In deze zaak gaat het om de belastingheffing van een Bed & Breakfast (B&B) die door belanghebbende, X, wordt geëxploiteerd in haar eigen woning. De onroerende zaak, die tot het privévermogen behoort, wordt door belanghebbende en haar echtgenoot gebruikt voor de verhuur van kamers aan gasten. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de ruimtes die voor de B&B worden gebruikt, geen werkruimten zijn ten behoeve van de belastingplichtige zelf, waardoor de aftrekuitsluiting van artikel 3.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet van toepassing is. De ruimtes worden niet langer als eigen woning beschouwd, maar vallen onder box 3, wat betekent dat de aftrekbeperking van artikel 3.17 van de Wet IB 2001 van toepassing is. Het Hof vernietigt de eerdere uitspraken van de Rechtbank en vermindert de aanslagen voor de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet naar nihil, en stelt het verlies uit werk en woning vast op € 2.002. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende.