ECLI:NL:GHSHE:2019:1576

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
18/00067
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges omgevingsvergunning en bekendmaking Normblad NEN 2631

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een aanslag leges voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een kleinschalig wooncomplex voor dementerende bejaarden. De Heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch had een aanslag leges opgelegd van € 11.026,39, welke na bezwaar door de Heffingsambtenaar werd gehandhaafd. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.

Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslag leges was gebaseerd op de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 van de gemeente Maasdonk, en dat Normblad NEN 2631 niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. Het Hof concludeert dat, hoewel de bekendmaking niet correct was, dit niet leidt tot onverbindendheid van de gemeentelijke bepaling, omdat Normblad NEN 2631 feitelijk geen rol heeft gespeeld in de bepaling van de heffingsmaatstaf. De Heffingsambtenaar had de opgave van belanghebbende van de bouwkosten gevolgd, maar het Hof oordeelt dat de leges niet correct waren berekend op basis van de normbedragen.

Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, en de aanslag leges verminderd tot € 135. Tevens is de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00067
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 28 december 2017, nummer SHE 17/235, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden aanslag leges.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is ter zake van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een kleinschalig wooncomplex voor dementerende bejaarden op het adres [adres] te [plaats] met dagtekening 20 juni 2016 een aanslag leges ter hoogte van € 11.026,39 opgelegd (hierna: de aanslag). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.
1.2.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 februari 2019 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, als gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , advocaat, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
1.5.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.6.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1.
Belanghebbende heeft op 19 december 2014 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een kleinschalige woonvorm voor dementerende bejaarden op het adres [adres] te [plaats] . Door een gemeentelijke herindeling is onder meer de woonkern [plaats] van de voormalige gemeente Maasdonk per 1 januari 2015 deel gaan uitmaken van de gemeente 's-Hertogenbosch.
2.2.
In de aanvraag voor de omgevingsvergunning is de volgende informatie verstrekt:

3 Bruto vloeroppervlakte bouwwerk
(…)
Wat is de bruto vloeroppervlakte van
het bouwwerk in m2 na uitvoering van de
bouwwerkzaamheden? 1224
(….)
4 Bruto inhoud bouwwerk
(…)
Wat is de bruto inhoud van het bouwwerk
in m3 na uitvoering van de
bouwwerkzaamheden? 4455”.
2.3.
In de aanvraag is onder de rubriek “Kosten” opgenomen:

Bouwen
Overig bouwwerk bouwen
Wat zijn de geschatte kosten in euro’s (exclusief BTW)? 1000000
Projectkosten
Wat zijn de geschatte kosten voor het totale project
in euro’s (exclusief BTW)? 1000000.”.
2.4.
De aanvraag om de omgevingsvergunning is bij besluit van 8 maart 2016 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch afgewezen.
2.5.
De Heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van deze aanvraag een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 10.891,39, welk bedrag is berekend over het totaal van de geschatte bouwkosten van € 1.000.000. Daarnaast is een bedrag aan leges geheven van € 135 in verband met planologisch strijdig gebruik.
2.6.
De Heffingsambtenaar heeft voormelde leges berekend op basis van de tarieven, zoals opgenomen in de Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges in de gemeente 's-Hertogenbosch 2014, inclusief de daarin neergelegde teruggaafbepaling (50% teruggaaf bij weigering aanvraag). Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende is komen vast te staan dat vanwege de datum van de aanvraag omgevingsvergunning niet de Legesverordening van de gemeente 's-Hertogenbosch van toepassing was, maar de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 van de gemeente Maasdonk. Bij de bestreden uitspraak heeft de Heffingsambtenaar dit onderkend, maar geen aanleiding gezien de hoogte van de legesaanslag aan te passen, omdat berekening van de leges op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 van de gemeente Maasdonk tot een hoger bedrag zou leiden, onder andere omdat daarin niet is voorzien in een teruggaaf van een deel van de leges als de aanvraag wordt geweigerd.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Moet de aanslag worden verminderd, omdat Normblad NEN 2631 en de UAV 2012 niet op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt?;
II. Moet de aanslag worden verminderd omdat een aanslag leges op basis van door belanghebbende zelf geschatte bouwkosten in strijd is met de heffingsmaatstaf zoals die in de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 van de gemeente Maasdonk is opgenomen?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 135. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
Het Hof zal de vragen I en II tezamen behandelen.
4.1.
Partijen zijn eenparig van mening, en het Hof sluit daarbij aan, dat op de aanvraag van belanghebbende van toepassing is de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 van de gemeente Maasdonk (hierna: de Legesverordening).
4.2.
In het huis- aan huisblad De Streekwijzer is bekend gemaakt dat de raad van de gemeente Maasdonk de Legesverordening en daarbij behorende tarieventabel op 17 december 2013 heeft vastgesteld, dat de Legesverordening kosteloos ter inzage ligt op het gemeentehuis van Maasdonk en dat een ieder op verzoek en tegen betaling daarvan een afschrift kan krijgen.
4.3.
Met ingang van 1 januari 2014 luidt artikel 139 van de Gemeentewet als volgt:
“1. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad.
2. De uitgifte van het gemeenteblad geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze. Na de uitgifte blijft het gemeenteblad elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar. Indien elektronische uitgifte geheel of gedeeltelijk onmogelijk is, voorziet het gemeentebestuur in een vervangende uitgave. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het bepaalde in de eerste en tweede volzin nadere regels gesteld.
3. In afwijking van het eerste lid kan een besluit als bedoeld in dat lid bepalen dat een bij het besluit behorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging.
(…)”.
In het Besluit van 28 juni 2012, houdende vaststelling van het tijdstip, bedoeld in de artikelen XII, XIII en XIV van de Wet elektronische bekendmaking (Staatsblad 2012, 331) is bepaald dat het tijdstip, bedoeld in de artikelen XII, XIII en XIV van de Wet elektronische bekendmaking, wordt vastgesteld op 1 januari 2014. In de toelichting bij dit besluit is het volgende vermeld:
“In de artikelen XII, XIII en XIV van de Wet elektronische bekendmaking zijn wijzigingen van artikelen uit de Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet opgenomen die inhouden dat decentrale overheden gehouden zijn hun algemeen verbindende voorschriften bekend te maken in een elektronisch blad. Deze wijzigingen vinden op een bij koninklijk besluit te bepalen datum plaats. Onderhavig besluit strekt er toe deze datum vast te stellen op 1 januari 2014. Dit betekent dat gemeenten, provincies en waterschappen met ingang van 1 januari 2014 verplicht zijn hun regelgeving te publiceren in een elektronisch blad. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen is overeenstemming bereikt over deze datum. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal tijdig een centrale publicatievoorziening ter beschikking stellen waarmee decentrale overheden desgewenst en tegen betaling van een vergoeding het hier bedoelde elektronische publicatieblad kunnen produceren. Voor de periode van 1 januari 2009 tot 1 januari 2014 is de bekendmaking in een elektronisch blad voor decentrale overheden facultatief.”.
4.4.
Gelet op het voorgaande is bekendmaking via het huis- aan huisblad De Streekwijzer van het besluit van 17 december 2013 in overeenstemming met de destijds geldende regels. Belanghebbende heeft gesteld dat het huis- aan huisblad De Streekwijzer enkel melding maakt dat de Legesverordening ter inzage ligt en niet (ook) de tarieventabel. Het Hof gaat aan deze stelling voorbij, aangezien uit het bericht duidelijk blijkt dat de tarieventabel behoort tot de Legesverordening, zodat ervan kan worden uitgegaan dat ook de tarieventabel ter inzage is gelegd.
4.5.
In de tarieventabel bij de Legesverordening is het volgende bepaald:

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel Omschrijving
2.1.1
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
(…)
2.1.1.2 bouwkosten:
Onder aanneemsom (exclusief omzetbelasting) wordt verstaan: de bouwkosten als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 2012, UAV 2012, voorzover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het Normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Voor de hoogte van de geraamde bouwkosten, als boven gedefinieerd, wordt uitgegaan van genormeerde bedragen exclusief b.t.w. (deze bedragen zijn gebaseerd op ervaringscijfers) welke jaarlijks aan de hand van prijsindexcijfers worden aangepast.
Deze genormeerde bedragen zijn opgenomen als bijlage bij deze tarieventabel. Van deze normbedragen wordt slechts afgeweken indien bij de aanvraag een gespecificeerde open begroting van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, wordt over[ge]legd. Deze open begroting zal aan de hand van de op dat moment gangbare prijzen worden beoordeeld.
(…).”.
Pagina 23 van de tarieventabel bevat een hoofdstuk “Kostenbepaling van bouwwerken” waarin het volgende is opgenomen:
“(…)
Er kan een onderscheid bouwkosten gemaakt worden:
1. Onder een raming van de bouwkosten wordt verstaan de aanneemsom, zoals bedoeld in paragraaf 1 eerste lid van de Uniforme Administratieve Voorwaarde 2012 voor uitvoering van werken. Indien u niet beschikt over een dergelijke aanneemsom dient u een raming van de bouwkosten te maken, welke voldoet aan de voorschriften van het normblad NEN 2631 uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, exclusief B.T.W, zie toelichting formulier omgevingsvergunning.
2. Toetsing van de onder 1 genoemde bouwkosten aan de eenheden zoals die jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van prijsindexcijfers.
3. Wij toetsen onderdeel 1 en 2, indien er verschillen optreden dan worden de ramingskosten van de gemeente aangehouden.
(…)”.
Pagina 24 van de tarieventabel bevat de normbedragen naar peildatum 1 januari 2014, dit zijn bedragen per m² of m³ al naar gelang de aard en het type bouwwerk. De volgende 6 categorieën bouwwerken worden onderscheiden: woningen/nieuwbouw, woningen veranderen/vergroten, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen, agrarische bedrijfsgebouwen en overige gebouwen. Per categorie zijn verschillende types onderscheiden, zoals rijwoningen, halfvrijstaande woningen, appartementen etc.
4.6.
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting van het Hof betoogd dat de door belanghebbende verstrekte opgave van de geschatte bouwkosten (zie 2.2) berust op een aanneemsom. Belanghebbende heeft dit betwist en de Heffingsambtenaar heeft deze stelling niet nader onderbouwd met feiten waaruit zou volgen dat een aanneemsom is overeengekomen. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat voor de bepaling van de heffingsmaatstaf overeenkomstig de tarieventabel de aanneemsom geen rol heeft gespeeld. Het Hof kan daarom in het midden laten of de UAV 2012 op een juiste wijze bekend zijn gemaakt. Ten overvloede wijst het Hof op het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2019, nr. 18/00902, ECLI:NL:HR:2019:143.
4.7.
Indien een aanneemsom ontbreekt schrijft de Legesverordening voor dat de bouwkosten moeten worden geraamd. Volgens de tekst van de tarieventabel, onderdeel 2.1.1.2 in samenhang met de toelichting op pagina 23 en de normbedragen op pagina 24, zijn de normbedragen leidend. Afwijking van die normbedragen is slechts mogelijk indien de aanvrager bij de aanvraag een gespecificeerde open begroting van de bouwkosten als bedoeld in het Normblad NEN 2631 overlegt.
4.8.
Vaststaat dat Normblad NEN 2631 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het is evenmin in de Staatscourant of een algemeen toegankelijke bron te vinden. Het Hof merkt volledigheidshalve nog op dat Normblad NEN 2631 inmiddels is ingetrokken en is vervangen door Normblad NEN 2699 waarvan ook al weer nieuwere versies bestaan. De Normbladen waar het hier om gaat zijn enkel tegen betaling te verkrijgen bij de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut.
4.9.
De vraag is of het gebrek in de bekendmaking in dit geval moet leiden tot onverbindendheid van de gemeentelijke bepaling (2.1.1.2) op grond waarvan de bouwkosten worden geraamd met toepassing van Normblad NEN 2631. Evenals de Rechtbank is het Hof van oordeel dat, indien voor de bepaling van de heffingsmaatstaf - de geraamde bouwkosten - Normblad NEN 2631 feitelijk geen rol heeft gespeeld, zich de situatie voordoet dat deze norm de belastingheffing niet raakt en onverbindendverklaring in zoverre niet aan de orde is (zie ook r.o. 4.3 in de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 22 augustus 2017, nr. 16/01009, ECLI:NL:GHARL:2017:7187).
4.10.
De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat Normblad NEN 2631 in dit geval geen rol heeft gespeeld, aangezien belanghebbende een opgave heeft gedaan van geschatte bouwkosten ad € 1.000.000, welke opgave door de Heffingsambtenaar is gevolgd.
Het Hof overweegt hierover het volgende. De Heffingsambtenaar kan gevolgd worden in zijn standpunt dat Normblad NEN 2631 in dit geval feitelijk geen rol heeft gespeeld. Een gebrek in de bekendmaking zou dan niet tot (deels) onverbindendheid leiden (zie 4.9). Zoals hiervoor is overwogen zijn bij de raming van de bouwkosten de normbedragen leidend (zie 4.7). Echter, de opgave van belanghebbende van de geschatte bouwkosten ad € 1.000.000 is niet te herleiden tot de normbedragen van pagina 24 van de tarieventabel. Noch de opgegeven m² aan oppervlakte, noch het aantal m³ bouwvolume in combinatie met een bepaalde categorie bouwwerk resulteert in een geschatte bouwsom van € 1.000.000. Daarbij merkt het Hof nog op dat het voor het op te richten bouwwerk - een kleinschalige woonvorm voor dementerende bejaarden - niet duidelijk is onder welke categorie en type bouwwerk dit is te rangschikken. Dat de normbedragen geen rol hebben gespeeld in deze zaak is ook verklaarbaar, aangezien de leges aanvankelijk, ten onrechte, zijn berekend aan de hand van de Verordening op de heffing en de invordering van leges in de gemeente 's-Hertogenbosch 2014 (zie 2.6), en in deze verordening geen normbedragen zijn opgenomen. Gelet op het voorgaande is de opgave van de geschatte bouwkosten niet gebaseerd op de normbedragen. De tarieventabel voorziet niet in een dergelijke raming. Dat de Heffingsambtenaar de opgave van belanghebbende heeft gevolgd maakt het voorgaande niet anders. Indien er geen grondslag bestaat voor een bepaalde wijze van raming van bouwkosten, kan die niet achteraf worden geconstrueerd doordat de Heffingsambtenaar akkoord gaat met een schatting van de aanvrager.
4.11.
Gelet op al het voorgaande komt het Hof tot de conclusie dat de Legesverordening geen grondslag biedt voor de aanslag zoals deze aan belanghebbende is opgelegd.
Slotsom
4.12.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd. Doende wat de Rechtbank had behoren te doen, zal het Hof het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de Heffingsambtenaar vernietigen en de aanslag verminderen tot een bedrag van € 135.
Ten aanzien van het griffierecht
4.13.
Omdat de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 334 respectievelijk € 508 te vergoeden.
Ten aanzien van de kosten voor de bezwaarfase en de proceskosten
4.14.
Belanghebbende heeft niet, zoals is bepaald in artikel 7:15, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, voordat de Heffingsambtenaar op het bezwaar heeft beslist verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar. Reeds hierom zal het Hof geen vergoeding van de kosten van het bezwaar toekennen.
4.15.
Omdat het door belanghebbende ingestelde (hoger) beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.16.
Het Hof stelt deze tegemoetkoming, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 512 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.024 voor het beroep bij de Rechtbank, en op 2 (punten) x € 512 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.024 voor het hoger beroep bij het Hof.
4.17.
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

5.Beslissing

Het Hof:
  • verklaarthet hoger beroep gegrond;
  • vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaarthet tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigtde uitspraak van de Heffingsambtenaar;
  • vermindertde aanslag leges tot een bedrag van € 135;
  • gelastdat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 842 vergoedt; en
  • veroordeeltde Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 2.048.
Aldus gedaan op 25 april 2019 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, T.A. Gladpootjes en L.B.M. Klein Tank, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.