In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011, opgelegd aan belanghebbende. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 42.235, waarbij tevens een verzuimboete van € 226 was opgelegd wegens het niet indienen van de vereiste aangifte. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de boetebeschikking, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep gegrond verklaard. De inspecteur ging in hoger beroep, waarbij het Hof moest beoordelen of belanghebbende de vereiste aangifte had gedaan en of de verzuimboete terecht was opgelegd.
Het Hof oordeelde dat de vereiste aangifte niet was gedaan, maar dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende de aanmaning tot het doen van aangifte had ontvangen. Hierdoor was de verzuimboete ten onrechte opgelegd. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de bestreden uitspraken op bezwaar, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 41.000, met inachtneming van een gecombineerde heffingskorting van € 1.987. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.976.