In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de belanghebbende voor de vennootschapsbelasting van de Holding B.V. De ontvanger van de Belastingdienst heeft belanghebbende aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 1.236.762, dat betrekking heeft op niet-betaalde vennootschapsbelasting over de jaren 2007 en 2008. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de aansprakelijkstelling vernietigd, waarna de ontvanger in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de verkoop van aandelen en de rol van de adviseur van belanghebbende, die haar adviseerde over de fiscale aspecten van de transacties. Belanghebbende stelde dat zij mocht vertrouwen op het advies van haar adviseur en dat zij niet verantwoordelijk was voor het ontoereikende vermogen van de Holding. Het Hof oordeelde dat belanghebbende inderdaad mocht vertrouwen op het advies van haar adviseur en dat de nalatigheid van de adviseurs niet aan haar kon worden toegerekend. Het Hof concludeerde dat belanghebbende aan de disculpatiemogelijkheid voldeed en vernietigde de aansprakelijkstelling. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd en de ontvanger werd veroordeeld in de proceskosten.