur. Gedeeltes uit songtekst nummer Kim van Eminem:
You wanna throw me out? That's fine! But not for him to take my place, are you out you're mind? (...) So long, bitch you did me so wrong I don't wanna go on Living in this world without you (...) Don't you get it bitch, no one can hear you? Now shut the fuck up and get what's com in to you You were supposed to love me NOW BLEED! BITCH BLEED!
24.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 september 2019 (pg. 320-329), voor zover inhoudende als verklaring van [moeder slachtoffer] :
(pg. 321)
V: Deelde [slachtoffer] alles met je?
A: Nee, ik stelde bijvoorbeeld vragen. Ze was veel met de telefoon bezig. Ik vroeg wat er was. Dan zei ze: “daar wil ik niet over praten.” Ik vroeg haar dan bij voorbeeld: “heeft [verdachte] je pijn gedaan?” Toen zei ze: Niet fysiek maar wel mentaal. Meer zei ze er niet over.
V: Wanneer was dat?
A: juni 2019 of zo.
(pg. 322)
De dag voordat [slachtoffer] met haar vader naar New York ging op 3 augustus 2019, waren [slachtoffer] en [verdachte] samen bij ons thuis boven. [verdachte] vertrok altijd met de bus vanuit de [straat 4] . Ergens in de middag ging [verdachte] naar huis. [slachtoffer] bracht [verdachte] weg. Ik zag aan haar gezicht iets. [verdachte] keek ook net zo bedompt. Ze bleven lang weg. Ik belde waar ze bleef. [slachtoffer] zei dat [verdachte] wilde dat zij hem naar het centraal station bracht. [slachtoffer] zei toen ze thuiskwam “mama ik heb het uitgemaakt.” Ik vroeg haar waarom. Ze zei iets in de trant van.. “dit is niet wat ik wil.” De dag daarop is ze met haar vader naar New York gegaan.
De 17e augustus kwam [verdachte] 10.00 à 10.30 uur bij ons thuis. [slachtoffer] had gezegd dat [verdachte] zou komen. Ze zaten boven. Omdat hij bleef hangen bleef hij ook eten. [stiefvader slachtoffer] was jarig maar [slachtoffer] wilde niet mee naar zijn verjaardag vanwege een jetlag. Zo heb ik ze achtergelaten.
V: Heb je ze samen nog gezien voordat je vertrok?
A: Nee. Ze waren op de kamer van [slachtoffer] en ik ben daar niet binnen gegaan.
Ik ben naar de verjaardag van [stiefvader slachtoffer] gegaan. Rond 23.38 uur appte ik [slachtoffer] dat ik er zo aan zou komen. Ik had van tevoren gezegd dat het niet laat zou worden. [slachtoffer] zou op me wachten. Ik zei dat ze [stiefvader slachtoffer] even moest appen om te feliciteren. Ze appte me toen. O.k. tot zo en “Ik was vergeten te bellen want het is allemaal stom gelopen, is [stiefvader slachtoffer] nu thuis?.” Ik vraag me nu af wat er toen zo stom gelopen is. Toen ik vroeg wat er stom gelopen was zei ze dat niet. Hij was met de bus van 22 uur gegaan omdat de bus van 21 uur al was vertrokken. Ik merkte dat ze wat moe was geworden van hem. Ze was hem beu.
(pg. 323)
V: Er wordt gesproken over een jaloers vriendje. Wat heb je daar ooit van gemerkt?
A: Hij heeft kennelijk gezegd dat hij het niet leuk vond als zij met andere jongens praatte. Dat heeft [slachtoffer] vaker tegen mij gezegd. Ik vond dat raar en zei haar dat hij toch ook gewoon met andere meisjes sprak.
(…)
V: We hoorden dat [slachtoffer] met [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] in Renesse op stap is geweest. Wat weet je daarvan?
A: Ja ik heb ze twee avonden opgehaald. In de auto terug, de tweede avond zaten de meiden achterin. Ze grapten samen over leuke jongens. [slachtoffer] vond één specifieke jongen wel heel leuk. Een jongen uit Argentinië. Terug uit New York zei [slachtoffer] : “ [verdachte] zou het niet leuk vinden dat ik een ander vriendje zou hebben.”
[slachtoffer] vertelde me dat die leuke jongen en zij, toen ze in New York was hun Instagram hebben gelinkt. De jongen zou een keer naar Breda komen. Ze had een foto laten zien van hem. Hij heette [getuige 4] (het hof begrijpt hierna telkens: [getuige 4] ).
V: Wist [verdachte] van het chatcontact met [getuige 4] ?
A: Ze zei dat ze het aan [verdachte] had verteld.
V: We gaan nu naar maandag 19 augustus. Heb je [slachtoffer] die ochtend nog gezien of gesproken?
A: Rond 8 uur ben ik de deur uit gegaan. Ik heb [slachtoffer] niet gezien of gesproken die ochtend. Ik weet ook niet of ze die ochtend met [verdachte] had afgesproken. Ze heeft niks verteld. Ik heb het huis via de voordeur verlaten. Ik heb de voordeur op slot gedraaid. De achterdeur van de keuken naar buiten was ook op slot.
(…)
(pg. 324)
V: Wist [verdachte] dat je die maandag niet in huis was?
A: Ik werk normaal niet altijd op de maandag. Ik ben zelfstandige en ik werk op 24 uur basis bij [werk moeder] . Ik heb [slachtoffer] zondag gezegd dat ik maandag ging werken. [slachtoffer] heeft zondag 18 augustus in ieder geval tot 22.30 à 23.00 uur nog zitten appen. Ik heb gevraagd met wie ze appte. “Ja... [verdachte] ”, zei ze toen. Het klonk geïrriteerd vanuit [slachtoffer] , zo van alweer...

25.

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 augustus 2019 (pg. 198-204), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] :

(pg. 200)
V: Wie is haar ex?
A: [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte])
V: Wat vertelde [slachtoffer] daar over?
A: Ze had best wel wat vriendschappen met jongens. Dat vond [verdachte] niet leuk. Ze heeft best wel wat van die vriendschappen met jongens afgebroken, omdat hij dat wilde. Hij was dan best wel jaloers. Zaterdag had ze met hem afgesproken, toen was het al uit. Ze zei dat [verdachte] haar heel de tijd probeerde te zoenen. Dat wilde ze niet. Toen stopte hij wel op een gegeven moment zei ze. Ze zei dat hij op een gegeven moment zijn riem om zijn nek deed en zei dat hij niet wilde leven zonder haar. Ze zei tegen mij dat zij dacht dat hij een ziek spelletje met haar wilde spelen.
V: Hoe weet jij dat?
A: Ze heeft mij zaterdagavond nog gebeld. (...)
V: Weet jij of [verdachte] meer met haar heeft gegaan dan alleen zoenen?
A: Ik weet dat hij haar steeds probeerde te zoenen maar dat zij dat steeds wegduwde en dat hij daar toen wel mee stopte.
V: Wat vond ze daar van?
A: Niet fijn. Ze zei dat ze niet meer met hem ging afspreken?
V: Liet ze daar emoties bij zien?
A: Ze was wel aan het huilen. Ze was boos en ze vond het gewoon niet fijn

26.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 29 augustus 2019 dossier A (pg. 205-218), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] :

(pg. 208)
V: Wat wist jij van de afspraak tussen [slachtoffer] en [verdachte] op die bewuste dag van het incident? A: Ik wist er helemaal niks van. Als ze echt met hem had afgesproken dan had ze mij dat wel verteld. Tenminste dat denk ik. De keren daarvoor dat ze met hem had afgesproken had ze me dat ook verteld.
27.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 augustus 2019 (pg. 289-291), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 8] :
V: We hebben telefonisch contact gehad om je uit te nodigen voor het afleggen van een getuige verklaring naar aanleiding van het onderzoek dat werd opgestart na het overlijden van [slachtoffer] . In dit onderzoek werd een jongen als verdachte aangehouden. Uit onderzoek kwam jouw naam naar voren. Wat kun je hier zelf over verklaren?
A: Omdat ik de dader waarschijnlijk als laatste gezien heb en gesproken. Ik stapte op maandag 19 augustus 2019 om 12.00 uur op de bus in [geboorteplaats] . Ik ben met de bus naar het Wilhelminapark in Breda gereden en ik stapte bij het Wilhelminapark uit de bus en toen zag ik dat hij ook in de bus zat. Ik zat links achter in de bus en toen ik opstond om uit te checken zag ik dat hij ook in de bus zat.
V: Wie is hij?
A: [verdachte] .
V: En toen?
A: Ik checkte uit en liep uit de bus. Ik zag dat hij ook uit de bus stapte en wachtte op hem om zo samen naar school te lopen. Ik zei nog tegen [verdachte] zullen we samen naar school lopen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij nog ergens anders naar toe moest. Ik ben toen richting school gelopen en hij liep de andere kant op.
V: En welke richting liep hij in?
A: Dat heb ik niet gezien ik heb mij omgedraaid en richting school gegaan. Ik zag dat hij de straat over stak en daarna heb ik hem niet meer gezien. Dit was rond half 1 (12.30 uur).
V: Hoe ken je [verdachte] ?
A: Ik ken hem van de basisschool. Ik ben vroeger wel eens bij hem gaan spelen en ik heb hem wel eens op feestjes gezien. Wij kennen elkaar nu 8 jaar ongeveer. We komen ook uit hetzelfde dorp.
(…)
V: Hoe kwam [verdachte] op je over qua gedrag?
A: Een beetje afwezig.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Ja hij was anders dan normaal zoals ik hem ken. Meestal als ik hem tegenkwam dan kreeg ik even een klop op de schouder bijvoorbeeld en spraken we even. Nu was het contact heel kort en minimaal.
(…)
V: Heeft [verdachte] tegen jou gezegd waar hij naar toe moest?
A: Nee.

28. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 augustus 2019 (pg. 226-234), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 6 (ex-vriendin verdachte)] :

(pg. 228)
V: Wij hebben begrepen dat jij de ex-vriendin bent van [verdachte] .
A: Ja. (…) Dit is in februari 2016 geweest dat wij verkering kregen. 6 juli 2018 is het
uitgegaan. We hebben 2,5 jaar gehad met elkaar en het is nu al een jaar voorbij.
(pg. 230)
V: Hoe voelde jij je je relatie met [verdachte] ?
A: Goed tot op het einde, het is op een gegeven moment uit gegaan. Ik heb het uitgemaakt.
(pg. 231)
V: Wanneer is jullie relatie beëindigd?
A: 6 juli 2018.
(pg. 232)
V: Wanneer hadden [verdachte] en jij voor de laatste keer telefonisch contact?
A: Dat was afgelopen maandag 19 augustus om 13:40 uur.
V: Waarom denk jij dat hij jou belt, terwijl jullie eigenlijk al een hele tijd geen echt contact meer hebben en het al zeker een jaar uit is tussen jullie?
A: Dat weet ik ook echt niet. Ik heb het met een vriendin erover gehad en die zei misschien omdat hij mij vertrouwt. Hij zei namelijk aan de telefoon tegen mij: Ik heb het leuk gehad met jou. Het leek wel een soort van afscheid zeg maar. Ik heb überhaupt zijn nummer niet meer, ik zag dat ik twee keer was gebeld door een nummer en bij de derde keer heb ik opgenomen.
V: Ik zie in je telefoon een appgesprek tussen jou en [verdachte] gevoerd op 30 juni 2018. Hierin komt naar voren dat [verdachte] zichzelf van het leven wil beroven. Jij zegt dan dat je het tegen zijn moeder gaat zeggen als hij dit niet zelf doet.
A: Ja dat klopt.
(…)
O moeder: [getuige 6 (ex-vriendin verdachte)] ik denk dat je wel moet vertellen over wat je deze week tegen mij en papa hebt verteld.
A: Ja toen ik het uit had gemaakt, waren wij bij mij thuis. Toen vroeg hij mij waar de condooms lagen, ik zei tegen hem boven. Er lag volgens mij nog een 1 condoom in een kastje in mijn slaapkamer. Hij is toen naar boven gerend en heeft die condoom gepakt. Hij kwam toen weer naar beneden met in zijn hand die condoom hij heeft toen uit de la een mes of een schaar gepakt. Deze stak hij in de condoom en zei hierbij toen iets van: “Nu kan jij ook geen seks meer hebben.” Hij heeft hem toen weggegooid.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof zal hierna eerst (kort) uiteenzetten wat door partijen is aangevoerd en daarna de relevante feiten en omstandigheden vaststellen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in verschillende perioden in de tijd. Daarna volgt het juridisch kader en het oordeel van het hof, waar nodig onder bespreking van hetgeen partijen hebben aangevoerd. Tot slot zal het hof ingaan op de contra-indicaties voor voorbedachte raad die zijn aangevoerd door de verdediging.
1. Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de (impliciet primair) tenlastegelegde moord en dat verdachte dient te worden veroordeeld voor de (impliciet subsidiair) tenlastegelegde doodslag. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat niet in voldoende mate kan worden uitgesloten dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vooropgesteld dat verdachte heeft bekend het slachtoffer te hebben gedood, maar dat verdachte een beroep toekomt op noodweer/noodweerexces. De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake is van voorbedachte raad, zodat de impliciet primair tenlastegelegde moord niet kan worden bewezen. Voor wat betreft de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
3 Het oordeel van het hof
3.1
De feiten
Het hof stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
3.1.1
Periode vanaf 3 augustus 2019 tot 17 augustus 2019
De relatie tussen [slachtoffer] en verdachte is op 3 augustus 2019 door [slachtoffer] verbroken. De dag daarop is [slachtoffer] met haar vader op vakantie gegaan naar New York.
Op 6 augustus 2019 heeft verdachte om 01:25 uur in de nacht een notitie op zijn telefoon gemaakt met als inhoud: IF I CANNOT HAVE YOU NO ONE CAN, YOU’RE MY DARLING”. In de middag van 6 augustus 2019 om 13:09 uur heeft verdachte op zijn telefoon een notitie getiteld “Death” gemaakt met, naar het hof begrijpt, verschillende manieren om zelfmoord te plegen: voor de trein springen, riem/touw/tie-rip om nek, overdosis cafeïne poeder, overdosis gif, mierengif, rattengif, ergens vanaf springen, (alcohol vergiftiging), (ophangen). Later die middag om 17:24 uur heeft verdachte op zijn telefoon voor zijn ouders en broer een brief gemaakt met als titel “zelfmoord brief”. In deze brief geeft verdachte aan:
“Ik ben ondertussen grotendeels over [getuige 6 (ex-vriendin verdachte)] heen maar dat het uit ging tussen [slachtoffer] en mij was de druppel.” (…) “Mijn hart zou het niet aan kunnen om haar ooit met een ander te zien en om te weten dat hun doen wat wij ooit samen deden.”(…) “Ik zag geen andere uitweg, mijn hoofd vulden zich continu met vreselijke gedachten die ik me niet voor wilde stellen, ik ging kapot door die gedachtes.”(…) “Ik hoop dat ik nu ik dood ben eindelijk wel rust heb.”
Vervolgens heeft verdachte nog geen 20 minuten later om 17:41 uur een notitie zonder titel geschreven met als inhoud:
Rand van t bed zitten vragen of ik erbij mag
Geschoren
“Dr zit daar iets”!
Je loog
Murder
De volgende dag, 7 augustus 2019 om 21:33 uur, heeft verdachte in een notitie zonder titel op zijn telefoon geschreven
: “Je liegt tegen me over jongens. Hebt me onverwachts fucking hard genaaid. (…) Of er is iets gebeurd in Renesse waarom je het uit hebt gemaakt. Maar hoe dan ook het maakt niet meer uit, zonder je wil ik niet meer. en ik kan jou niet met een ander zien en weten dat je met hem doet wat wij deden samen.
Ik weet dat ik egoïstisch ben maar ik zie geen andere manier. YOU BROKE ME NOW I’M GOING TO BRAKE YOU. YOU WERE SUPPOSED TO LOVE ME IF I CANNOT HAVE YOU NO ONE CAN
Je zegt nu dat je niet weet wie je leuker vind, hij of mij. Dat is het. Het spijt me, je moet dood voordat het te laat is.”
Op 9 augustus 2019 om 22:50 uur heeft verdachte de volgende notitie op zijn telefoon gemaakt:
“I know what i’m going to do. It’s the only way i will find my peace.”.
3.1.2
Periode kort voor 19 augustus 2019
Op zaterdag 17 augustus 2019 hebben verdachte en [slachtoffer] voor het eerst sinds het verbreken van de relatie samen afgesproken bij [slachtoffer] thuis. Voorafgaand aan deze afspraak hebben verdachte en [slachtoffer] elkaar nog berichten gestuurd. Op 16 augustus 2019 om 20:07 stuurde verdachte het navolgende bericht naar [slachtoffer] : “
[getuige 3 (vriend verdachte)] zegt dat normaal als je iemand dumpt dat je dan ben opgelucht en dat dan niet zo moeilijk is en dat je dan niet zo erg moet huilen of verdrietig bent. En dat elke relatie zoon moment heeft van hele erge twijfel en dat t minder gaat maar dat dat de relatie uiteindelijk alleenmaar sterker maakt
Dus hij denkt dat het eigenlijk niet slim was om het al zo snel uit te maken omdat we nog wel om elkaar geven. And for once i agree with him.”
Even later stuurt verdachte een bericht waarin hij vraagt of hij gewoon bij haar mag komen liggen en in een volgend bericht stuurt hij dat dat toch niets boeit als die jongen toch niks is. Een paar uur later stuurt verdachte dat hij niet kan wachten op het moment dat [slachtoffer] morgenochtend de deur opendoet en “daarna hopelijk lekker verder slapen x”. [slachtoffer] reageert met de vraag waarom hij dat denkt en wat hij dan denkt in zijn hoofd, waarop verdachte aangeeft dat hij dat morgen wel duidelijk zal maken.
Voorafgaand aan het bezoek aan [slachtoffer] op 17 augustus 2019 heeft verdachte die dag om 00:01:32 een (later verwijderde) notitie getiteld “Niet vergeten!” geschreven op zijn telefoon met als inhoud:
De riem
Het mes
(Condooms?)
Tevens heeft verdachte rond dat tijdstip (17/08/2019 00:01:22) de (later verwijderde) notitie bewerkt met de inhoud:
Rand van t bed zitten vragen of ik erbij mag
Geschoren
“Dr zit daar iets” !
Je loog
Murder
De vrijdag voorafgaand aan het bezoek van verdachte aan [slachtoffer] op zaterdag 17 augustus 2019 is [getuige 3 (vriend verdachte)] (vriend van verdachte) naar verdachte toegegaan en is bij hem blijven slapen. Ze hebben gepraat over de relatie van verdachte met [slachtoffer] . Verdachte zei toen dat [slachtoffer] de relatie niet meer zag zitten en dat zij niet meer verder wilde, maar dat hij niet wist in hoeverre ze dat echt meende. Daarom ging verdachte die zaterdag naar [slachtoffer] toe om daarover te praten. Verder heeft verdachte verteld dat [slachtoffer] opeens met een andere jongen contact had.
Na afloop van het bezoek van verdachte aan [slachtoffer] op 17 augustus 2019 appte zij haar moeder:
“Ik was vergeten te bellen want het is allemaal stom gelopen.”Haar moeder merkte dat [slachtoffer] wat moe was geworden van verdachte en dat [slachtoffer] hem beu was. Op 18 augustus 2019 heeft [slachtoffer] tot 22.30 à 23.00 uur nog zitten appen. Toen haar moeder vroeg met wie ze appte zei [slachtoffer] : “ja… [verdachte] ”. Het klonk geïrriteerd vanuit [slachtoffer] , zo van alweer…
Uit het dossier blijkt voorts dat op 18 augustus 2019 de volgende berichten zijn verstuurd tussen de verdachte en [slachtoffer] .
Verdachte stuurt om 00.21 uur:
I know ur mad
Maar als je maar weet ik zoveel spijt heb en mezelf nu zo erg haat daardoor
Ik wil niet eens dat me meer leuk vind dat heb ik helemaal verkloot, maar wil gwn dat t wel goed is tussen ons
Om 12:16 uur stuurt [slachtoffer] :
“Liever niet sorry”en
“Nee maar ik wil t gwn ff niet. Ik wil gwn ff een dagje alleen zijn.”Hierop stuurt verdachte meerdere keren dat hij gewoon nog even wat wil zeggen. Binnen 20 seconden zou hij weer weg zijn en
“dan heb je geen last meer van me”.[slachtoffer] reageert hierop meermalen dat ze het er maandag wel over zouden hebben. Verdachte stuurt vervolgens dat het best wel serieus is en dat op school niet handig is en dat ze het wel zou snappen als hij het liet zien. [slachtoffer] geeft verscheidene keren aan dat zij op school wil afspreken, dan zouden ze op school wel even apart kunnen staan of net buiten school elkaar kunnen treffen, maar niet bij haar thuis. Verder stuurt [slachtoffer] dat als zij bij [getuige 7 (vriendin slachtoffer)]
(het hof begrijpt: een vriendin van [slachtoffer] )in de klas komt, dat zij dan toch naast [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] gaat zitten en dat zij ook gewoon nog aardig tegen verdachte wil doen.
3.1.3
De dag van 19 augustus 2019
Op 19 augustus 2019 om 10:00 uur ontvangt verdachte van [slachtoffer] een bericht
“nee die is werken”. Die dag was de moeder van [slachtoffer] om 8:00 uur van huis weggegaan om te gaan werken. Voordat verdachte de bus naar Breda neemt, heeft hij op instagram foto’s bekeken en in zijn telefoon opgeslagen van [getuige 4] , de jongen waarvan hij het vermoeden had dat [slachtoffer] misschien met hem vreemdgegaan was en welk mogelijk vreemdgaan hij ook in de avond daarvoor met zijn vriend [getuige 3 (vriend verdachte)] had besproken. Enkele minuten voordat verdachte de bus naar Breda neemt luistert verdachte naar een muzieknummer wat gaat over een relatiebreuk en waarin de zanger zegt/zingt dat niet zomaar een ander zijn plaats kan innemen, dat hij niet wil leven in een wereld zonder haar en dat degene die de relatie heeft uitgemaakt haar mond moet houden en moet ontvangen wat ze verdient en zal moeten bloeden. Vervolgens pakt verdachte omstreeks 12:00 uur de bus en is omstreeks 12:27 uitgestapt bij de bushalte Wilhelminapark in Breda. Bij deze bushalte stapte tevens een bekende van verdachte, [getuige 8] , uit. [getuige 8] wachtte op verdachte om samen naar school te lopen. Toen [getuige 8] aan verdachte vroeg of hij samen naar school wilde lopen, hoorde hij verdachte zeggen dat hij nog ergens anders naartoe moest. Verdachte kwam op [getuige 8] anders over dan normaal, een beetje afwezig. Meestal als [getuige 8] verdachte tegenkwam kreeg hij bijvoorbeeld even een klop op de schouder en dan spraken ze even, maar dit keer was het contact heel kort en minimaal. Verdachte heeft niet gezegd waar hij naartoe moest.
Vanuit de halte Wilhelminapark was het ongeveer 15 minuten lopen naar het huis van [slachtoffer] . Omstreeks 12:45 uur zag een buurtbewoner, [getuige 1] , dat er op [adres slachtoffer] een jongeman aan de deur stond, ze vermoedde aan [adres slachtoffer] . Het viel haar op dat de jongen heel dicht tegen de deur aan stond. De deur ging heel snel open en dicht. Omstreeks 13:35 uur zag [getuige 2] op de [straat 2] te Breda een jongen aan komen lopen met veel bloed op zijn broek. Hij liep in de richting van de [straat 3] . Om 14:11 uur kwam er een melding binnen bij de centrale meldkamer te Tilburg. Een man vertelde dat hij bij zijn ex-vriendin langs is geweest aan [adres slachtoffer] . Zij zou hem vervolgens hebben proberen te steken met een mes
en de man heeft haar vervolgens een paar keer gestoken, omdat ze op hem af bleef komen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn naar aanleiding van voornoemde melding ter plaatse gegaan en zagen in de keuken een persoon op de grond liggen met een jas over het bovenlichaam en hoofd. Na het verwijderen van de jas bleek het om een jonge vrouw te gaan. Zij had meerdere steekwonden en reanimatie mocht niet meer baten. Om 15.02 uur werd door medewerkers van de ambulancedienst het overlijden vastgesteld.
Naast het onderzoek dat op [adres slachtoffer] werd uitgevoerd, werd door verbalisanten
gezocht naar degene die de 112-melding heeft gedaan. Op de Slingerweg, nabij het spoor te Breda, werd een jongeman aangetroffen met een telefoon aan zijn oor en met een spijkerbroek aan die onder de grote rode vlekken zat. Vastgesteld werd dat deze jongeman [verdachte] is en hij werd direct aangehouden. Nadat verdachte werd geconfronteerd met het bloed op zijn broek, verklaarde hij dat dit komt doordat hij zijn vriendin had gestoken.
Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht en er is daarnaast radiologisch onderzoek
gedaan in het UMC te Maastricht. Aan haar hals, haar nek, haar romp en de linkerarm
werden in totaal 35 steekletsels geconstateerd. Het overlijden van [slachtoffer] werd verklaard door de verwikkelingen van circa 12 steekletsels aan de hals en de romp. Het gaat daarbij
om algehele weefselschade als gevolg van ademhalings- en longfunctioneringsstoornissen
en substantieel bloedverlies.
Verdachte heeft ten tijde van zijn aanhouding en bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer]
meermalen en met verscheidene messen heeft gestoken. Eén van de messen waarmee hij heeft gestoken betrof een mes dat hij zelf had meegenomen. Het lemmet van dit mes heeft een lengte van circa 11 centimeter en een maximale breedte van circa 16 millimeter. Het mes is niet inklapbaar. Het heft is omwikkeld met schilderstape. Verdachte heeft op 20 augustus 2019 bij de politie verklaard dat het door hem meegenomen mes een keukenmes was, waar je ook mee eet. Het mes zat in zijn rechter jaszak en zat nergens in. Vrienden van de verdachte, [getuige 3 (vriend verdachte)] en [getuige 5 (vriend verdachte)] , hebben verklaard dat de verdachte nooit een mes bij zich had.
3.2
Moord of doodslag?
3.2.1
Voorbedachte raad – juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachten raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
3.2.2
Voorbedachte raad – standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in hoger beroep bepleit dat er van voorbedachte rade, en dus moord, geen sprake is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte zelf naar 112 heeft gebeld en van meet af aan een consistente en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over hetgeen is gebeurd, namelijk dat hij door [slachtoffer] is aangevallen met een mes en dat hij zich heeft moeten verdedigen. De verklaring van verdachte kan op basis van de forensische onderzoeksbevindingen niet worden uitgesloten. Tevens heeft de verdediging mevrouw [deskundige] van INSA ingeschakeld om haar deskundige visie te krijgen over de non-verbale communicatie en mimiek van verdachte. Zij concludeert op basis van de 112-opname en de door haar bekeken audiovisuele opnames van enkele verhoren, dat wanneer verdachte over het tenlastegelegde moet spreken hij dat doet met een houding die congruent is met wat men kan verwachten van iemand die een traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt. Dit ondersteunt de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de verklaring van verdachte niet als ongeloofwaardig ter zijde kan worden geschoven.
Voorts stelt de verdediging dat de notities in de telefoon van verdachte en de rapteksten en appberichten zowel afzonderlijk, als in samenhang bezien, van onvoldoende gewicht zijn voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad.
Tot slot heeft de verdediging vier contra-indicaties aangevoerd voor de aanwezigheid van voorbedachte raad. Ten eerste heeft de raadsman aangevoerd dat de door de deskundigen getrokken conclusies en de beschreven psychopathie duiden op een situatie van een plotselinge gemoedsopwelling en een toestand van gehele paniek. Wanneer is gehandeld in een onmiddellijke opwelling ten gevolge van een hevige gemoedstoestand, dan moet vastgesteld worden dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest. Daarnaast ziet de verdediging ook een contra-indicatie in het sporenbeeld. Op basis van het aangetroffen sporenbeeld wordt namelijk geconcludeerd dat er uitsluitend in de keuken (en dus niet in de hal en de woonkamer) een worsteling heeft plaatsgevonden. Dit sluit een scenario uit waarbij verdachte het slachtoffer al direct bij het binnentreden van de woning zou hebben overmeesterd en aangevallen. Voorts heeft de raadsman als contra-indicatie gewezen op het meenemen van een condoom op 19 augustus 2019 en het zoeken naar een bloemist. Ook de verklaring van verdachte is volgens de verdediging een contra-indicatie. Verdachte had op het moment dat hij 112 belde en een verklaring aflegde dat hij werd aangevallen en dat hij in paniek was geraakt en zich had verdedigd, geen enkele reden om niet de waarheid te vertellen. Op dat moment was hij namelijk over het hek gesprongen en liep hij langs het spoor, omdat hij zelfmoord wilde plegen. Ook later in zijn verklaring bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij voor de trein wilde springen.
3.2.3
Voorbedachte raad – oordeel van het hof
Het hof komt op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals hierboven uiteengezet, heeft het gebeuren op 19 augustus 2019 een lange aanloop gehad. Uit het dossier blijkt dat verdachte grote moeite had met de relatiebreuk en het gegeven dat [slachtoffer] mogelijk contact had met een andere jongen. Dit volgt bijvoorbeeld uit de teksten die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen en de zelfmoordbrief die verdachte op zijn telefoon had geschreven op 6 augustus 2019 . Vlak voor het schrijven van de zelfmoordbrief heeft verdachte een notitie “
if i cannot have you no one can, you’re my darling” gemaakt en ongeveer 20 minuten na het schrijven van de brief een notitie:
Rand van t bed zitten vragen of ik erbij mag, Geschoren, “Dr zit daar iets”!, Je loog, Murder. Deze notities zijn later verwijderd.
De jaloezie van verdachte blijkt daarnaast uit een verwijderde notitie van 7 augustus 2019. Hierin staat onder meer: “
je liegt tegen me over jongens”. “Er is iets gebeurd in Renesse waarom je het hebt uitgemaakt”. “IF I CANNOT HAVE YOU NO ONE CAN. Je zegt nu dat je het niet weet wie je leuker vind, hij of mij. Dit is het. Het spijt me, je moet dood voordat het te laat is.”
Uit vorenstaande leidt het hof af dat verdachte ernstig gekrenkt was door het verbreken van de relatie door [slachtoffer] . Verdachte was er echter niet (geheel) zeker van dat [slachtoffer] de relatie definitief wilde verbreken. Tegen zijn vriend [getuige 3 (vriend verdachte)] heeft hij verteld dat hij niet wist in hoeverre [slachtoffer] het verbreken van de relatie echt meende en dat hij 17 augustus 2019 naar [slachtoffer] toe zou gaan om hierover te praten. Daarnaast heeft verdachte op 16 augustus 2019 naar [slachtoffer] geschreven dat het niet slim was om de relatie al zo snel uit te maken, dat elke relatie een moment heeft van erge twijfel, maar dat dat de relatie uiteindelijk alleen maar sterker maakt.
Voorafgaand aan het bezoek aan [slachtoffer] heeft verdachte op 17 augustus 2019 om 00:01 uur een notitie gemaakt met dingen die hij niet moest vergeten: de riem, het mes en (condooms?). Over de riem heeft verdachte verklaard dat hij die mee wilde nemen, omdat [slachtoffer] dat mooi vond. Volgens de vriendin van [slachtoffer] vertelde [slachtoffer] haar dat verdachte die avond die riem om zijn nek had gedaan met de dreiging zich van het leven te beroven. Verdachte zelf heeft in zijn telefoon verschillende zelfdodingsmethoden genoteerd waaronder een riem om de nek. Het mes was voor verdachte een reminder, omdat hij na de afspraak ’s avonds laat alleen over straat moest lopen. De condooms heeft hij tussen haakjes en met vraagteken genoteerd, omdat het voor hem onduidelijk was of hij en [slachtoffer] nog een relatie hadden. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij het mes, waarmee hij [slachtoffer] meermalen heeft gestoken, al langere tijd in zijn bezit had en altijd in zijn jas bij zich droeg.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof af dat de notitie “Niet vergeten!” en de daarin genoemde voorwerpen, de riem, het mes en (condooms?), betrekking heeft op [slachtoffer] . Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij het mes al langere tijd in zijn bezit had en altijd in zijn jas bij zich droeg ongeloofwaardig. Het hof overweegt dat het desbetreffende mes een lemmet van circa 11 centimeter en een maximale breedte van 16 millimeter heeft en niet inklapbaar is. Dat is een heel onhandig formaat en een gevaarlijk type mes om altijd in je jaszak te hebben zitten. Je kunt je immers makkelijk verwonden aan de punt of het snijvlak van een dergelijk mes. Bovendien had verdachte een notitie in zijn telefoon gemaakt om het mes niet te vergeten, hetgeen onnodig is wanneer hij dit mes inderdaad altijd bij zich droeg. Tot slot hebben vrienden van verdachte verklaard dat zij nooit hebben gezien of gemerkt dat verdachte een mes bij zich droeg en dat hij hen daar nooit over heeft verteld. Voor zover – zoals door de verdediging gesteld – verdachte dat mes mee moest nemen, omdat hij in de avond van 17 augustus 2019 in het donker alleen over straat moest, merkt het hof op dat zulks niet verklaart dat verdachte het mes voor de ontmoeting rond het middaguur op 19 augustus 2019 ook bij zich had. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte het mes in de notitie “Niet vergeten!” heeft opgenomen ter voorbereiding van het plan om [slachtoffer] – op enig moment – van het leven te beroven.
Het bezoek van verdachte aan [slachtoffer] op zaterdag 17 augustus 2019 is voor beiden niet goed verlopen. [slachtoffer] meldt haar moeder dat het “allemaal stom is verlopen” en verdachte bericht na afloop aan [slachtoffer] dat hij weet dat ze kwaad is en dat hij veel spijt heeft en dat hij het helemaal verkloot heeft ,maar toch wil dat het gewoon goed is tussen hen beiden. De vriendin van [slachtoffer] hoorde van [slachtoffer] zelf dat de avond vervelend was gelopen. [slachtoffer] moest huilen en was boos.
Ten aanzien van de door de verdediging opgeworpen vraag waarom verdachte [slachtoffer] dan niet op 17 augustus 2019 heeft vermoord, gezien het tijdstip van de notities waaronder de notitie “Niet vergeten!”, overweegt het hof dat het feit dat verdachte [slachtoffer] niet heeft gedood toen hij in de avond van zaterdag 17 augustus 2019 met haar alleen was, niet maakt dat hij op dat moment niet de intentie kan hebben gehad om haar later op enig moment te doden als de relatie niet voortgezet zou worden, zoals beschreven in de telefoonnotities.
Bij zijn oordeel dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad en niet in een hevige gemoedsopwelling heeft gedood, weegt het hof, naast voornoemde telefoonnoties (waaronder de notitie “Niet vergeten!”) en de medebrenging van het mes, voorts mee dat verdachte zich er kennelijk van wilde verzekeren dat hij [slachtoffer] bij haar thuis – ondanks dat [slachtoffer] dat niet wilde – alleen zou treffen die maandag 19 augustus 2019.
In dat verband wijst het hof op de snapchatconversatie tussen verdachte en [slachtoffer] op 18 augustus 2019, waarin [slachtoffer] duidelijk te kennen geeft verdachte op school en niet bij haar thuis te willen treffen. Verder lijkt de reactie “nee die is werken” die [slachtoffer] 19 augustus 2019 om 10:00 uur naar verdachte heeft verstuurd, te zien op haar moeder die die dag om 8:00 uur van huis was vertrokken om te gaan werken. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de snapchatconservatie zoals opgenomen in het dossier volledig is en dat er dus een kans bestaat dat [slachtoffer] (uiteindelijk) wel heeft ingestemd met een afspraak op 19 augustus 2019 bij haar thuis, overweegt het hof dat uit de reacties van [slachtoffer] , zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, voldoende duidelijk naar voren komt dat een afspraak bij haar thuis niet gewenst was. Daarnaast heeft de vriendin van [slachtoffer] , [getuige 7 (vriendin slachtoffer)] , verklaard dat [slachtoffer] het er niet over heeft gehad dat verdachte voor school bij haar langs zou komen en dat als dit wel zo was, [slachtoffer] haar dit verteld zou hebben, een en ander mede in het licht bezien van het vervelende verloop van de eerste ontmoeting na de relatiebreuk bij [slachtoffer] thuis de vorige dag: zaterdag 17 augustus 2019.
Uit voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof het volgende. Verdachte kon niet verder leven zonder [slachtoffer] en zij zou met niemand anders dan hem ooit een relatie mogen hebben; zij moest dood voordat zij ooit een relatie met iemands anders zou krijgen. Verdachte probeerde meermalen [slachtoffer] ervan te overtuigen dat zij hun relatie nog een kans moest geven. Daarom noteerde hij in de verwijderde notitie “Niet vergeten!” in zijn telefoon onder anderen: ‘(Condooms?)’ . Op 19 augustus 2019 wilde verdachte – voor diezelfde namiddag het nieuwe schooljaar zou aanvangen – een laatste ultieme poging ondernemen om de relatie te herstellen. Daarom heeft hij die dag op internet gezocht naar een bloemist, wellicht om met bloemen het goed te maken of om het gehoopte herstel van de relatie luister bij te zetten. Het hof oordeelt evenwel dat de notitie ‘(condooms?)’ en het zoeken naar een bloemist in de buurt van de woning van [slachtoffer] , niet als contra-indicaties voor voorbedachte raad kunnen worden aangemerkt. De betekenis van die twee feiten plaatst het hof in de pogingen van verdachte om de relatie te herstellen, maar die betekenis belet niet dat nog steeds sprake is van voorbedachte raad om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven mochten die pogingen op niets uitlopen. Verdachte had eerder al besloten en was er ook al op voorbereid dat, als [slachtoffer] hem (weer) zou afwijzen, hij haar en zichzelf om het leven zou brengen. Om die reden heeft hij het mes meegenomen. Hij kon het immers niet aan zonder [slachtoffer] te leven en hij kon de gedachte niet verkroppen dat zij misschien op enig moment een ander zou hebben. Dat beeld was voor verdachte ondraaglijk. Daarom moest ze dood, zo schreef hij al in de verwijderde notitie. Daarom liep hij ook na het doden van [slachtoffer] direct naar het spoor met de bedoeling zichzelf voor de trein te gooien. Het besluit en de uitvoering van verdachte is ook precies datgene wat hij eerder in zijn telefoon noteerde: zijn zelfmoordbrief waarin hij zijn zelfmoord verklaart vanwege zijn gebroken hart en zijn notitie waarin hij stelt dat als hij [slachtoffer] niet kan krijgen, niemand haar mag krijgen.
De inhoud van de hierboven weergegeven (verwijderde) notities op de telefoon van de verdachte in combinatie met:
- het op 19 augustus 2019 naar de woning van [slachtoffer] gaan, terwijl haar moeder niet thuis was en [slachtoffer] te kennen had gegeven op school te willen afspreken en niet bij haar thuis;
- het meebrengen van een mes die 19 augustus 2019;
kan het hof niet anders duiden dan dat verdachte zich ervan heeft verzekerd dat hij 19 augustus 2019 alleen met [slachtoffer] bij haar thuis zou zijn met de bedoeling haar te doden, indien zij niet de relatie nog een kans wilde geven.
De verdachte heeft aldus uitvoering gegeven aan een eerder door hem genomen besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven.
3.2.4
Bespreking opgeworpen contra-indicaties
Ad a)De verklaring van de verdachte.
De verklaring van verdachte komt – in samengevatte vorm – op het volgende neer:
Verdachte had met het slachtoffer afgesproken om elkaar voorafgaande aan school nog te zien en dan samen naar school te gaan. Na binnenkomst in de woning hebben ze eerst op de bank gezeten, het slachtoffer heeft nog wat gegeten, waarna het slachtoffer haar tanden is gaan poetsen. Toen zij terug naar beneden kwam, hebben ze gekletst. Tijdens dit gesprek werd via snapchat een screenshot van de klassenlijst ontvangen. Op deze klassenlijst stonden veel meer meisjes dan jongens (21 meisjes t.o.v. 3 jongens) en dat vond het slachtoffer moeilijk. De sfeer veranderde hierdoor. Ze liepen naar de keuken om via de achterdeur weg te gaan. Het slachtoffer liep hierbij voorop. Bij het betreden van de keuken heeft verdachte de keukendeur achter zich dichtgedaan. In de keuken pakte het slachtoffer plotseling uit een openstaande keukenla een mes. Zij draaide zich om. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer op dat moment een andere blik in haar ogen had. Uit het niets maakte het slachtoffer een zwaaiende beweging met dit mes in de richting van verdachte. Verdachte heeft in reactie afgeweerd met zijn hand, waarbij hij in zijn hand is geraakt. Vervolgens heeft het slachtoffer nog een zwaaiende, stekende beweging ingezet, op welk moment verdachte op het slachtoffer afstapt en haar hand/pols, waarin zij het mes vasthad, heeft vastgepakt. Allebei zouden ze toen kracht hebben gezet en in dat krachtenveld is het mes bij het slachtoffer in haar nek gekomen. Ze schrokken hier beiden van en het slachtoffer liet het mes vallen. Het slachtoffer greep vervolgens direct een ander mes uit de keukenla en probeerde verdachte opnieuw te steken. Het mes raakte hierbij zijn borst, maar boog af. Het slachtoffer zette toen opnieuw een steekbeweging in. Verdachte heeft toen opnieuw haar hand/pols vastgepakt waarbij door beiden opnieuw kracht werd gezet. Het mes raakte het slachtoffer toen opnieuw in haar nek. Het slachtoffer is hierbij verschillende malen geraakt. Er ontstond een worsteling waarbij beiden op de grond vielen. Als gevolg van deze val vielen veel dingen om en het slachtoffer liet het mes uit haar handen vallen. Het slachtoffer lag op haar rug en verdachte lag bovenop haar. Het slachtoffer heeft toen het mes dat op de grond lag gepakt en heeft opnieuw richting verdachte stekende bewegingen gemaakt. Ook nu heeft verdachte haar pols gepakt en haar geprobeerd tegen te houden. Dit leverde opnieuw een krachtenveld op, waarbij het slachtoffer meerdere keren geraakt is. Verdachte heeft herhaaldelijk geprobeerd om het slachtoffer tot stoppen te krijgen, dit door zijn eigen kracht te verminderen in de hoop dat zij ook zou de-escaleren. Echter het slachtoffer bleef doorgaan en probeerde verdachte te raken met het mes. Pas op het laatste moment, toen hij geen andere uitweg meer zag, heeft verdachte zijn eigen mes uit zijn jaszak gehaald en heeft hij haar, omdat zij bleef steken, daarmee meerdere keren gestoken.
De raadsman heeft aangevoerd dat het forensische sporenonderzoek de verklaring van verdachte niet uitsluit en dit onderzoek zijn verklaring op een aantal onderdelen bevestigt. De verklaring van verdachte is vanaf het allereerste moment tijdens de 112-melding consistent en congruent. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op het moment dat hij 112 belde geen enkele reden had om niet de waarheid te vertellen, omdat hij toen van plan was om zelfmoord te plegen.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in het forensisch onderzoek.
Gehanteerde messen en forensische bevindingen
Blijkens het dossier zijn er vier messen die in de keuken zijn aangetroffen onderzocht op
DNA, bloed en vezels. Ook is ten aanzien van deze vier messen een zogenaamd
microanalyse invasief trauma onderzoek gedaan. Daarbij zijn de messen vergeleken met
beschadigingen in het lichaam van [slachtoffer] . Eén mes is aangetroffen in de gootsteen in de
keuken (AAMJ3770NL, hierna: mes 1). Het handvat van dit mes was omwikkeld met tape.
Vast staat dat dit het mes was dat verdachte in zijn jaszak had zitten. Eén mes is
aangetroffen op het aanrecht (AAMJ3776NL, hierna: mes 2). Eén mes is aangetroffen op de
grond, naast het been van [slachtoffer] (AALF5158NL, hierna: mes 3) en één mes is aangetroffen
in de besteklade (AALJ2444NL, hierna: mes 4). Mes 2, 3 en/of 4 zouden in de verklaring
van verdachte de messen zijn die door [slachtoffer] gehanteerd zijn en waar door verdachte en
[slachtoffer] vervolgens om is geworsteld. Ook zouden dit dan de messen zijn waardoor
verdachte in zijn hand is geraakt, of waarmee [slachtoffer] verdachte in zijn borst heeft proberen
te steken. Dit wordt echter niet bevestigd door de bevindingen van het forensische onderzoek.
Op mes 2 is namelijk wel DNA aangetroffen van [slachtoffer] , op de acht bemonsterde plaatsen
in de vorm van bloed of mogelijk weefsel. Op één plaats op het heft zijn ook DNA
nevenkenmerken aangetroffen van minimaal één man. Er kon niet beoordeeld worden of
verdachte de donor kon zijn van dit DNA materiaal; het aangetroffen DNA profiel was
onvoldoende informatief. Er is geen DNA op het lemmet van het mes aangetroffen van
verdachte. Dit lijkt niet te wijzen op een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] om dit mes,
waarbij verdachte met dit mes geraakt is.
Op mes 3 is geen bloed of mogelijk weefsel aangetroffen. De punt en de snijrand zijn
bemonsterd en het heft. Op het heft is DNA aangetroffen van [slachtoffer] . Op de punt en de
snijrand was de concentratie van DNA in de bemonstering dusdanig laag, dat dit geen
geschikt DNA profiel opleverde. Er is op dit mes geen DNA van verdachte aangetroffen.
Ook dit lijkt niet te wijzen op een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] om dit mes,
waarbij verdachte en [slachtoffer] met dit mes geraakt zijn.
Op mes 4 is op de zes bemonsterde plaatsen DNA van [slachtoffer] aangetroffen. Alle
bemonsterde plaatsen betroffen bloed of mogelijk weefsel. Alleen op het heft is een
mengprofiel aangetroffen, met het DNA van [slachtoffer] en verdachte. Er is op dit mes op het
lemmet geen DNA van verdachte aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof bevestigt dit forensische onderzoek niet de verklaring van verdachte, dat hij met twee van deze messen door [slachtoffer] in zijn hand is geraakt, waarbij dit ook snijverwondingen in zijn hand zou hebben veroorzaakt.
Met betrekking tot het forensische onderzoek overweegt het hof voorts dat tijdens de
gerechtelijke sectie op het lichaam van [slachtoffer] inwendige delen van letsels zijn uitgenomen
voor nader onderzoek. Dit betreft de inwendige delen van de letsels C, O en P. Letsel C
betrof het steekletsel van [slachtoffer] hoog aan de hals links, waarbij de linkerzijde van het
schildkraakbeen voor onderzoek is veilig gesteld. Letsel O betrof het letsel aan de borst
rechts, waarbij het ribkraakbeen van de 9e 10e en 11e rib voorwaarts, op de overgang naar
het borstbeen is veiliggesteld. Letsel P betrof het letsel aan de borst links, waarbij het
kraakbeen van de 10de en 11de rib links voorwaarts is veiliggesteld.
Ten aanzien van de messen 2 en 3 geldt dat voor de beschadigingen gerelateerd aan de
letsels C, O en P de resultaten zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer deze beschadigingen
zijn veroorzaakt met een willekeurig ander mes dan met één van deze twee messen. Het lijkt
er dan ook niet op dat de messen 2 en 3 zijn gebruikt om deze letsels toe te brengen. Ten
aanzien van mes 1 geldt dat voor de beschadigingen gerelateerd aan letsel C de resultaten
van het onderzoek ongeveer even waarschijnlijk zijn wanneer deze beschadiging is
veroorzaakt met mes 1 als met een willekeurig ander mes. Voor de beschadigingen gerelateerd aan de letsels O en P geldt dat de resultaten van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer deze beschadigingen zijn veroorzaakt met mes 1 dan met een willekeurig ander mes. Dit past bij de verklaring van verdachte. Immers, hij heeft verklaard dat hij met zijn eigen mes, mes 1, [slachtoffer] een aantal keer heeft geraakt in de borststreek en dit mes wordt niet uitgesloten als zijnde het mes dat is gebruikt bij het toebrengen van deze verwondingen. Echter, in het verdere onderzoek past de verklaring van verdachte niet meer. Mes 4 zou, volgens de verklaring van verdachte, hooguit de hals van [slachtoffer] aan de linker-, of rechterzijde geraakt kunnen hebben. Ten aanzien van de beschadigingen die gerelateerd zijn aan de letsels O en P, geldt echter dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer deze beschadigingen zijn veroorzaakt met mes 4 dan met mes 1. Dat is de op één na sterkste conclusie die bij forensische onderzoek kan worden getrokken. Hiervoor heeft verdachte geen enkele aannemelijke verklaring afgelegd. In zijn verklaringen bij de politie heeft hij verklaard enkel met zijn eigen mes [slachtoffer] een paar keer in de borststreek te hebben gestoken. Juist de steekletsels O en P (met bijbehorende inwendige beschadigingen), zouden dan dus met zijn eigen mes veroorzaakt moeten zijn, wanneer de verklaring van verdachte gevolgd wordt. Uit het onderzoek volgt echter dat het veel waarschijnlijker is dat dit met mes 4 is gebeurd.
Het hof concludeert dat de verklaring van verdachte op verschillende onderdelen niet
aansluit bij de bevindingen van het forensisch onderzoek.
Verwondingen [slachtoffer]
Het hof stelt vast dat in en op de handen van verdachte drie snij- of steekverwondingen zijn aangetroffen die, ook blijkens de verklaring van verdachte zelf tijdens de 112-melding, geen medische behandeling nodig hadden. Op en in het lichaam van [slachtoffer] zijn daarentegen 35 steekverwondingen aangetroffen, waarvan er 12 hebben bijgedragen aan haar dood. Het hof is van oordeel dat de verhouding tussen het aantal en de ernst van de verwondingen bij [slachtoffer] , respectievelijk bij verdachte, volstrekt niet past bij de verklaring van verdachte dat hij door [slachtoffer] onverhoeds is aangevallen met een mes en dat zij maar door is blijven gaan met aanvallen. Naar het oordeel van het hof zou onder die omstandigheden - ondanks het feit dat verdachte fysiek sterker is dan [slachtoffer] was - (veel) meer letsel bij verdachte te verwachten zijn, zeker nu hij heeft verklaard dat de aanval voor hem volledig onverwacht kwam. Voorts acht het hof het zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] als agressor (en dus niet uit verzet) stekende bewegingen bleef maken, terwijl zij zelf al meermalen (diep) in haar nek was geraakt, en tevens dat zij ook niet zou zijn gestopt toen ze beiden op de grond waren gevallen en verdachte bovenop haar lag.
Bevindingen mevrouw [deskundige]
De verdediging heeft in eerste aanleg het analyse- en voorlichtingsrapport van het Instituut voor Non-verbale Strategie-Analyse (INSA) van december 2020 overgelegd, uitgebracht door mevrouw [deskundige] . Met betrekking tot laatstgenoemd rapport overweegt het hof dat mevrouw [deskundige] weliswaar zelf aangeeft deskundig te zijn op het gebied van non-verbale communicatie en micro-expressies, maar dat zij als zodanig niet staat ingeschreven in het register voor deskundigen in strafzaken. Dit laatste betekent dat zij in een procedure als de onderhavige niet zo maar als deskundige kan worden aangemerkt. Het hof dient dit zelf te toetsen en te beoordelen. Bij het aanleggen van deze toets kent het hof veel gewicht toe aan het feit dat mevrouw [deskundige] in haar rapport vergaande uitspraken en aanbevelingen doet op verschillende gebieden die niet tot haar expertisedomein behoren. Naar het oordeel van het hof doet dat gegeven in ernstige mate afbreuk aan haar rapportage. Het hof ziet hierin aanleiding om het rapport van mevrouw [deskundige] in zijn geheel buiten beschouwing te laten en hiervan geen gebruik te maken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van verdachte dat hij als eerste
door [slachtoffer] is aangevallen, ongeloofwaardig.
Ad b)De conclusies en beschreven psychopathie door de gedragsdeskundigen
Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat verdachte bij het oplopen van druk een verdringende of vermijdende copingstijl hanteert, waardoor agressieve doorbraken, ook voor hem, heel onverwachts kunnen ontstaan, waarbij hij – door heftigheid van gevoelens – onvoldoende controle kan houden over zijn impulsen. Verdachte zou volgens deze deskundigen onvoldoende bij machte zijn om deze sterke gevoelens bij zichzelf te erkennen en nog minder om deze adequaat te kanaliseren, waardoor de ernstig opgelopen druk ontlaadt en uitmondt in een uitbarsting. Bij een dergelijk moment wordt verdachte overspoeld en kan hij op dat moment niet helder nadenken.
Gelet op deze constatering moet vastgesteld worden dat verdachte nimmer gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en hij heeft zich daarvan dus ook geen rekenschap kunnen geven. Deze situatie in combinatie met verdachtes stoornis brachten bij verdachte en panieksituatie en krenking teweeg. Niet uitgesloten kan worden dat er op dat moment sprake is geweest van een uitermate heftige gemoedstoestand, waarbij verdachte in een opwelling handelde, aldus de deskundigen. Deze conclusies en beschreven psychopathologie volgende, duidt dit op een situatie van een plotselinge gemoedsopwelling en een toestand van gehele paniek. Wanneer is gehandeld in een onmiddellijke opwelling ten gevolge van een hevige gemoedstoestand, moet vastgesteld worden dan van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest.
Het hof overweegt als volgt.
De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Uit de onderzoeken volgt volgens de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van scheefgroei in de ontwikkeling van de persoonlijkheid en dat er sprake zou zijn van narcistische persoonlijkheidstrekken en volgens de deskundigen [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] ook van borderline persoonlijkheidstrekken.
De vraag die zich vervolgens aandient, is of deze bij verdachte geconstateerde (psychische) stoornis, dan wel gebrekkige ontwikkeling, een rol speelt in het toetsingskader van de Hoge Raad aangaande de voorbedachte raad. Het hof stelt voorop dat zelfs wanneer de keuzevrijheid van een verdachte ten tijde van het feit zodanig was aangetast dat het bewezenverklaarde niet kan worden toegerekend, dit niet uitsluit dat sprake is van voorbedachte raad (vgl. Hoge Raad 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB4959 en Hoge Raad 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1249). Ook iemand die lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan immers planmatig tewerk gaan.
Niettemin kan de vraag opgeworpen worden of de aanwezigheid van een eventuele stoornis in voorkomende gevallen, bijvoorbeeld wanneer een stoornis een plotselinge hevige drift of ogenblikkelijke gemoedsopwelling veroorzaakt, een contra-indicatie oplevert.
Uit de Pro Justitia rapportage van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021 en het Klinisch Multidisciplinair onderzoek Pro Justitia van [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] d.d. 6 april 2022, leidt het hof het navolgende af.
De deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] hebben gerapporteerd dat zij weinig zicht hebben gekregen op de belevingswereld van verdachte, met name op de minder wenselijke kanten ervan, in het bijzonder de donkere en duistere periode voorafgaand aan het tenlastegelegde. Hierbij speelt volgens hen mogelijk de proceshouding een rol, maar het is ook mogelijk dat verdachte hier weinig inzicht in kan geven, omdat hij er onvoldoende mee in contact staat en mogelijk heftige gevoelens niet goed kan integreren en daardoor verdringt en loochent. [1] Verdachte heeft volgens hen geen volledige openheid gegeven over onwenselijke gedachten en gevoelens in het algemeen, in intieme relaties en samenhangend met het tenlastegelegde. [2] Verdachte ging op rustige wijze de gesprekken aan, waarbij hij een open houding aannam, behalve als het over het tenlastegelegde en de periode in aanloop daartoe gaat. Hij heeft geen inzicht gegeven in zijn belevingen van die periode. Ook is er nog geen delict analyse uitgevoerd. Hierdoor is er nog beperkt zicht op welke factoren een rol hebben gespeeld tijdens het delict en verdachtes leven. Verdachte heeft aan zijn schematherapeut gevraagd om zijn strafdossier en het FORCA-rapport niet te lezen, omdat hij het niet eens is met de conclusies die daarin getrokken worden. [3]
De deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] hebben geconcludeerd dat zij geen goed zicht hebben gekregen op het delictscenario. Verdachte lijkt – met het oog op zijn procespositie – goed te weten wat hij wel en niet moet vertellen en kan daar – ook bij meer druk en confrontatie – aan vasthouden. Hij liet dan geen of weinig spanning zien en maakte een meer dan gemiddeld “onverstoorbare” indruk. [4] Er zijn geen aanwijzingen in het verhaal van verdachte en in het strafdossier dat hij voorgaande en in de directe aanloop naar het tenlastegelegde ernstig psychotisch of om andere redenen volledig oordeels- en kritiekgestoord zou zijn geweest. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. [5]
Ook de deskundigen [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] hebben aangegeven dat het gedurende de detentie van verdachte nog niet tot een verdiepende behandeling is gekomen en dat verdachte nog nauwelijks is geconfronteerd met het tenlastegelegde en met de eigen persoonlijkheidsproblematiek die daarin heeft doorgewerkt. Verdachte toont geen nieuwsgierigheid naar de eigen innerlijke drijfveren en de mogelijke samenhang met het tenlastegelegde en blijkt tijdens de gesprekken met de deskundigen weinig bereidwillig daarop te reflecteren. [6] Verdachte heeft zijn behandelaars weten weg te houden van het strafdossier en de conclusies van het eerdere onderzoek, omdat hij het er naar zijn zeggen niet mee eens is. Inhoudelijke verdieping of confrontaties met belevingen hebben hierdoor nog niet kunnen plaatsvinden. [7]
In de berichtgeving van Den Hey-Acker staat vermeld dat er nog geen verdiepende behandeling heeft kunnen plaatsvinden, deels door het ontbreken van een delict analyse, deels omdat verdachte een andere visie heeft ten aanzien van het onderhavige tenlastegelegde. In het aanvullende schrijven van Den Hey-Acker staat vermeld dat ook het behandelde team nog onvoldoende zicht heeft op wie verdachte is en wat er in hem omgaat. Het blijft moeilijk om zicht te krijgen op zijn belevingswereld. [8]
Samenvattend stelt het hof vast dat de deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] hebben gerapporteerd dat zij weinig zicht hebben gekregen op de belevingswereld van verdachte, met name op de minder wenselijke kanten ervan, in het bijzonder de donkere en duistere periode voorafgaand aan het tenlastegelegde, maar dat zij geen aanwijzingen in het verhaal van verdachte en in het strafdossier zien dat hij voorgaande en in de directe aanloop naar het tenlastegelegde ernstig psychotisch of om andere redenen volledig oordeels- en kritiekgestoord zou zijn geweest. Wel zou er bij verdachte sprake zijn van narcistische persoonlijkheidstrekken en zij adviseren het tenlastegelegde – indien bewezen – verminderd aan verdachte toe te rekenen. De deskundigen [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] hebben gerapporteerd dat zij menen dat gesproken kan worden van een “narcissistic rage”: een intense agressiedoorbraak op grond van gekrenkte woede samenhangend met diepe verlatingsangst en dat verdachte onvoldoende bij machte was om deze sterke gevoelens bij zichzelf te herkennen en vervolgens adequaat te kanaliseren. Deze conclusie duidt weliswaar op een – zo dat al kan worden aangenomen – heftige gemoedstoestand ten tijde van het delict, maar hieruit kan niet geconcludeerd worden dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat er geen sprake kan zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan het tenlastegelegde.
Aldus duiden de rapportages naar het oordeel van het hof niet op een situatie van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, waardoor van kalm beraad en rustig overleg geen sprake zou kunnen zijn geweest. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de krenking en (verlatings)angst vanwege de relatiebreuk al geruime tijd voor het tenlastegelegde aanwezig waren, hoewel het mogelijk is dat verdachte deze sterke gevoelens op dat moment misschien onvoldoende bij zichzelf heeft herkend. Dit maakt echter niet dat verdachte geen gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en dat hij zich daarvan geen rekenschap heeft kunnen geven. Verdachte heeft immers meer dan een week voorafgaand aan het tenlastegelegde meermalen genoteerd dat het slachtoffer dood moest, omdat hij het niet aan zou kunnen om haar ooit met een ander te zien. Uit alle hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte naar de woning van het slachtoffer is gegaan met het plan om haar en zichzelf om het leven te brengen indien zij de relatie niet nog een kans wilde geven. Verdachte heeft dus de gelegenheid gehad en die gelegenheid ook gebruikt om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en hij heeft zich daarvan rekenschap kunnen geven.
Het hof baseert zich bij zijn oordeel dat sprake is van voorbedachte raad, op de bewijsmiddelen en – gelet op bovenstaande – leveren de conclusies uit de Pro Justitia rapportages geen contra-indicatie voor de aanwezigheid van voorbedachte raad op.
Ad c)Het sporenbeeld op de plaats delict.
Ook in het sporenbeeld ziet de verdediging een contra-indicatie van voorbedachte raad. Op basis van het aangetroffen sporenbeeld wordt namelijk geconcludeerd dat er uitsluitend in de keuken een worsteling heeft plaatsgevonden. In de hal en de woonkamer duidde niets op enige worsteling, alles zag er normaal uit. Dit sluit een scenario uit waarbij de verdachte het slachtoffer al direct bij het binnentreden van de woning zou hebben overmeesterd en aangevallen.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman ziet het hof in het sporenbeeld op de plaats delict geen contra-indicatie voor voorbedachte raad. Wanneer verdachte het slachtoffer direct na binnenkomst zou hebben aangevallen, zou dit een sterke aanwijzing opleveren dat er sprake was van voorbedachte raad en niet van een hevige gemoedsopwelling. Nu hier op basis van het dossier niet vanuit kan worden gegaan, maakt dit andersom niet dat de aanwezigheid van voorbedachte raad daarmee onwaarschijnlijk is. Er zijn immers tal van situaties denkbaar waarbij iemand naar de woning van een ander gaat met de bedoeling om het slachtoffer om het leven te brengen, waarbij de uitvoering van dit plan niet direct in de hal bij de voordeur plaatsvindt. Derhalve ziet het hof in het sporenbeeld geen contra-indicatie voor de aanwezigheid van voorbedachte raad bij verdachte.
Ad d)De notitie ‘(Condooms?)’ in het bestand ‘Niet vergeten!’ in de telefoon van verdachte en het zoeken op internet naar een bloemist in de buurt van de woning van [slachtoffer] .
De notitie (Condooms?) en het zoeken naar een bloemist ziet het hof niet als contra-indicatie, nu het hof (zoals hiervoor overwogen) ervan uitgaat dat verdachte wilde proberen om [slachtoffer] ervan te overtuigen dat zij hun relatie nog een kans moest geven, maar dat hij al had besloten en er al op was voorbereid dat als [slachtoffer] hem (weer) zou afwijzen, hij hen beiden om het leven zou brengen.
4. Conclusie
Op grond van al het vorenstaande is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad en die gelegenheid ook heeft gebruikt om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen en is – anders dan de rechtbank – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde levert op:
moord.
Beroep op noodweer
Ter terechtzitting heeft de raadsman primair overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd staat vermeld in de bewijsoverweging bij de bespreking van de opgeworpen contra-indicaties voor de aanwezigheid van voorbedachte raad ad a. Zoals daar overwogen acht het hof de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt verworpen.
Beroep op noodweerexces
Nu het hof van oordeel is dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie bespreking beroep op noodweer), kan het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slagen.
Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel verdachte uitsluiten. Het bewezenverklaarde feit is strafbaar en verdachte is strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking.
1. Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft jeugddetentie voor de maximale duur met aftrek van voorarrest gevorderd en oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, nu zij een klinische behandeling van verdachte noodzakelijk acht ter terugdringing van het recidivegevaar en daarmee de beveiliging van de samenleving. Daarnaast is zij van mening dat een dergelijke behandeling in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en daarmee – uiteindelijk – ook in zijn belang is.
2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 24 maanden (het hof begrijpt: met aftrek van voorarrest) op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard om zich te houden aan alle voorwaarden die worden verbonden aan een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht om, indien een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, daarbij in het arrest een advies op te nemen dat de maatregel indien mogelijk bij De Catamaran ten uitvoer wordt gelegd.
3. De aard en ernst van het feit
[slachtoffer] zou op 19 augustus 2019 beginnen met haar eerste schooldag na een lange zomer
vakantie. Een nieuw schooljaar met nieuwe kansen, maar niet voor [slachtoffer] . Zij is op die dag
door verdachte, haar ex-vriendje met wie zij drie weken daarvoor de relatie had beëindigd,
door circa 35 messteken om het leven gebracht. [slachtoffer] , een jonge meid van 15 jaar, die
genoot van het leven en nog een hele mooie toekomst voor zich had liggen. Maar die
toekomst is haar ontnomen.
Daarmee is ook haar ouders ontnomen, wat hun het meest dierbaar was. [slachtoffer] , hun enige kind, is plotseling uit hun leven gerukt. Geen kind meer om voor te kunnen zorgen, geen ouderrol meer te vervullen, geen kleinkinderen. Vanaf dat moment werd het leven voor hen overleven. Het verlies van hun dochter, heeft een gat geslagen dat nooit meer door iets of iemand gevuld kan worden. Zij proberen zich staande te houden, maar genieten is niet meer vanzelfsprekend en overal zit een zwart randje aan. Het enorme verdriet en het trauma is altijd aanwezig en zij worden hier dagelijks mee geconfronteerd.
De wijze waarop [slachtoffer] heeft leven heeft moeten laten, is gruwelijk en pijnlijk en traumatiserend voor haar ouders en naasten die haar altijd wilden beschermen. Terwijl haar klasgenoten en vriendinnen die 19 augustus 2019 hun nieuwe schooljaar tegemoet gingen, heeft [slachtoffer] moeten vechten voor haar leven. Ze is in de keuken van de woning van haar moeder met circa 35 messteken om het leven gebracht en achtergelaten. De gedachte dat [slachtoffer] helemaal alleen op de koude keukenvloer is overleden, zonder haar geliefden om haar heen, heeft haar ouders slapeloze nachten bezorgd en kan hen nog dagelijks verlammen. Zij vragen zich nog altijd af hoeveel pijn ze heeft gehad en of ze hen heeft geroepen.
Nadat de ouders hadden gehoord dat [slachtoffer] slachtoffer was geworden van een steekpartij, konden zij niet direct naar haar toe. [slachtoffer] heeft nog een nacht in de woning gelegen om bewijs veilig te stellen. In de dagen na haar overlijden was [slachtoffer] niet omringd door haar familie en vrienden, maar door mensen van het forensisch opsporingsteam. Haar ouders konden niets doen en dat heeft hen ernstig getraumatiseerd.
Het strafproces bij de rechtbank in eerste aanleg en bij het hof in hoger beroep brengt veel verdriet en boosheid met zich mee voor de nabestaanden. In het strafproces gaat het veelal over de vraag hoe de toekomst van verdachte eruit moet zien en welke behandeling hij moet krijgen, terwijl hun [slachtoffer] geen tweede kans krijgt en ook hun eigen leven onherstelbaar verwoest is. De onomkeerbaarheid van het verlies van [slachtoffer] is wat deze zaak zo tragisch maakt.
4. Persoonlijke omstandigheden verdachte
De vraag is wat er nu moet gebeuren. In dat verband is van belang welke behandeling en in welk juridisch kader, de kans op herhaling van een dergelijk ernstig misdrijf door verdachte in de toekomst kan verkleinen.
Over de persoon van verdachte zijn meerdere Pro Justitia rapportages uitgebracht. Verdachte is voor een observatie van zeven weken in Teylingereind geplaatst, welke observatie met zeven weken is verlengd. In hoger beroep heeft eerst een ambulant dubbel persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden en nadien een nieuwe observatie bij Teylingereind teneinde een actualisatierapport te laten opmaken. Daarnaast zijn de deskundigen die voornoemde rapportages hebben opgesteld gehoord bij de raadsheer-commissaris op 12 april 2022. Voorts zijn er door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering rapporten over verdachte uitgebracht.
Uit de rapporten blijkt onder meer het volgende.
4.1
Observatieonderzoek Teylingereind
Verdachte is voor een periode van zeven weken klinisch geobserveerd in Teylingereind. De observatieperiode is vervolgens met een periode van zeven weken verlengd. In de rapportage hebben de deskundigen, [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] , aangegeven dat zij aspecten in de persoonlijkheid van verdachte hebben waargenomen, die al langere tijd bestaan — en die ook vanuit collaterale informatie bevestigd worden — waardoor in diagnostische zin gesproken kan worden van een gemiddeld intelligente jongen bij wie een scheefgroei in de ontwikkeling van de persoonlijkheid is ontstaan, die tendeert in de richting van borderline persoonlijkheidstrekken. De geconstateerde problematiek valt niet direct op in de reguliere interactie met verdachte, maar manifesteert zich op het specifieke gebied van relatievorming.
In classificerende zin (volgens DSM-5) wordt gesproken van een bedreigde
persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van borderline persoonlijkheidstrekken. De onrijpe identiteitsontwikkeling van verdachte, naast zijn nog jonge leeftijd, maakt dat onderzoekers nog niet spreken van een persoonlijkheidsstoornis bij verdachte.
Van deze bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundigen adviseren verdachte voor het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling achten zij het noodzakelijk dat bovenstaande psychopathologie behandeld wordt. Behandeling dient volgens hen binnen een klinische setting te starten, mede omdat moeilijk te voorspellen is hoe het proces van therapie zal doorwerken in het gedragspatroon van verdachte. Het is niet ondenkbaar dat dit leidt tot overspoeling door angst- en depressieve gevoelens, gezien de massieve afweer van negatieve emoties die hij nu hanteert.
De beschreven psychopathologie - indien onbehandeld - in combinatie met het hoge recidiverisico en de verwachting dat de geschetste behandeling de duur van twee jaar overstijgt, leidt ertoe dat de deskundigen menen dat alleen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende toereikend zal zijn. Met name ook gezien de verwachting dat bij behandeling van de bovenstaande problematiek mogelijk eerst een versterkend effect zal ontstaan op zijn beleving van emoties, in de zin van toenemend angstige en/of depressieve belevingen. Derhalve dient deze behandeling langere tijd, binnen een klinische setting te worden aangeboden. Het wordt hierbij noodzakelijk geacht om het systeem, van waar een positieve en steunende werking uitgaat, zoveel mogelijk te betrekken
bij de behandeling van verdachte.
4.2
Dubbelrapportage deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2]
De deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] concluderen dat verdachte naar voren komt als een jongeman met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met (covert) narcistische
persoonlijkheidstrekken, waarbij de pathologie vooral zichtbaar wordt in het gebied van intieme relaties. Er zijn geen aanwijzingen voor een verstandelijke beperking of andere psychopathologie, zoals een posttraumatische stressstoornis.
De deskundigen concluderen dat sprake is van verminderde toerekenbaarheid. Op grond van een gestructureerd klinisch oordeel kan volgens de deskundigen gesteld worden dat — onbehandeld – het recidiverisico op gewelddadig gedrag vermoedelijk uitsluitend zal optreden binnen intieme relaties en met name bij (dreigende) verlating door een geliefde. Er is geen sprake van recidivegevaar op korte termijn, in ieder geval niet zolang betrokkene geen intieme relatie aangaat.
De deskundigen adviseren een intensieve, psychotherapeutische behandeling, zoals schematherapie of mentalization based therapy (MBT). Deze psychotherapeutische behandeling dient — alle mogelijkheden binnen het strafrecht en de GGZ wegende – ambulant plaats te vinden, omdat verdachte dan in de gelegenheid komt om krenkingen van zijn zelfgevoel, met name in intieme relaties, maar mogelijk ook bij scholing en werk en in vriendschappen, op te doen en te kunnen oefenen met het verdragen daarvan en ermee om te leren gaan. In een JJI zal verdachte onvoldoende “oefenmateriaal” op dit gebied aangereikt krijgen en kan hij zijn positieve zelfgevoel gemakkelijk in stand houden, omdat hij zich dan “beter” voelt dan de andere daar geplaatste jeugdigen.
Geadviseerd wordt de benodigde behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te doen plaatsvinden.
4.3
Actualisatierapport Teylingereind
In dit rapport wordt vermeld dat verdachte ook nu op het eerste gezicht een adequaat functionerende intelligente jongeman is, die zich in de laatste twee jaar ruime sociale vaardigheden heeft eigen gemaakt. Tegelijkertijd is het opvallend dat het tenlastegelegde en alle – in het eerdere klinische observatieonderzoek en de verslagen van Den Hey-Acker – beschreven probleemgebieden sterk naar de achtergrond van verdachtes beleving zijn geraakt of zelfs nog nauwelijks een rol spelen: verdachte vindt dan ook dat er weinig of niets met hem aan de hand is.
De deskundigen stellen hun conclusie uit het eerdere rapport van 6 februari 2020 bij en concluderen nu dat niet alleen sprake is van borderline kenmerken in de vorm van een verstoorde emotieregulatie en een zwakke identiteit, maar ook van narcistische persoonlijkheidstrekken. Dit was ook al het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Door het narcistische pantser zal de dieperliggende problematiek lastiger te bereiken zijn, hetgeen wordt versterkt door het ontbreken van probleembesef en -inzicht.
In het eerdere klinische observatieonderzoek is beschreven dat de geconstateerde problematiek in de reguliere interactie met verdachte niet direct opvalt, maar zich slechts manifesteert op het specifieke gebied van de intieme relatievorming. Tijdens de behandeling in Den Hey-Acker en ten tijde van het actualisatieonderzoek is duidelijk geworden dat de problematiek van verdachte zich niet alleen afspeelt in intieme relaties, maar breder, namelijk ook in andere sociale relaties, met andere woorden: de problematiek manifesteert zich op een breder terrein dan aanvankelijk werd aangenomen.
De deskundigen adviseren verdachte voor het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, gelet op de vermijdende copingstijl van verdachte in combinatie met een hoge score op ‘hanteren van boosheid’. Verdachte heeft weliswaar laten weten bereid te zijn tot ambulante behandeling, maar het valt op dat zoals gezegd sprake is van een gebrek aan probleembesef en van weinig belangstelling voor de eigen innerlijke drijfveren. Samen met een hoge mate van afweer in de zin van ontkenning, waardoor het moeilijk is om met verdachte in gesprek te komen, neemt het risico op herhaling van een dergelijk geweldsdelict toe.
Er wordt een langdurige, klinische, psychotherapeutische behandeling geadviseerd binnen een beveiligde, gestructureerde setting. Het blijft moeilijk te voorspellen wat de uitwerking van inzicht gevende psychotherapie zal zijn. Dit kan mogelijk een versterkend effect hebben op zijn emoties, waarbij destructief gedrag naar zichzelf of anderen nog steeds niet kan worden uitgesloten. Deze behandeling overstijgt de tijd die beschikbaar is in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De behandeling kan daarom volgens de deskundigen het beste plaatsvinden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
4.4
Verhoor NIFP-deskundigen raadsheer-commissaris
Op 12 april 2022 zijn de voornoemde NIFP-deskundigen bij de raadsheer-commissaris gehoord. Tijdens dit verhoor bleek dat de deskundigen vasthielden aan de in de recente rapportages vermelde conclusies aangaande de gestelde diagnose.
Voor wat betreft de conclusie in het meest recente observatierapport over problemen in interactie naar anderen respectievelijk narcistische trekken waarvan niet alleen binnen intieme relaties sprake zou zijn, zien de deskundigen [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] geen groot risico naar andere groepen dan in de intieme relaties. Zij zien dan ook geen algemeen agressieregulatie probleem. Voorts is gebleken dat de deskundigen van mening blijven verschillen voor wat betreft de risicotaxatie. Dit geldt evenzeer voor de wijze waarop invulling gegeven zou moeten worden aan de noodzakelijk geachte behandeling. Hierover bestaat geen consensus.
Genoemde deskundigen vinden dat het narcistische pantser zal versterken wanneer verdachte in de JJI blijft. Hij blijft een atypische jongen tussen de anderen in die setting. Daarom vinden zij een langer verblijf in een JJI gecontra-indiceerd. Zij denken dat een behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel goed mogelijk is, mits er juiste begeleiding is.
De deskundige [psychiater 1] stelt in reactie hierop dat een verblijf in een JJI op zich niet het narcistische pantser levert. Er zijn tekenen van de narcistische trekken ook lang voor het tenlastegelegde. Dat hebben zij in retroperspectief beschouwd. Het narcistische patroon heeft zich dus niet alleen ontwikkeld in de JJI. Hij denkt dat een noodzakelijke behandeling langer gaat duren dan de tijd die staat voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Hij wijst op het gegeven dat de deskundigen worden weggeleid van de zogenaamde black box, omdat verdachte zegt niet meer te weten wat er gebeurd is met [slachtoffer] . Volgens [psychiater 1] is dit een extra laag van het pantser van verdachte.
[psychiater 1] zegt het ook nog belangrijk te vinden dat er bij verdachte geen enkele intrinsieke belangstelling is voor de vraag waarom het feit heeft plaatsgevonden. Desgevraagd verklaart hij dat de plek in de JJI niet ongeschikt is voor [verdachte] en dat de JJI niet bij gebrek aan beter is genoemd. Verdachte kan volgens de deskundige in een JJI wel degelijk leren van de situaties die zich voordoen, zoals in Den Hey-Acker, en hij kan daar zijn diepgewortelde problematiek aanpakken. De deskundigen [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] weten dat de JJI uitgerust is om de juiste therapie toe te passen. Zij vinden dat het recidiverisico hoog is. Een beveiligde, gestructureerde setting is noodzakelijk om te zien wat er gebeurt bij oefenen. Het is niet ideaal, maar zij denken wel dat het noodzakelijk is.
4.5
Rapport Raad voor de Kinderbescherming d.d. 15 april 2022
Voorts heeft het hof acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
d.d. 15 april 2022, waarin primair een voorwaardelijke PIJ-maatregel met plaatsing binnen De Catamaran wordt geadviseerd en subsidiair een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, indien een klinische behandeling bij de Catamaran in dat kader gerealiseerd zou kunnen worden.
5. Strafoplegging hof
5.1
Jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht?
Nu verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde 16 jaar oud was, zou gelet op de ernst van het feit op grond van art. 77b van het Wetboek van Strafrecht het
volwassenstrafrecht kunnen worden toegepast.
Zoals blijkt uit het voorgaande lopen de adviezen op vele punten uiteen. De deskundigen zijn het er echter wel over eens dat moet worden uitgegaan van het jeugdstrafrecht. Op grond van hetgeen in alle rapportages wordt vermeld over de persoonlijkheid van verdachte is het hof van oordeel dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
5.2
Op te leggen maatregel
Het hof neemt de conclusies van de deskundigen [psychiater 1] en [GZ-psycholoog 1] van Teylingereind uit het rapport van 6 april 2022 alsmede hetgeen volgt uit hun verhoor bij de raadsheer-commissaris op 12 april 2022 over en legt die ten grondslag aan zijn beslissing.
Dit betekent dat het hof verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal opleggen. Het hof acht deze maatregel passend en noodzakelijk gelet op de aard en inhoud van het dossier en de persoon van verdachte. Het bewezenverklaarde feit is zeer ernstig en voor het hof staat vast dat er bij verdachte sprake is van complexe en ernstige psychische problematiek. In diagnostische zin is volgens voornoemde deskundigen sprake van een gemiddeld intelligente jongen bij wie een scheefgroei in de persoonlijkheid is ontstaan met borderline en narcistische trekken. De prognose is dat de behandeling van verdachte langer zal duren dan de maximale duur van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarnaast zal verdachte na zijn behandeling een resocialisatieprogramma moeten doorlopen om op een goede manier terug te kunnen keren in de maatschappij. Ook dit zal naast de behandeling van verdachte, de nodige tijd kosten.
Hoewel het hof ziet dat er aan een langer verblijf door verdachte in een JJI nadelen kleven, wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag door verdachte door de deskundigen van Teylingereind, zonder adequate behandeling, als hoog ingeschat. Dit risico doet zich volgens de deskundigen niet alleen voor bij intieme relaties, maar ook in bredere zin. Daarnaast is de verwachting dat de geadviseerde behandeling veel bij verdachte zal losmaken, waarbij hij mogelijk destructief naar zichzelf of een ander kan zijn. Dit maakt dat de behandeling van verdachte moet plaatsvinden in een veilige, gestructureerde en klinische omgeving, waarbij voldoende toezicht kan worden gehouden op de veiligheid van verdachte en de veiligheid van anderen en waarbij de reactie van verdachte op de behandeling goed kan worden gemonitord. Het feit dat verdachte stelt open te staan voor behandeling en dat zijn ouders aangeven hem hierin te zullen ondersteunen, acht het hof onvoldoende om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vanuit een voorwaardelijk kader te kunnen waarborgen.
Gelet op het (indien onbehandeld) als hoog ingeschatte recidiverisico, acht het hof het met het oog op de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, op dit moment niet verantwoord om verdachte, buiten de muren van een klinische setting of een JJI in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, te laten oefenen met krenkingen van zijn zelfgevoel, zoals geadviseerd door de deskundigen van de ambulante dubbelrapportage. Dit geldt temeer nu verdachte zichzelf sociale vaardigheden heeft eigen gemaakt en hij in alle onderzoeken en in de behandeling bij Den Hey-Acker nog onvoldoende inzicht geeft in zijn belevingswereld, waardoor verdachte in een ambulante behandeling makkelijker kan doen voorkomen alsof het goed gaat, terwijl dat niet zo is. In dat opzicht achten de deskundigen van Teylingereind een poliklinische behandeling, waarin verdachte één of maximaal twee uur per week een gesprek zal hebben met een psychotherapeut ontoereikend om de vastgestelde pathologie goed in beeld te kunnen brengen: de problematiek zal daar onder de narcistische pantsering afgedekt blijven.
Het is voor de samenleving, maar ook voor verdachte zelf van belang dat een veilige terugkeer in de samenleving gewaarborgd is. Derhalve is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en daarmee – uiteindelijk – ook in zijn belang is.
De raadsman heeft aangevoerd dat met het actualisatierapport van Teylingereind niet voldaan is aan de opdracht van het hof, omdat de referenten [referent 1] volgens de verdediging niet bij het rapport zou zijn betrokken, van [referent 2] geen recente informatie is ingewonnen en de deskundigen geen persoonlijk onderhoud met de referenten hebben gehad, maar het met schriftelijke informatie moesten doen. Het hof sluit zich hieromtrent aan bij de conclusie van de raadsheer-commissaris, dat met de schriftelijke informatie voldaan is aan de opdracht van het hof dat de referenten zullen ‘worden betrokken bij’ bij het onderzoek (zie pagina 14 van het actualisatierapport van Teylingereind van 6 april 2022). De deskundigen van Teylingereind hebben in het verhoor bij de raadsheer-commissaris op 12 april 2022 aangegeven dat de aan hen verstrekte informatie voldoende is geweest om het actualisatierapport te schrijven. Voorts hebben de deskundigen aangegeven dat het verslag van [medewerkster Teylingereind] van 2 maart 2022 informatie bevatte van de schematherapeut, de muziektherapeut en de mentor. [referent 1] was de mentor van verdachte in groep 6 in Den Hey-Acker en is volgens de deskundigen aldus betrokken in de schriftelijke informatie. Het hof ziet derhalve geen reden om het actualisatierapport van Teylingereind ter zijde te schuiven.
Aan de voorwaarden die worden gesteld aan het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voldaan:
  • Op grond van wat de deskundigen in hun recente observatierapport vermelden en overigens ook van het advies van de deskundigen die ambulant hebben gerapporteerd, stelt het hof vast dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond;
  • De door verdachte gepleegde moord betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld;
  • De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen het opleggen van de PIJ-maatregel. De verdachte heeft een zeer ernstig geweldsmisdrijf gepleegd. Het recidiverisico voor soortgelijke delicten acht het hof hoog gelet op de meest recente rapportage van Teylingereind;
  • De maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, omdat de maatregel eraan kan bijdragen dat de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte in positieve zin wordt omgebogen en verwacht wordt dat verdachte kan profiteren van een langdurige klinische behandeling waaraan hij zich niet kan onttrekken.
De PIJ-maatregel zal naar het oordeel van het hof moeten worden opgelegd ter zake
van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een geweldsdelict. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is, voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Subsidiair verzoek verdediging
Het hof is ten aanzien van het verzoek van de raadsman om, indien een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, in het arrest een advies op te nemen dat de maatregel indien mogelijk bij De Catamaran ten uitvoer wordt gelegd, van oordeel dat het niet aan het hof is om een advies te geven over de instelling waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd. De raadsman kan dit bij de tenuitvoerlegging aan de selectiefunctionaris voorleggen.
5.3
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit acht het hof het passend en
geboden dat aan verdachte naast de op te leggen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, de maximale jeugddetentie wordt opgelegd van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Het gaat hier om een zeer ernstig misdrijf. Verdachte heeft [slachtoffer] , een meisje van 15 jaar oud, thuis met zeer fors geweld om het leven gebracht. Door zijn proceshouding heeft hij tot in hoger beroep geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door tot in hoger beroep te blijven volhouden dat hij zich tegen de aanvallen van [slachtoffer] heeft moeten verdedigen. Jeugddetentie voor de maximale duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest is daarom passend en geboden. De conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maakt dit niet anders.
De verdediging heeft aangevoerd dat in eerste aanleg sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM. Het hof constateert dat het vonnis twee maanden na de door de Hoge Raad genoemde termijn in jeugdzaken van 16 maanden is gewezen. Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat dit geen overschrijding van de redelijke termijn oplevert, omdat het gaat om een complex dossier en er veel onderzoek is verricht, juist om het scenario van de verdediging dat sprake zou zijn van noodweer te kunnen toetsen.
De vorderingen van de benadeelde partijen
De ouders van [slachtoffer] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen
ieder afzonderlijk materiële en immateriële schade als gevolg van het door verdachte
gepleegde feit.
1. De vorderingen
Op basis van de voorliggende stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt het hof vast dat:
[vader slachtoffer], in eerste aanleg een vergoeding heeft gevorderd van € 55.482,81, bestaande uit:
  • kosten van lijkbezorging ad € 11.295,68;
  • medische kosten i.v.m. EMDR-behandeling ad € 1.000,-;
  • reis- en parkeerkosten i.v.m. behandeling psycholoog ad € 118,51;
  • reis- en parkeerkosten i.v.m. EMDR-behandeling ad € 379,08;
  • toekomstige medische kosten i.v.m. EMDR-behandeling ad € 500,-;
  • toekomstige reis- en parkeerkosten i.v.m. EMDR-behandeling ad € 189,54;
  • toekomstige medische kosten i.v.m. behandeling psycholoog ad € 1.000,-;
  • toekomstige reis- en parkeerkosten i.v.m. behandeling psycholoog ad € 200,-;
  • nota [psycholoog] t.b.v. opstellen beoordelingsrapport ad € 800,-;
  • affectieschade ad € 20.000,-;
  • primair shockschade, subsidiair aantasting in persoon ad € 20.000,-,
te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[moeder slachtoffer]in eerste aanleg een vergoeding heeft gevorderd van € 57.317,45, bestaande uit:
  • kosten van lijkbezorging ad € 16.022,83;
  • diverse medische kosten ad € 94,62;
  • toekomstige medische kosten i.v.m. behandeling psycholoog ad € 1.000,
  • toekomstige reis- en parkeerkosten i.v.m. behandeling psycholoog ad € 200,-;
  • affectieschade ad € 20.000,-;
  • primair shockschade, subsidiair aantasting in persoon ad € 20.000,-,,
te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast hebben de benadeelde partijen proceskosten gevorderd in de vorm van reiskosten naar hun advocaat, te weten de vader een bedrag van € 296,22 en de moeder een bedrag van € 273,26.
De benadeelde partijen hebben te kennen gegeven hun ingediende verzoeken tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat van de benadeelde partijen heeft in hoger beroep aangevoerd dat de benadeelde partijen in aanloop naar het hoger beroep geen aanvullende schade hebben gevorderd en dat zij het hof om die reden verzoeken hen niet-ontvankelijk te verklaren in de toekomstige schadeposten.
2. Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in het oordeel van de rechtbank aangaande de materiële en immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 53.593,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 56.117,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard. Voor wat betreft de proceskosten in de vorm van reiskosten voor het bezoek aan de advocaat heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze kosten gelet op het bepaalde in artikel 241 Rv niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking komen.
3. Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat een beroep is gedaan op
noodweer(exces) en daarmee ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit. Subsidiair
refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van de
gevorderde kosten van lijkbezorging, medische kosten en parkeer- en reiskosten voor de
behandeling bij de psycholoog en de EMDR-behandeling en de vorderingen die gaan over
affectieschade. De vorderingen met betrekking tot de shockschade dan wel aantasting in de
persoon op andere wijze dienen volgens de raadsman te worden gematigd tot een bedrag van € 15.000,-. De gevorderde toekomstige kosten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard bij gebreke aan onderbouwing. Voorts heeft de verdediging verzocht om bij de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie te bepalen of op te leggen.
4. Het oordeel van het hof
Inleiding
Het hof stelt voorop dat het overlijden van [slachtoffer] een enorme impact heeft gehad op
alle betrokkenen en bij hen tot zeer groot verdriet heeft geleid. Dit zal op geen enkele wijze
kunnen worden gecompenseerd. Het hof benadrukt dit omdat de beoordeling van de
vorderingen tot schadevergoeding een juridische beoordeling betreft die onmogelijk de
intensiteit van het verdriet van de ouders van [slachtoffer] tot uitdrukking kan brengen, laat staan
deze kan wegnemen.
Affectieschade
Sinds 1 januari 2019 is het voor nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om op
grond van artikel 6:108, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) affectieschade te
vorderen. Voor de hoogte van de vergoeding zijn in het Besluit vergoeding affectieschade
forfaitaire bedragen vastgesteld.
Het hof stelt vast dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is van het handelen van verdachte. Hiermee is de grond voor vergoeding van affectieschade gegeven. De gevorderde
bedragen door de ouders van [slachtoffer] zijn in overeenstemming met het Besluit vergoeding
affectieschade. Het hof zal de gevorderde bedragen aan affectieschade dan ook geheel
toewijzen.
Shockschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van
shockschade, sluit het hof aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder
meer HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201 en HR 4 oktober 2016,
ECLI:NL:HR:2016:2241). Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de
benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeg wordt gebracht door (i) het
waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige
gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn
voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het
slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is
gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van
geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden
vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de
psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden
vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval,
waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de
ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het
herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient het hof bij de begroting,
indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare
gevallen zijn toegekend. Het hof merkt daarbij op dat bij shockschade de specifieke
omstandigheden van het geval dusdanig bepalend zijn, dat verschillende strafzaken zich
nooit echt goed laten vergelijken.
Het hof stelt vast dat de ouders van [slachtoffer] het feit niet zelf hebben waargenomen,
zodat beoordeeld dient te worden of zij zijn geconfronteerd met de ernstige gevolgen
daarvan. Voor beide ouders geldt dat zij hun dochter [slachtoffer] hebben moeten identificeren en
daarbij zijn geconfronteerd met het grote aantal steekverwondingen in onder meer de hals,
de nek en de borst van [slachtoffer] . De moeder is nogmaals geconfronteerd met het letsel van
[slachtoffer] tijdens het wassen van het lichaam en het aankleden van [slachtoffer] voor de begrafenis.
Daarnaast hebben beide ouders kennis genomen van het procesdossier. Voor de moeder in
het bijzonder geldt nog dat zij de messen heeft gezien die op de plaats delict zijn
aangetroffen, die aan haar in het kader van het onderzoek ter verificatie zijn getoond. Ook
heeft zij gezien hoe onderzoekers van het forensisch team in witte pakken haar woning
binnen gingen voor onderzoek. Op grond van het voorgaande acht het hof het voldoende
aannemelijk dat bij beide ouders sprake is geweest van een hevige emotionele schok door
directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het feit. Door het zien van de
steekverwondingen, gecombineerd met de overige omstandigheden én de wetenschap van
wat er is gebeurd, hebben zij zich een gruwelijke voorstelling kunnen maken van hetgeen hun dochter [slachtoffer] , met wie zij een nauwe relatie hadden, is overkomen en hetgeen haar door toedoen van verdachte is aangedaan.
Verder staat voor het hof vast dat bij beide ouders sprake is van geestelijk letsel in de
vorm van een medisch vastgesteld psychisch of psychiatrisch ziektebeeld. Uit de
overgelegde medische informatie, waaronder het ingebrachte rapport van [psycholoog]
van 11 mei 2020, en de toelichting ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt dat bij beide ouders sprake is van een persisterende complexe rouwstoornis, waarbij (in enige mate) ook sprake is van een posttraumatische stressstoornis, waaronder herbelevingen, nachtmerries en hyperalertheid.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de ouders van [slachtoffer] geestelijk
letsel hebben opgelopen als gevolg van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van
het feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die shockschade.
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding heeft het hof in het bijzonder
rekening gehouden met de aard en de ernst van het geestelijk letsel en de affectieve relatie
tussen de ouders en [slachtoffer] . Daarnaast heeft het hof, voor zover mogelijk gelet op de
zeer casuïstische beoordeling, aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. Het door
beide ouders verzochte bedrag van 20.000,- acht het hof voor toewijzing vatbaar. Het hof ziet geen reden voor matiging van dit bedrag zoals door de verdediging verzocht.
Het vorenstaande brengt voorts mee dat het hof aan de subsidiaire vordering van de
ouders tot vergoeding van schade op de grond dat sprake is van een aantasting in de persoon
‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW
niet meer toekomt. Het hof zal een bespreking hiervan dan ook achterwege laten.
Materiële schade
a. a)
Kosten lijkbezorging
Op grond van artikel 6:108, tweede lid, van het BW is degene die aansprakelijk is voor het
overlijden verplicht tot vergoeding aan degene ten laste van wie de kosten van lijkbezorging
zijn gekomen. Het staat vast dat de kosten van lijkbezorging ten laste zijn gekomen van de
ouders van [slachtoffer] en zij hebben als benadeelde partijen vergoeding hiervan gevorderd,
ieder voor de kosten die zij zelf hebben gemaakt. Deze kosten komen het hof redelijk
voor en zijn geheel voor toewijzing vatbaar.
b)
Medische kosten, parkeer- en reiskosten i.v.m. behandeling en kosten opstellen
beoordelingsrapport [psycholoog]
Het hof heeft hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte aansprakelijk is voor het
geestelijk letsel dat de ouders van [slachtoffer] hebben opgelopen als gevolg van het handelen
door verdachte. Dit betekent dat verdachte eveneens aansprakelijk is voor de materiële
schade die voortvloeit uit dit geestelijk letsel. De hoogte van bovengenoemde kosten is onderbouwd en deze kosten zijn voor toewijzing vatbaar.
c)
Toekomstige medische kosten en parkeer- en reiskosten
Het hof zal de benadeelde partijen conform het verzoek van hun advocaat niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van bovenvermelde posten die zien op nog niet te begroten toekomstige posten, nu zij in hoger beroep geen aanvullende schade hebben gevorderd.
Proceskosten
De benadeelde partijen hebben om vergoeding verzocht van de reiskosten die zij hebben gemaakt voor gesprekken met hun raadsman, de vader een bedrag van € 296,22 en de moeder een bedrag van € 273,26.
Het hof beoordeelt deze kosten als niet toewijsbaar.
Weliswaar heeft de raadsman van de benadeelde partijen gewezen op een arrest van de Hoge Raad waarin wordt overwogen dat de reiskosten naar de advocaat van de benadeelde dienen te worden aangemerkt als proceskosten (Hoge Raad 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2338), maar uit vaste en latere jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een redelijke wetsuitleg van 592a Sv (thans: art. 532 Sv) meebrengt dat, nu in (gewone) civiele procedures reiskosten van een partij naar de advocaat niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking komen, zulks ook heeft te gelden in de voegingsprocedure in een strafzaak.
Aldus is het hof van oordeel dat de reiskosten naar de advocaat, noch vergoedbare materiële schade betreffen noch vergoedbare proceskosten. Derhalve zullen deze kosten worden afgewezen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019, zijnde de dag waarop het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande moet verdachte aan:
  • de benadeelde partij
  • de benadeelde partij
€ 56.117,45, waarvan € 16.117,45 aan materiële schade en € 40.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019.
Voor het deel van de vorderingen waarin de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden
verklaard, geldt dat zij deze desgewenst bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partijen zal het hof, zoals
verzocht door de benadeelde partijen en gevorderd door de advocaat-generaal, tevens de
schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarbij zal echter geen vervangende jeugddetentie
worden bepaald of opgelegd. Op deze wijze zal de Staat zorgdragen voor uitkering en
inning van de toe te wijzen bedragen zonder de mogelijkheid dat verdachte vervangende
jeugddetentie krijgt wanneer de bedragen niet op hem verhaald zouden kunnen worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
Vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [vader slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 53.593,27 (drieënvijftigduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 13.593,27 (dertienduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 40.000,00 (veertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [vader slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 53.593,27 (drieënvijftigduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 13.593,27 (dertienduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en
€ 40.000,00 (veertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 19 augustus 2019.
Vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 56.117,45 (zesenvijftigduizend honderdzeventien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 16.117,45 (zestienduizend honderdzeventien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 40.000,00 (veertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [moeder slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 56.117,45 (zesenvijftigduizend honderdzeventien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 16.117,45 (zestienduizend honderdzeventien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 40.000,00 (veertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 19 augustus 2019.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 18 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het rapport van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021, pagina 27.
2.Het rapport van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021, pagina 15.
3.Het rapport van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021, pagina 39.
4.Het rapport van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021, pagina 51.
5.Het rapport van [GZ-psycholoog 2] en [psychiater 2] d.d. 21 november 2021, pagina 57.
6.Klinische multidisciplinaire rapportage observatieafdeling Teylingereind van [GZ-psycholoog 1] [psychiater 1] , pagina 40.
7.Klinische multidisciplinaire rapportage observatieafdeling Teylingereind van [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] , pagina 45.
8.Klinische multidisciplinaire rapportage observatieafdeling Teylingereind van [GZ-psycholoog 1] en [psychiater 1] , pagina 46.