In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de legesverordening van de gemeente Groningen. De belanghebbende had in juli 2013 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, waarvoor leges in rekening waren gebracht. De heffingsambtenaar had deze leges gebaseerd op de Verordening op de heffing en invordering leges 2013, waarin verwezen werd naar de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken (UAV 2012). De belanghebbende stelde dat de gemeente niet voldeed aan de kenbaarheidseisen van de Gemeentewet, omdat de volledige titel van de UAV 2012 niet correct in de verordening was vermeld.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de toegankelijkheid en kenbaarheid van de UAV 2012 voldoende waren gewaarborgd door de publicatie in de Staatscourant en de beschikbaarheid op relevante websites. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de verwijzing naar de UAV 2012 in de verordening voldoende was, ondanks de onjuiste vermelding van de titel. De Hoge Raad concludeerde dat de kenbaarheidseisen van de Gemeentewet waren nageleefd, omdat de aanduiding 'UAV 2012' niet voor misverstand vatbaar was en de relevante informatie beschikbaar was voor de belastingplichtige.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en legde geen proceskosten op, waarmee de beslissing van het Hof werd bekrachtigd. Dit arrest benadrukt het belang van de toegankelijkheid van regelgeving en de eisen die aan gemeentelijke belastingverordeningen worden gesteld.