Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
hoogtevan de boete dient rekening te worden gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn, waarbij het aanvangsmoment van de redelijke termijn wordt gesteld op het door belanghebbende bedoelde moment. Belanghebbende zou dan ook in beginsel recht hebben op een matiging van de boete. In de onderhavige zaken zijn de boetes echter reeds bij de uitspraken op bezwaar vernietigd.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep in de zaak 18/00479 gegrond;
vernietigtde uitspraak in de zaak 17/4265 van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarbij verzuimd is te beslissen op het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van wettelijke rente over het terug te geven griffierecht;
veroordeeltde Inspecteur tot vergoeding van wettelijke rente over een bedrag van € 333, te berekenen over de periode vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 26 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaartde hoger beroepen in de overige zaken ongegrond;
bevestigtde betreffende uitspraken van de Rechtbank;
gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 508 vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van het Hof op 17 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening; en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 256.