4.2.Bij deelname aan binnenlandse kansspelen die via internet worden gespeeld, wordt de kansspelbelasting geheven van degene die gelegenheid geeft tot deelneming (artikel 1, lid 1, letter b, Wet op de kansspelbelasting (tekst voor het jaar 2009; hierna: Wet KSB)). De belasting wordt in dat geval geheven naar het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen, dan wel, zo een ander dan de belastingplichtige de prijzen ter beschikking stelt, naar hetgeen in een tijdvak wordt ontvangen voor de deelneming aan binnenlandse kansspelen welke via het internet worden gespeeld (artikel 3, lid 1, letter a, Wet KSB).
De in Nederland wonende of gevestigde gerechtigde tot prijzen van buitenlandse kansspelen die via internet worden gespeeld, is daarentegen zelf kansspelbelasting verschuldigd over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten (artikel 1, lid 1, letter e, Wet KSB in verbinding met artikel 3, lid 1, letter c, Wet KSB).
4.3.1.Volgens het middel is niet sprake van een belemmering van de vrijheid van dienstenverkeer, omdat de verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse kansspelen niet in alle gevallen hoger is dan de van de binnenlandse aanbieder geheven kansspelbelasting die kan worden toegerekend aan prijzen gewonnen bij vergelijkbare binnenlandse internetkansspelen.
4.3.2.Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat het verschil dat het Nederlandse heffingsregime maakt tussen binnenlandse en buitenlandse internetkansspelen, het vermoeden rechtvaardigt dat de verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse internetkansspelen in het algemeen hoger is dan de – van de binnenlandse aanbieder geheven – kansspelbelasting die is toe te rekenen aan het resultaat behaald bij vergelijkbare binnenlandse internetkansspelen.
4.3.3.Anders dan waarvan het middel uitgaat, is het voor het antwoord op de vraag of sprake is van een belemmering van de vrijheid van dienstenverkeer waar in het onderhavige geval een beroep op kan worden gedaan, niet relevant of het in theorie mogelijk is dat spelers bij deelname aan door een buitenlandse entiteit aangeboden internetkansspelen niet meer kansspelbelasting verschuldigd zijn dan bij een binnenlandse aanbieder.
4.3.4.Om te kunnen beoordelen of belanghebbende – in afwijking van het hiervoor in onderdeel 4.3.2 vermelde uitgangspunt – niet slechter af is door het spelen van internetpoker bij een buitenlandse aanbieder, dient bekend te zijn hoeveel kansspelbelasting belanghebbende zou zijn verschuldigd over zijn spelresultaat in een kalendermaand indien het heffingsregime voor binnenlandse kansspelen van toepassing zou zijn. Om dit te kunnen bepalen moet van alle buitenlandse aanbieders waar belanghebbende prijzen heeft gewonnen bekend zijn hoeveel aan inzetten in een kalendermaand is ontvangen en hoeveel aan prijzen is uitgekeerd.
4.3.5.Het had op de weg van de Inspecteur gelegen om de hiervoor in onderdeel 4.3.4 bedoelde informatie aan te dragen. Aangezien de Inspecteur dat heeft nagelaten, dient er gelet op het hiervoor in onderdeel 4.3.2 geformuleerde uitgangspunt vanuit te worden gegaan dat het spelen van een buitenlands kansspel voor belanghebbende nadeliger is dan een binnenlands kansspel, zodat sprake is van een belemmering van de vrijheid van dienstenverkeer.
4.4.1.Het middel betoogt verder dat, zo er sprake is van een belemmering van de vrijheid van dienstenverkeer, er dwingende redenen van algemeen belang zijn die een beperking van het vrije verkeer van diensten rechtvaardigen.
4.4.2.In de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet (Stb. 2008, 385) is opgemerkt dat geen sprake is van strijdigheid met het gemeenschapsrecht, omdat de Nederlandse wetgever op grote moeilijkheden zal stuiten om buitenlandse aanbieders van internetkansspelen als inhoudingsplichtige voor de kansspelbelasting aan te wijzen (Kamerstukken II 2006/07, 30 583, nr. 7, blz. 8).
4.4.3.De omstandigheid dat het moeilijk is om kansspelbelasting te heffen van buitenlandse aanbieders van internetkansspelen rechtvaardigt echter niet een betere behandeling van binnenlandse kansspelen. Derhalve bestaat er geen rechtvaardigingsgrond voor de hiervoor in onderdeel 4.3.5 genoemde ongelijke behandeling van binnenlandse en buitenlandse internetkansspelen.
4.5.1.Gelet op het voorgaande levert het heffen van kansspelbelasting over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten bij in andere lidstaten van de EU gevestigde aanbieders van internetpoker in het onderhavige geval een schending op van artikel 56 VWEU.
4.5.2.De rechtstreekse werking en voorrang van artikel 56 VWEU brengen mee dat de hiermee strijdige bepalingen van nationaal recht in zoverre buiten toepassing moeten worden gelaten. In het onderhavige geval brengt dit mee dat de heffing van kansspelbelasting over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten behaald bij in andere lidstaten van de EU gevestigde aanbieders achterwege moet blijven. In het gebrek dat aan de wettelijke regeling kleeft als gevolg van de hiervoor in 4.5.1 vastgestelde schending van artikel 56 VWEU kan door de rechter namelijk niet op andere wijze worden voorzien omdat uit het stelsel van de wet, de daarin geregelde gevallen en de daaraan ten grondslag liggende beginselen noch uit de wetsgeschiedenis, voldoende duidelijk kan worden afgeleid hoe dit zou dienen te geschieden (vgl. HR 14 november 2008, nr. 40597bis, ECLI:NL:HR:2008:BG4211, BNB 2009/3).