ECLI:NL:GHSHE:2017:4898

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
16/03654
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag kansspelbelasting en de kwalificatie van online pokerspelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de kansspelbelasting die aan de heer [belanghebbende] was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 77.526 over de periode van 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008, welke na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot € 70.363. De heer [belanghebbende] had geen aangifte gedaan voor de gewonnen prijzen bij online pokerspelen en live pokertoernooien in Las Vegas. Het Hof oordeelde dat online pokerspelen als kansspelen moeten worden aangemerkt volgens de Wet op de kansspelbelasting, omdat de toevalsfactor bij deze spellen significant is. Het Hof bevestigde dat de Inspecteur de naheffingsaanslag naar een juist bedrag had opgelegd en dat de heffing van kansspelbelasting niet in strijd was met het eigendomsrecht zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Tevens werd het verzoek van de belanghebbende om dubbele belasting te voorkomen afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat de prijzen in het buitenland aan een gelijksoortige belasting waren onderworpen. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03654
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] (Malta),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 juli 2016, nummer BRE 15/6881, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag in de kansspelbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd over de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008 ten bedrage van € 77.526.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 70.363.
1.3.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgehad op 17 augustus 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur de heer [A] , mevrouw [B] en de heer [C] .
1.6.
Belanghebbende noch een gemachtigde van belanghebbende zijn ter zitting verschenen.
1.7.
De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 4 juli 2017, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Voorts heeft de griffier verklaard dat zij, vanwege onduidelijkheid over de vraag of deze uitnodiging belanghebbende bereikt heeft, op 7 juli 2017, zowel per gewone post als per aangetekende post, opnieuw uitnodigingen voor de zitting naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres heeft verzonden. De aangetekende uitnodiging heeft het nummer [nummer] .
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op laatstgenoemde uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. Hieruit volgt dat het bezorgmoment “nog niet bekend is”.
1.8.
De griffier heeft op 11 juli 2017 telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Belanghebbende heeft tijdens dit telefoongesprek verklaard dat hij de uitnodiging voor de zitting van 17 augustus 2017 ontvangen heeft, maar dat deze datum zowel hem als zijn – niet bij naam genoemde gemachtigde niet schikt. De griffier heeft belanghebbende hierop medegedeeld dat een verzoek om uitstel van de zitting slechts in behandeling genomen kan worden indien dit verzoek schriftelijk bij het Hof wordt ingediend. Vervolgens heeft de heer [D] (hierna: de heer [D] ) op 21 juli 2017 telefonisch contact opgenomen met de griffier. De heer [D] heeft aan de griffier medegedeeld dat hij, namens belanghebbende, in de onderhavige zaak als gemachtigde op zal treden en dat hij een schriftelijk verzoek om uitstel van de zitting en een schriftelijke machtiging bij het Hof zal indienen.
1.9.
Het Hof heeft voorafgaande aan de zitting van 17 augustus 2017 geen, door belanghebbende respectievelijk de heer [D] ingediend, schriftelijk verzoek om uitstel van de zitting ontvangen, hetgeen het Hof aanleiding heeft gegeven om de zitting van 17 augustus 2017 doorgang te laten vinden.
1.10.
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof.
1.11.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.12.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden. Bij dit proces-verbaal is een afschrift van de door de Inspecteur ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitnota gevoegd.

2.Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1. Belanghebbende was in 2008 woonachtig in Nederland. Onder de gebruikersnaam (‘nickname’) [E] neemt hij deel aan buitenlandse pokerspelen via internet. De internetpokerbedrijven waar belanghebbende over 2008 resultaten heeft behaald, zijn [F] en [G] . Beide bedrijven zijn in 2008 buiten de EU gevestigd. Daarnaast heeft belanghebbende in 2008 prijzen gewonnen bij deelname aan live pokertoernooien in Barcelona en Las Vegas.
2.2.
Belanghebbende heeft geen aangifte kansspelbelasting gedaan met betrekking tot de in 2.1 genoemde prijzen. De inspecteur heeft evenmin aangiftebiljetten uitgereikt of een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven.
2.3.
De naheffingsaanslag is berekend naar een tarief van 29% over de grondslag die de inspecteur heeft gebaseerd op de onderstaande ontvangen prijzen vanaf € 454 in de periode van februari tot en met september 2008, zoals vermeld op de website playerscope.com. Voor de omrekening van de valuta is de maandkoers van de ECB gebruikt.
Pokerspelen via internet
Maand
Aanbieder
Prijzen in $
Prijzen in €
Februari
[G]
$
19.057,50
12.922
Maart
[G]
$
4.400,00
2.833
Mei
[G]
$
5.500,00
3.535
Mei
[F]
$
87.502,50
56.246
Juli
[G]
$
18.318,80
11.616
Augustus
[G]
$
53.800,00
35.926
Augustus
[F]
$
14.300,00
9.549
September
[G]
$
129.800,00
90.333
September
[F]
$
1.869,60
1.301
Live pokertoernooien
Datum
Toernooi
Prijzen in $
Prijzen in €
17 juni 2008
No Limit Hold-em te Las Vegas
$
11.95
18.386
26 juni 2008
No Limit Hold-em te Las Vegas
$
16.647
10 september 2008
Barcelona Open te Barcelona
$
24.7
2.4.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 september 2015 heeft de inspecteur naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2014 (onder meer ECLI:NL:HR:2014:1625, BNB 2014/222) en 27 februari 2015 (onder meer ECLI:NL:HR:2015:472, BNB 2015/124) de grondslag verminderd met de in Barcelona gewonnen prijs, waardoor de naheffingsaanslag is verminderd met € 7.163 tot € 70.363.”.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn online pokerspelen aan te merken als kansspelen in de zin van artikel 2, lid 1, van de Wet op de kansspelbelasting?
2. Heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd?
3. Levert het feit dat de Inspecteur kansspelbelasting heeft geheven over de door belanghebbende in de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008 gewonnen prijzengelden zonder rekening te houden met de bedragen die belanghebbende in deze periode heeft ingezet, strijd op met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EP van het EVRM) en/of met artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest van de EU)?
4. Heeft belanghebbende ter zake van de prijzengelden die hij heeft gewonnen bij live pokertoernooien die hebben plaatsgevonden in Las Vegas recht op voorkoming van dubbele belasting?
3.2.
Belanghebbende is van mening dat vragen 1 en 2 ontkennend moeten worden beantwoord en vragen 3 en 4 bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.3.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.4.
Belanghebbende concludeert primair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 5.331. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag naar een berekend naar de door belanghebbende in de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008 gewonnen prijzengelden verminderd met de inzetten die belanghebbende in deze periode heeft gedaan. Voorts concludeert belanghebbende, vanwege toepassing van artikel 52, lid 1, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: het BvdB), tot vrijstelling van de prijzengelden, ter grootte van € 18.386, die belanghebbende gewonnen heeft bij live pokertoernooien in Las Vegas.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.1.
Gelet op het feit dat belanghebbende heeft verklaard de uitnodiging voor de zitting van 17 augustus 2017 (zie onderdeel 1.7) te hebben ontvangen (zie onderdeel 1.8), zowel belanghebbende als de heer [D] ervan op de hoogte zijn gesteld dat een verzoek om uitstel van de zitting schriftelijk dient te worden ingediend en het Hof voorafgaande aan de zitting van 17 augustus 2017 geen, door belanghebbende respectievelijk door de heer [D] ingediend, schriftelijk verzoek om uitstel van de zitting heeft ontvangen, heeft het Hof de zitting van 17 augustus 2017 doorgang laten vinden. Belanghebbende is immers op de juiste wijze uitgenodigd om op de zitting te verschijnen en is juist geïnformeerd over de wijze van indiening van een verzoek om uitstel van de zitting.
Ten aanzien van het geschil
Vraag 1
4.2.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat online pokerspelen geen kansspelen zijn in de zin van de Wet op de kansspelbelasting. Belanghebbende heeft in dit kader aangevoerd dat de resultaten die met (online) pokerspelen behaald worden afhankelijk zijn van de spelstrategie van de speler. Voorts heeft belanghebbende aangevoerd dat spelers hun spelstrategie kunnen optimaliseren door gebruik te maken van kansspelberekening, berekening van de verwachtingswaarde en statistische databases. Volgens belanghebbende heeft het voorgaande te meer te gelden bij online pokeren, omdat daarbij gebruik gemaakt kan worden van diverse online hulpprogramma’s. De uitgedeelde kaarten zijn, volgens belanghebbende, niet relevant voor het met (online) pokerspelen te behalen resultaat.
4.3.
Voor zover in hoger beroep relevant, is in artikel 2, lid 1, onderdeel a, van de Wet op de kansspelbelasting (tekst 2008) opgenomen dat onder kansspelen worden verstaan spelen waarbij gelegenheid wordt gegeven tot mededinging naar prijzen en premies waarbij de aanwijzing van de winnaar geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
4.4.
Alhoewel het aannemelijk is dat behendigheid, kennis en, al dan niet op kansberekening en berekening van de verwachtingswaarde gebaseerde, spelstrategie medebepalend kunnen zijn voor het resultaat dat behaald wordt met (online) pokerspelen, laat dat onverlet dat het toeval doorslaggevend blijft.
4.5.
Voorop dient te worden gesteld dat bij pokerspelen in het algemeen te gelden heeft dat de kaarten willekeurig uitgedeeld worden aan de deelnemers. Aannemelijk is dat bij het merendeel van de (online) pokerspelen een gedeelte van de in het spel gebrachte kaarten gedurende het gehele verloop van het spel gesloten blijft, waardoor de deelnemers aan het spel niet van elkaar weten welke kaarten een ieder van hen in handen heeft en de toevalsfactor die voortkomt uit het gebruik van kaarten derhalve behouden blijft. Derhalve kunnen deelnemers respectievelijk kan de meerderheid van de deelnemers, op het resultaat niet, door middel van behendigheid, kennis en spelstrategie, een zodanige invloed uitoefenen dat als gevolg daarvan voornoemde toevalsfactor in belangrijke mate tenietgedaan wordt (zie ook de uitspraak Hof Amsterdam 27 juni 2013, nrs. 11/00975 en 11/00976, ECLI:NL:GHAMS:2013:2316 en het arrest Hoge Raad 11 juli 2014, nr. 13/03843, ECLI:NL:HR:2014:1625). Aan dit oordeel doet niet af dat het voor kan komen dat een speler op grond van behendigheid, kennis en/of spelstrategie een medespeler er, onder omstandigheden, toe kan bewegen om zijn of haar kaarten weg te leggen. Voorts doet aan dit oordeel niet af dat bij online pokerspelen gebruik gemaakt kan worden van diverse online hulpmiddelen om de spelstrategie te optimaliseren.
4.6.
Ten overvloede wordt overwogen dat de invloed van behendigheid, kennis en spelstrategie op de met een (online) pokerspel te behalen resultaten afneemt, indien de deelnemers aan dit spel een gelijkwaardig niveau qua behendigheid, kennis en spelstrategie hebben bereikt.
Vraag 2
4.7.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt heeft dat de naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd. De Inspecteur heeft, volgens belanghebbende, ten onrechte aansluiting gezocht bij de, ter zake van online pokerspelen, ontvangen prijzengelden zoals deze vermeld staan op de website playerscope.com. Belanghebbende betwist dat de resultaten zoals vermeld op voornoemde site accuraat zijn.
4.8.
De Rechtbank heeft met betrekking tot deze vraag het volgende overwogen:
“4.7. Tot 3 oktober 2008 werd op grond van artikel 2, in samenhang met artikel 4 van de Wet KSB geheven over elke prijs van € 454 of meer. De nieuwe wet (Wet van 11 september 2008, houdende wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet) is geplaatst in het Staatsblad van 2 oktober 2008, nr. 385. Artikel II daarvan luidt:
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en is van toepassing op tijdvakken die aanvangen na inwerkingtreding van deze wet.
De nieuwe wet gaat uit van tijdvakken van een maand, zodat de wet van toepassing is op tijdvakken vanaf 1 november 2008. Vanaf die datum zijn de nieuwe bepalingen van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e en artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet KSB in werking getreden, waardoor vanaf die datum bij kansspelen via internet wordt geheven over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten.
4.8.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegevens van de website playerscope.com (zie 2.3) niet accuraat zijn en dat er in de naheffingsaanslag onterecht geen rekening is gehouden met de door hem gedane inzetten bij de pokerspelen. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat de in 2.3 genoemde prijzen in ieder geval wel door belanghebbende zijn gewonnen.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslag ziet op prijzen die zijn gewonnen vóór 1 november 2008. De door belanghebbende gewonnen prijzen, zoals genoemd in 2.3, zijn alle hoger dan € 454. De rechtbank is daarom van oordeel dat de inspecteur op grond van de toen geldende wetgeving terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd over het gezamenlijke bedrag van deze prijzen, zonder rekening te houden met de door belanghebbende gedane inzetten. Het betoog van belanghebbende over de accuraatheid van de gegevens op de genoemde website kan hem niet baten, nu hij heeft erkend dat de belaste prijzen inderdaad zijn gewonnen.”.
4.9.
Het Hof acht deze overwegingen van de Rechtbank juist en maakt deze tot de zijne.
Vraag 3
4.10.
Belanghebbende stelt dat het, in het onderhavige geval, in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel om kansspelbelasting te heffen over de met (online) pokerspelen in de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008 gewonnen prijzengelden zonder rekening te houden met de bedragen die belanghebbende in deze periode heeft ingezet. Belanghebbende concludeert dat er sprake is van strijd met artikel 1 van het EP van het EVRM en artikel 17 van het Handvest van de EU. Belanghebbende betwist niet dat de Wet op de kansspelbelasting een algemeen doel nastreeft en dat de door de Inspecteur toegepaste heffingssystematiek, waarbij geen rekening gehouden wordt met inzet, in overeenstemming is met de in het desbetreffende tijdvak geldende nationale regelgeving.
4.11.
Voor zover relevant in het kader van de stellingname van belanghebbende, brengt artikel 1 van het EP van het EVRM mee dat een inbreuk op het recht op ongestoord genot van eigendom slechts is toegestaan indien een redelijke mate van evenredigheid (“fair balance”) bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat ermee wordt nagestreefd. Dit vereist het bestaan van een redelijke en proportionele verhouding tussen het doel in het algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Van een dergelijke redelijke verhouding is geen sprake indien de belastingplichtige wordt getroffen door een individuele en buitensporige last. Bij de keuze van de middelen om het algemeen belang te dienen, komt aan de wetgever een ruime beoordelingsmarge toe.
4.12.
Diezelfde uitgangspunten hebben te gelden voor het recht op eigendom zoals opgenomen in artikel 17 van het Handvest van de EU. Dientengevolge wordt volstaan met een toetsing aan artikel 1 van het EP van het EVRM en kan in het midden worden gelaten of de onderhavige situatie onder het toepassingsbereik van het Handvest van de EU valt.
4.13.
Het wettelijke uitgangspunt dat voor de heffing wordt aangesloten bij de door een belanghebbende met (online) pokerspelen gewonnen prijzengelden zonder rekening te houden met de bedragen die belanghebbende heeft ingezet, is niet van iedere redelijke grond ontbloot en valt binnen de aan de wetgever toekomende ruime beoordelingsmarge.
4.14.
Het gegeven dat de wetgever ter zake van online pokerspelen (en andere kansspelen die via het internet worden gespeeld) vanaf 1 november 2008 een ander systeem hanteert, waarbij geheven wordt over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten, doet aan dit oordeel niet af. Het staat de wetgever vrij om de heffingssystematiek te wijzigen.
4.15.
In het kader van de beantwoording van de vraag of de wetgever de zogenoemde “fair balance” heeft overschreden, in die zin dat voor belanghebbende sprake is van een buitensporige last, heeft belanghebbende verwezen naar een spelresultatenoverzicht waarin belanghebbende berekend heeft dat hij in de periode 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008 met online pokerspelen een nettoresultaat heeft behaald van € 14.399,89, terwijl de Inspecteur de naheffingsaanslag heeft opgelegd naar een brutoresultaat van € 242.647, leidend tot een belastingheffing van € 70.363. Het verschil tussen het in de heffing betrokken brutoresultaat en het nettoresultaat dat belanghebbende genoten stelt te hebben, leidt zonder nadere onderbouwing – die niet is gegeven – niet zonder meer tot de conclusie dat de onderhavige naheffingsaanslag een buitensporige last voor belanghebbende oplevert. Overige feiten en omstandigheden die tot een zodanige conclusie zouden kunnen leiden, heeft belanghebbende niet gesteld. Daarbij komt dat de onderhavige heffing aanknoopt bij een gewonnen prijs die is behaald met een kansspel. In het door belanghebbende gemaakte overzicht zijn ook inzetten begrepen ter zake van kansspelen waarbij belanghebbende geen prijs heeft behaald. Voor de vraag of er sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht, dient per kansspel te worden bepaald of daarvan sprake is. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij de kansspelen waarbij hij prijzen heeft gewonnen, de heffing van kansspelbelasting leidt tot een inbreuk op het eigendomsrecht.
Vraag 4
4.16.
Belanghebbende heeft betoogd dat hij ter zake van de prijzengelden die hij gewonnen heeft bij live pokertoernooien die hebben plaatsgevonden in Las Vegas, recht heeft op voorkoming van dubbele belasting op grond van artikel 52, lid 1, van het BvdB. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor voorkoming van dubbele belasting.
4.17.
De Rechtbank heeft met betrekking tot de vraag of belanghebbende aanspraak kan maken op voorkoming van dubbele belasting als volgt overwogen:
“4.10. Artikel 52 van het Bvdb luidt als volgt:
“1. Een in Nederland wonende of gevestigde gerechtigde tot een prijs van een buitenlands kansspel is vrijgesteld van de daarop betrekking hebbende kansspelbelasting, indien die prijs is onderworpen aan een gelijksoortige belasting, die vanwege een ander land of een andere Mogendheid wordt geheven.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing, indien de prijs als winst uit onderneming moet worden aangemerkt.”
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat het aan de belastingplichtige is om aannemelijk te maken dat de door hem gewonnen prijs onderworpen is aan een gelijksoortige belastingheffing in de Verenigde Staten of enig ander land (vgl. Hof Amsterdam 12 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3141, welke uitspraak heeft geleid tot Hoge Raad 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:471, BNB 2015/123). In de onderhavige zaak heeft belanghebbende geen enkele informatie en geen enkel document overgelegd waaruit aannemelijk wordt dat de door hem in Las Vegas gewonnen prijzen in de Verenigde Staten of enig ander land zijn onderworpen aan een belasting die gelijksoortig is aan de KSB. De rechtbank verwerpt daarom het standpunt van belanghebbende dat voornoemde prijzen zijn vrijgesteld van belasting op grond van artikel 52 van het BvdB.”
4.18.
Het Hof acht deze overwegingen van de Rechtbank juist en maakt deze tot de zijne, aangezien belanghebbende ook in hoger beroep geen bewijs heeft ingebracht dat elders ter zake van de gewonnen prijzen belasting is geheven.
Slotsom
4.19.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.20.
Er zijn geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.21.
Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond; en
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 16 november 2017 door P.J.J. Vonk, voorzitter, P.C. van der Vegt en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van J.M.A. Beckers, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.