ECLI:NL:HR:2011:BR2045
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van afstandsbeding bij onteigening in huurcontract
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een huurcontract met een afstandsbeding dat de verhuurder vrijstelt van schadevergoeding aan de huurder bij onteigening. De zaak betreft een perceel grond dat oorspronkelijk eigendom was van [betrokkene 1], die het perceel op 21 november 1997 verkocht aan [betrokkene 2]. [Betrokkene 2] gaf een gedeelte van de grond, waar een boomgaard op stond, in gebruik aan [verweerder] tegen een jaarlijkse vergoeding. In de overeenkomst waren bepalingen opgenomen die de beëindiging van de overeenkomst zonder opzegtermijn bij onteigening mogelijk maakten en stipuleerden dat de verhuurder geen schadevergoeding verschuldigd was aan de huurder bij onteigening.
[Eiser], de opvolgend eigenaar van de grond, heeft de huurovereenkomst voortgezet, maar heeft deze opgezegd in verband met een aangekondigde onteigening. De rechtbank heeft de onteigening uitgesproken en de schadeloosstelling vastgesteld. [Eiser] vorderde vervolgens dat [verweerder] hem een deel van de schadeloosstelling zou betalen, maar de rechtbank wees deze vordering af. Het hof oordeelde dat het afstandsbeding mogelijk nietig of vernietigbaar was, maar accepteerde een nieuw verweer van [verweerder] dat niet in overeenstemming was met de goede procesorde.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en oordeelde dat het afstandsbeding vernietigbaar was, niet nietig. De bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en het Eerste Protocol bij het EVRM beschermen de pachter en zijn afhankelijkheid van de pachtovereenkomst. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de grenzen van de goede procesorde had overschreden door het nieuwe verweer van [verweerder] te aanvaarden, en verwees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling.