In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van het hof van 19 november 2015. Verzoeker, die in deze procedure wordt aangeduid als belanghebbende, had eerder bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2008 en 2009. Na een eerdere afwijzing van zijn herzieningsverzoek in 2019, heeft verzoeker opnieuw verzocht om herziening, waarbij hij stelde dat er nieuwe feiten waren die niet eerder bekend waren. Het hof heeft de procedure op 12 november 2020 behandeld, waarbij verzoeker en vertegenwoordigers van de inspecteur van de Belastingdienst aanwezig waren.
Het hof heeft in zijn uitspraak van 24 mei 2019 al geoordeeld dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet eerder bekend waren. Verzoeker heeft in zijn verzoek opnieuw klachten geuit die grotendeels overeenkomen met zijn eerdere verzoek. Het hof heeft geoordeeld dat de nieuwe feiten die verzoeker aanvoert niet voldoen aan de voorwaarden voor herziening, omdat deze niet nieuw zijn of niet relevant voor de uitspraak van 19 november 2015. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien om het griffierecht of de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is ondertekend door de griffier.