Uitspraak
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [erfgenaam 1] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in voorwaardelijk incidenteel appel
advocaat: mr. J. Th.M. Diks te Eindhoven,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [erfgenaam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [erfgenaam 3] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: [erfgenaam 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [erfgenaam 5] ,
wonende bij [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“ 1. Een vereffenaar is verplicht binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording benevens een uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. De kantonrechter kan deze termijn verlengen.
Parlementaire Geschiedenis Boek 4 Burgerlijk Wetboek, Van der Burght, Ebben & Kremer, Kluwer 2003 (hierna PG) enkele passages citeren (steeds onder vermelding van de relevante pagina’s, waarbij tevens bepaalde zinsneden “vet” – als door het hof aangebracht - zullen worden weergegeven)
Erfrecht en schenking, 15e druk (Kluwer 2013) nr. 638.
Richtlijn Vereffening Nalatenschappen(hierna de Richtlijn) bepaalt op p. 23 :
. Voldoende waarborg
dient dan ook niet uit het oog te
Gezien de toepasselijkheid van artikel 187 Fw (via artikel 4:218 lid 5 BW) op de beschikking van de kantonrechter (of rechtbank) op het verzet als bedoeld in artikel 4:218 lid 3, staat echter daar tegen het gewone rechtsmiddel van beroep in cassatie open.
Dit verklaart waarom in artikel 676a Rv - anders dan bijvoorbeeld voor de beschikking tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid, tweede zin van artikel 4:218 BW geldt - de beschikking als bedoeld in artikel 4:215 lid 3 BW niet genoemd staat. De wetgever heeft juist
weleen gewoon rechtsmiddel tegen die beschikking beoogd, zij het geen hoger beroep.
“
Hoger beroep
Indien daarmee het beroep in cassatie wordt bedoeld in de zin van artikel 187 Fw jo 4:218 lid 5 BW is dat juist. Indien daarmee hoger beroep op het hof wordt bedoeld is de Handleiding onjuist, namelijk in strijd met de wet zoals hierboven reeds toegelicht, en is het hof hieraan uiteraard niet gebonden.
(…) In een geval als het onderhavige, waarin geen algeheel rechtsmiddelenverbod geldt, maar slechts het hoger beroep is uitgesloten, staat het de appelrechter niet vrij om, onder verwijzing naar een van de doorbrekingsgronden, een partij ontvankelijk te achten in het door haar ingestelde hoger beroep (vgl. HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4896, NJ 2013/351, m.nt. H.J. Snijders).