Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellant] voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Overijssel had eerder op 2 juni 2015 het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Dit oordeel werd bekrachtigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 augustus 2015. De Hoge Raad heeft echter op 20 november 2015 het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2016 heeft [appellant] zijn situatie toegelicht, waarbij hij benadrukte dat hij zijn onderneming had gestaakt en nu in loondienst werkt. Hij heeft ook hulp van de Stadsbank ingeroepen om zijn schulden te beheren. Het hof heeft de omstandigheden van [appellant] in overweging genomen, waaronder zijn inspanningen om zijn schuldenlast te verlichten en het feit dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt sinds hij zijn onderneming heeft beëindigd.
Het hof oordeelde dat het beroep van [appellant] op de hardheidsclausule ex artikel 288 lid 3 Fw slaagt. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] zijn schulden onder controle heeft gekregen en dat zijn verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling nu kan worden toegewezen. Het vonnis van de rechtbank Overijssel is vernietigd en de schuldsaneringsregeling is van toepassing verklaard ten aanzien van [appellant].