ECLI:NL:HR:2006:AZ1836
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en omkering van de bewijslast
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 augustus 2005, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1998 en 1999. De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur niet heeft gesteld dat de vereiste aangifte niet is gedaan, wat volgens artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zou moeten leiden tot omkering van de bewijslast. Het Hof heeft in zijn uitspraak niet aangetoond dat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om zich hierover uit te laten, waardoor de uitspraak niet voldoet aan de eisen van de wet. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover het betreft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 10 november 2006.