Uitspraak
1.Het eerste geding in cassatie
2.Het tweede geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 september 2019. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft eerder, op 5 oktober 2018, een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Na de uitspraak van het Hof heeft de belanghebbende beroep in cassatie ingesteld, waarbij een middel is voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van het middel beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.