In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 10 september 2015 een belastingaanslag en boetebeschikking had opgelegd aan belanghebbende. De Inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd over het jaar 2011, gebaseerd op een vermoeden van extra inkomsten uit een hennepkwekerij die op 3 maart 2011 was ontdekt. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank de goede procesorde heeft geschonden door belanghebbende niet voorafgaand aan de uitspraak te informeren over het vermoeden dat was gerezen. Het Hof stelt vast dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende belastbare inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten. De aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.381 en de boetebeschikking wordt vernietigd. Het Hof veroordeelt de Inspecteur tot betaling van proceskosten aan belanghebbende.