Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Hondt-Buijs;
- de man, bijgestaan door mr. Usanmaz.
- het V8 formulier d.d. 15 augustus 2019, ingekomen op 16 augustus 2019 met de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 16 augustus 2019 met producties R, S en T;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 17 augustus 2019, ingekomen op 19 augustus 2019 met producties 1 tot en met 8.
3.De beoordeling
- geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksgoederenregime van partijen;
- bepaald dat de man € 126,-- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- bepaald dat de vrouw gegevens dient te verstrekken van mutaties op haar betaalrekening [betaalrekening 1] , alsmede van over haar spaarrekening over de periode 1 augustus 2017 tot en met 3 oktober 2017, alsmede gegevens dient over te leggen waaruit blijkt dat de spaarrekening is opgeheven, waarna de man in de gelegenheid zal worden gesteld daarop te reageren;
- de (verdere) beslissing met betrekking tot de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden.
- het op de huwelijksgemeenschap van partijen toepasselijke recht (grieven I en II),
- de peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap (grief III),
- de peildatum voor de waarde van de vermogensbestanddelen (grief IV),
- de omvang van de huwelijksgemeenschap (V),
- de auto (grief VI),
- de schuld (VII),
- de verplichting inlichtingen te verschaffen (grief VIII),
- de verdeling van de saldi van de bankrekeningen (grief IX),
- de toedeling van de bankrekening van de man aan hem zonder nadere verrekening
- de draagkracht van de man ten behoeve van kinderalimentatie (grief 1),
- de waarde van de Opel Corsa en de inboedel (grief 2),
- de banksaldi (grief 3),
- de verrekenvordering ter zake de kosten van de huishouding (grief 4).
vrouwstelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Nederlands recht op de huwelijksgemeenschap van toepassing is. Volgens de vrouw is Turks recht van toepassing.
manvoert verweer en stelt daartoe het volgende.
hofoverweegt als volgt.
vrouwstelt dat de rechtbank ten onrechte 3 oktober 2017 als peildatum voor de omvang en samenstelling van de huwelijksgemeenschap heeft genomen. Zij voert daartoe het volgende aan.
manvoert verweer en stelt daartoe het volgende.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de auto, een Opel Corsa, aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 1.500,-- en dat de man wegens overbedeling een bedrag van € 750,-- aan haar moet vergoeden.
manvoert verweer en stelt daartoe het volgende.
mandat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een waarde van € 1.500,-- waartegen de auto aan hem is toegedeeld en hij is veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 750,-- te betalen wegens overbedeling.
hofoverweegt als volgt.
mankomt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de inboedel wordt toegedeeld aan de vrouw zonder nadere verrekening.
vrouwvoert verweer en stelt daartoe het volgende.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen het oordeel van de rechtbank dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld aan de rijschool.
manvoert verweer en stelt daartoe het volgende.
hofoverweegt als volgt.
vrouwstelt dat de rechtbank haar ten onrechte op grond van art. 1:83 BW heeft verplicht inlichtingen te verschaffen over het door haar gevoerde bestuur (grief VIII), dat het uitgangspunt is dat de vrouw in ieder geval de helft van het saldo van deze bankrekeningen op de peildatum moet betalen aan de man (grief IX) en dat de bankrekening van de man aan hem is toegedeeld zonder nadere verrekening (grief X).
manvoert verweer en verzoekt in incidenteel appel toedeling van de totale banksaldi.
hofoverweegt als volgt.
vrouwstelt dat de rechtbank haar verrekenvordering terzake de bijdrage in de huishoudelijke kosten ten onrechte heeft beperkt tot € 541,--.
manvoert verweer en stelt in incidenteel appel dat hij niets aan de vrouw verschuldigd is.
hofoverweegt als volgt.
mankomt op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij in staat is om een bijdrage van € 126,-- te betalen voor [minderjarige] .
vrouwvoert verweer. Zij stelt daartoe het volgende.
hofoverweegt als volgt.