In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de levering van een onroerende zaak door een verkoper aan belanghebbende, waarbij de vraag centraal staat of deze levering betrekking heeft op een nieuw vervaardigde onroerende zaak of een bouwterrein, en of de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen in beroep was gegaan. De Rechtbank had de naheffingsaanslag vernietigd, maar de Hoge Raad heeft deze uitspraak in cassatie vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof.
Het Hof heeft vastgesteld dat de sloop- en verbouwingswerkzaamheden voor rekening en risico van belanghebbende kwamen, en dat de levering van de onroerende zaak betrekking had op een bestaand bedrijfspand. De juridische kwalificatie door partijen was niet doorslaggevend; de feiten en omstandigheden ten tijde van de eigendomsoverdracht waren bepalend. Het Hof concludeert dat de levering vrijgesteld is van omzetbelasting, maar dat belanghebbende geen aanspraak kan maken op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank is vernietigd.