Het Hof heeft ten aanzien van bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte door het gebruik van het medicijn paroxetine acathisie heeft ontwikkeld en dat de incidenten gepleegd zijn in een toxisch delirium. Dit zou aan bewezenverklaring van opzet en voorbedachte raad in de weg staan.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Aan de blouse die verdachte droeg op 2 februari 2008 is in hoger beroep onderzoek verricht. Nadat via een DNA-onderzoek van het op die blouse aangetroffen bloed is vastgesteld dat het bloed van verdachte was, is dit bloed onderzocht op aanwezigheid van paroxetine. De conclusie van forensisch toxicoloog Dr. Pennings in zijn rapport van 6 mei 2013 is dat in het bloed een hoeveelheid paroxetine is aangetroffen die ligt boven de gedefinieerde ondergrens van de therapeutische waarde. Dat verdachte paroxetine had gebruikt voorafgaande aan de tenlastegelegde feiten neemt het hof op basis hiervan als uitgangspunt.
In hoger beroep is door forensisch psychiater en klinisch farmacoloog dr. Verkes onderzoek bij verdachte gedaan naar de bijwerking van agressie bij het gebruik van paroxetine. In zijn rapport van 30 januari 2012 concludeert hij dat de uitkomsten van het onderzoek de hypothese ondersteunen dat er bij betrokkene een verband bestaat tussen de inname van paroxetine en agressief gedrag. Hij geeft aan dat een aantal omstandigheden ten tijde van de delictssituatie die niet gerealiseerd konden worden tijdens het onderzoek, waaronder het gebruik van alcohol, de mate van provocatie en het stressniveau, de gevoeligheid van het optreden van agressie bij paroxetine ten tijde van de delicten versterkt zouden kunnen hebben. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte weliswaar geagiteerd reageert op de dagen dat hij paroxetine heeft gebruikt maar dat hij slechts in één geval een duidelijk boze reactie geeft wanneer hij geprovoceerd wordt.
In zijn mondelinge toelichting ter zitting van het hof van 6 februari 2014 geeft Verkes aan dat hij tijdens het onderzoek geen acathisie heeft waargenomen bij verdachte. Hij is bekend met het verschijnsel als zodanig en zou dit herkend hebben indien dit zich tijdens het onderzoek had voorgedaan. Hij geeft voorts aan als zijn deskundige mening dat een dergelijke toestand alleen vastgesteld kan worden als men de persoon in kwestie zelf kan onderzoeken. Naar zijn mening is het niet mogelijk acathisie vast te stellen aan de hand van achteraf door de persoon in kwestie opgestelde verklaringen.
Door de verdediging is een rapport van drs. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld, arts, forensisch medisch onderzoeker ingebracht dat op verzoek van de verdediging is gemaakt.
Met behulp van citaten van anderen komt zij tot een opsomming van symptomen die optreden bij acathisie. Dit zijn:
- innerlijke onrust, niet stil kunnen zitten, opgewondenheid die tot uitdrukking komt in bewegingsdrang;
- benen niet stil kunnen houden, niet in staat zijn een houding te kunnen aannemen;
- een gevoel van gespannenheid in lichaam en geest;
- angstige voorgevoelens, makkelijk te irriteren, algemeen onbehagen, diepe triestheid;
- ongerustheid, trillen, woede, angst;
- nare gevoelens in de toename van psychotische symptomen;
- agressieve gedachten en daden;
- seksuele honger;
- slecht concentratievermogen en herinnering.
Op verzoek van Eikelenboom-Schieveld heeft verdachte een verslag gemaakt van zijn beleving van die dag. Aan de hand hiervan en aan de hand van het dossier concludeert Eikelenboom-Schieveld het volgende:
"De dag voor de delicten is hij weer hevig onrustig en hij besluit een tweede paroxetine te nemen. De onrust blijft aanhouden en hij kan niet lang op één plek blijven. Hij gaat rond 23.00 uit het café weg en komt dan langs het huis van het mannelijke slachtoffer, waar hij de auto van zijn inmiddels ex-echtgenote ziet staan. Hij kan zich nog herinneren dat hij haar belde en tijdens het gesprek begon te trillen en schudden. Het eerste wat hij dan weer weet, is als hij bij een tankstation probeert te tanken. Dit lukt niet omdat hij de pincodes door elkaar haalt. Hij realiseert zich dan dat er overal bloed zit. Hij heeft het heet, trekt zijn jas uit en rijdt met open raam naar Duitsland. Later in Duitsland krijgt hij het heel erg koud. De symptomen die verdachte hier beschrijft, wijzen in de richting van acute acathisie, het eerder in dit rapport beschreven toxisch delier dat ontstaat als bijwerking van psychoactieve stoffen en al sinds de jaren 50 bekend is."
De informatie die hierboven voor de conclusie wordt gebruikt komt niet overeen met informatie die zich in het dossier bevindt. Zo hebben de mensen die die bewuste avond in het café contact hebben gehad met verdachte allen verklaard dat verdachte die avond geen opvallend gedrag vertoonde. Bij de politie heeft verdachte niet verklaard dat hij begon te trillen en te schudden toen hij zijn ex-vrouw belde. Toen hij zijn oomzegger [betrokkene 1] om 00.23 uur belde (waarbij de zendmast in Buitenpost werd aangestraald) en later toen hij om 00.48 uur zijn zwager [betrokkene 2] belde (waarbij de zendmasten in Midwolde en Zuidhorn werden aangestraald) heeft verdachte in grote lijnen verteld wat hij gedaan had. Van slecht herinneringsvermogen blijkt daaruit niet. (Weliswaar is [betrokkene 1] toen hij later bij de rechter-commissaris is gehoord, op een deel van zijn bij de politie afgelegde verklaringen terug gekomen, maar op het punt van de inhoud van het telefoongesprek is hij bij zijn verklaring gebleven.)