Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- rechtspersonenop grond van het gestelde in artikel 40, van de IW aansprakelijk kunnen worden gesteld.
- er ten tijde van de vervreemding van de aandelen [A] stille dan wel fiscale reserves aanwezig waren in [A] .
- [A] toestemming heeft verleend voor de schuldovername, zoals bepaald in artikel 155, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Gronden
KOOPPRIJS KWITANTIE
twee miljoen vijf honderd duizend euro (€ 2.500.000,00). Verkoper en koper verklaarden te zijn overeengekomen dat de koopprijs door koper aan verkoper wordt schuldig gebleven, in verband waarmee verkoper verklaarde afstand te doen van zijn vordering op voormeld bedrag, evenwel onder de verplichting van koper om, ten titel van geldlening onder nader overeen te komen voorwaarden, een gelijk bedrag schuldig te erkennen aan verkoper.
- Dat belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk heeft gemaakt dat [A] , in verband met genoemde executoriale verkoop van de onroerende zaken, een regresvordering heeft gekregen op [O] . Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat in de koopovereenkomst gesloten tussen [O] en [A] noch in onderliggende correspondentie is bepaald dat [A] een regresvordering krijgt op [O] , maar dat dit wel de bedoeling was. Naar het oordeel van het Hof is die veronderstelde bedoeling onvoldoende om bedoelde regresvordering aanwezig te achten. Het Hof acht wel aannemelijk dat [A] in verband met genoemde executoriale verkoop een regresvordering heeft gekregen op [N] , maar het Hof is van oordeel dat de waarde van die regresvordering op [N] , vanaf het moment waarop die regresvordering is ontstaan, nihil althans veel minder dan nominaal heeft bedragen. In dit verband wijst het Hof op het feit dat [L] de aandelen in [N] op [datum 1] 2007 heeft verkregen voor een koopsom van € 1 en op het faillissement van [N] begin 2008.
- In diens mededeling gedagtekend 22 januari 2014 meldt de curator in het faillissement van [N] : ‘
- Uit de hiervoor bedoelde mededeling van de curator blijkt voorts dat de Voorzieningenrechter in bedoeld faillissement van oordeel was dat de verkoopwaarde welke is gerealiseerd middels genoemde executoriale verkoop marktconform was.
- Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er binnen het [M] -concern sprake is geweest van een herfinanciering van de hypotheekverplichtingen en beslagen welke rustten op genoemde onroerende zaken. Hetgeen belanghebbende ter zake heeft aangevoerd, zijnde een weergave van mededelingen van het [M] -concern en haar belastingadviseur en van de betrokken notaris, acht het Hof in dit kader onvoldoende. Behoudens een enkele interne e-mail, is in het zeer omvangrijke dossier niets aangetroffen van vastleggingen met externe financiers of iets dergelijks, terwijl het om een grote herfinanciering zou gaan.
buiten toedoenvan belanghebbende door onzakelijke handelingen is verminderd (hierna: het “buiten toedoen”-vereiste).
- [L] bezat twee deelnemingen in vennootschappen:
- De deelneming in [A] , welke vennootschap vlak na het faillissement van [N] geen onroerende zaken meer in bezit had, een aanzienlijke schuld had aan [O] en voorts een regresrecht op [N] bezat, waarvan de waarde nihil althans veel minder dan nominaal bedroeg (zie 4.4.9);
- De deelneming in [N] , welke vennootschap in 2008 is gefailleerd.
- Namens [A] is er bezwaar en beroep aangetekend tegen de (ambtshalve opgelegde) aanslag vennootschapsbelasting 2007, hetgeen eerst op 7 december 2010 heeft geleid tot een uitspraak van de Rechtbank Arnhem.
- Eerst in mei 2011 ontvangt de Belastingdienst de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2007 van [A] , waardoor er op enig moment daarna bij de Ontvanger enig zicht ontstaat op de vermogens- en liquiditeitspositie van [A] .
- Bezwaarfase: 2 punten à € 246 per punt = € 492,
- Beroepsfase: 2 punten à € 495 per punt = € 990,
- Hoger beroepsfase bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: 2 punten à € 495 per punt = € 990,
- Hoger beroepsfase na verwijzing: 1,5 punt à € 495 per punt = € 742,50,
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de Ontvanger;
- vermindert de beschikking aansprakelijkstelling tot een bedrag van € 238.064;
- gelast dat de Ontvanger aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 803 vergoedt, en
- veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding in bezwaar, bij de Rechtbank, bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en bij het Hof, aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 3.214,50.