Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het verzoek- en verweerschrift van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2019;
- een brief van [verweerster] van 13 november 2018 met drie aanvullende stukken voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2019;
- een kopie van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 november 2018, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2019;
- een brief van [appellant] met kopieën van voornoemd proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 23 november 2018, een vonnis in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven tussen partijen met zaaknummer 7289734 / 18-8931 en de inleidende dagvaarding in die procedure, ingekomen ter griffie op 26 november 2019;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 december 2019;
- een brief van [appellant] met een V6-formulier ‘Indienen nadere stukken’, een akte houdende overlegging producties, tevens aanvulling eis en de daarbij behorende productie (een memorie van grieven in de hiervoor genoemde dagvaardingsprocedure), ingekomen ter griffie van het hof op 22 juni 2020;
- een fax van [verweerster] , ingekomen ter griffie op 22 juni 2020;
3.De beoordeling
Onderwerp: [verweerster] / [de vennootschap 2](…)
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een billijke vergoeding van
€ 240.681,84 bruto, althans een in goede justitie te bepalen ander bedrag;
€ 173.016,72, herstel van de pensioenvoorziening per de datum dat [verweerster] hiermee is gestopt, vermoedelijk 1 september 2018, tot aan de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de toekomstige pensioenschade die [appellant] heeft ten gevolge van het einde van de arbeidsovereenkomst;