Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Uw echtgenote/partner, mevrouw [N] , woont in Nederland op het adres [adres 2] , [postcode] , [plaats 2] .
Uit ons ter beschikking staande informatie concluderen wij dat een belangrijk deel van uw sociale leven zich afspeelt in Nederland.
De bankafschriften van uw privé bankrekening [bankrekeningnummer 1] zijn geadresseerd aan het adres [adres 3] te [plaats 2] . Vanaf maart 2012 is dit een en/of rekening met uw echtgenote.
U doet rvolgens de hiervoor vermelde bankrekening diverse uitgaven in Nederland. U bent dan ook op diverse tijdstippen in Nederland.
Voor de zorgverzekering bent u bij een Nederlandse zorgverzekeraar (VGZ) aangesloten. Volgens informatie van de zorgverzekeraar maakt u regelmatig gebruik van zorgverleners in Nederland.
U heeft in Nederland een ANWB lidmaatschap.
U heeft een parkeervergunning in [plaats 2] . Deze vergunning is op persoonlijke titel aangevraagd bij de gemeente [plaats 2] .
Uit vluchtgegevens van KLM blijkt niet dat u jaarlijks langdurig op Curaçao verblijft. (…)”.
1. Mijn enig bezit is de aandelen [X] N.V. Ik heb wat schulden bij deze N.V. en enkele, niet in Nederland woonachtige, cliënten. Derhalve gaat de hoogte van deze schulden u niet aan.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaartde hoger beroepen gegrond;
- verklaartde incidentele hoger beroepen gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de ter zake van de jaren 2009 tot en met 2012 met betrekking tot de heffing van IB/PVV aan belanghebbende gegeven informatiebeschikkingen;
- verklaartde beroepen gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur, doch uitsluitend voor zover deze de vragen 4, 5, 13 onderdelen a en b, en 18 betreft;
- vernietigtde informatiebeschikkingen, doch uitsluitend voor zover daarin wordt verzocht de vragen 4, 5, 13 onderdelen a en b en 18 te beantwoorden;
- handhaaftde informatiebeschikkingen voor het overige;
- steltbelanghebbende een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden, om de Inspecteur alsnog die informatie te verstrekken;
- gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door het ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 169 vergoedt; en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 384.