In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd. De Rechtbank had eerder een vermoeden aangenomen ten nadele van belanghebbende, maar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de Rechtbank de goede procesorde heeft geschonden. Belanghebbende, die directeur en enig aandeelhouder is van een BV, had een aangifte ingediend met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.466. De Inspecteur had echter een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een proces-verbaal van de politie, waarin werd gesuggereerd dat belanghebbende een hennepkwekerij had. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet het begin van bewijs heeft geleverd dat belanghebbende in het betreffende jaar een hennepkwekerij had en dat er geen bewijs is dat hij daaruit inkomsten heeft genoten. Het Hof vernietigt de navorderingsaanslag en de boetebeschikking, en verklaart het beroep van belanghebbende gegrond. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.