Uitspraak
5.Het verdere verloop van de procedure
- de tussenbeschikking van 6 februari 2020;
- de akte uitlating van [verweerder] met producties, ingekomen ter griffie op 7 april 2020;
- de antwoordakte van Ryanair, ingekomen ter griffie op 20 mei 2020.
6.De verdere beoordeling
New Hairstyle) – niet-limitatief – geformuleerde gezichtspunten. Het hof voegt hieraan toe dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze gezichtspunten zich ook voor toepassing lenen in een geval als het onderhavige, waarin de billijke vergoeding is gegrond op artikel 7:671c lid 2, aanhef en onder b, BW. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval (ECLI:NL:HR:2018:878 (
Zinzia), rov. 3.3.2).
New Hairstyle-beschikking kan afhankelijk van de mate waarin de werkgever een verwijt valt te maken, de billijke vergoeding worden verhoogd (vgl. ECLI:NL:PHR:2020:360, 5.19). In de uitzonderlijke omstandigheden van dit geval is daartoe zeker aanleiding. Het hof verwijst naar al hetgeen is overwogen over de ernst van de verwijtbaarheid van het handelen van Ryanair zoals is vastgesteld in rov. 3.7 tot en met 3.12 van de tussenbeschikking (zie ook rov. 6.2 tot en met 6.8 van deze beschikking). [verweerder] zag in de omstandigheden geen andere uitweg dan de kantonrechter ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst te vragen, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling duidelijk heeft gemaakt. Dit betekende dat hij zijn vaste baan als gezagvoerder moest opgeven met alle gevolgen van dien. Gelet op alle door partijen aangevoerde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een billijke vergoeding van € 100.000,-- passend. Met een lager bedrag zou [verweerder] niet althans onvoldoende gecompenseerd zijn voor het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair gelet op de mate van verwijtbaarheid. Deze compensatie strekt ook tot genoegdoening voor [verweerder] wegens dat handelen van Ryanair (vgl. ECLI:NL:HR:2018:878, rov. 3.3.5). [verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk gemaakt dat de handelwijze van Ryanair, waarbij Ryanair over een periode van een aantal maanden onacceptabele druk op hem heeft uitgeoefend, negatieve impact heeft gehad op zijn leven (zie ook punt 67 van de pleitaantekeningen van [verweerder] in eerste aanleg). Ook een hoger bedrag acht het hof niet gerechtvaardigd. Daarbij is rekening gehouden met de aan [verweerder] toekomende transitievergoeding van € 41.736,88 (zie hierna rov. 6.22). De transitievergoeding is ook bedoeld als compensatie voor de gevolgen van het ontslag en dient verder om [verweerder] in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een andersluidend oordeel over de hoogte van de billijke vergoeding kunnen leiden. Geen van partijen heeft een beroep gedaan op de duur van het dienstverband als relevante omstandigheid voor de vaststelling van de billijke vergoeding. Deze omstandigheid heeft daarom niet geleid tot opwaartse dan wel neerwaartse bijstelling van de toe te kennen billijke vergoeding.
Zinzia-beschikking (zie rov. 3.3.6 van die beschikking). Niettemin heeft de kantonrechter naar het oordeel van het hof onvoldoende inzicht gegeven in de omstandigheden die tot zijn beslissing over de hoogte van de billijke vergoeding hebben geleid. Bij gebreke aan nadere gegevens ziet het hof in hetgeen partijen hebben aangevoerd geen aangrijpingspunten om het toe te wijzen bedrag van € 100.000,-- nader toe te lichten. Nu het hof partijen reeds in de gelegenheid heeft gesteld om zich nader uit te laten over de hoogte van de billijke vergoeding, zal het hof dit niet nogmaals doen.
"contractor", maar deed dit uitsluitend voor Ryanair (zie ook rov. 3.1.2 van de tussenbeschikking). Niet gebleken is dat [verweerder] zich daarbij mocht laten vervangen. Ryanair heeft dit gesteld. [verweerder] heeft dat echter gemotiveerd betwist (zie punt 4.130.1 van zijn verweerschrift in hoger beroep). Naar het oordeel van het hof dienen Ryanair en Brookfield daarom te worden beschouwd als verschillende werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn als bedoeld in artikel 7:673 lid 4 sub b BW. Ryanair heeft niet toegelicht dat toepassing van Engels of enig ander buitenlands recht tot een ander oordeel zou leiden. Ten slotte heeft Ryanair zich bij grief 11 op het standpunt gesteld dat de kantonrechter heeft gerekend met een te hoog maatgevend maandsalaris. Volgens Ryanair heeft de kantonrechter ten onrechte de vakantietoeslag dubbel meegerekend en is de kantonrechter er ten onrechte van uitgegaan dat de productivity-bonus aan [verweerder] is toegekend vanaf 1 mei 2018. Naar het oordeel van het hof heeft [verweerder] de grief op deze beide onderdelen weerlegd (zie punten 4.131 en 4.132 van zijn verweerschrift in hoger beroep, met verwijzing naar productie 43 van [verweerder] in eerste aanleg). De kantonrechter heeft dus terecht een transitievergoeding van € 41.736,88 toegekend. De onderhavige grief faalt derhalve.