ECLI:NL:GHSHE:2017:177
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating in de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw zijn in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellant. De appellant had verzocht om de schuldsaneringsregeling toe te passen, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De appellant had een aanzienlijke schuldenlast van € 438.656,10, waaronder een schuld aan de ABN AMRO Bank en een tweetal schulden aan de Belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was geweest, vooral gezien het feit dat een groot deel van de belastingschuld was ontstaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek.
In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald en aangevoerd dat hij alle belastingaangiften had ingediend en dat hij in een moeilijke financiële situatie verkeerde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet te goeder trouw was geweest, onder andere omdat hij een groot aantal aan de belastingschuld ten grondslag liggende aanslagen weloverwogen niet had voldaan. Het hof heeft ook vastgesteld dat de appellant verzuimd had om de jaarstukken van zijn onderneming over de jaren 2012 en 2013 te overleggen, waardoor onvoldoende inzicht werd gegeven in het ontstaan van de zakelijke schulden. Het hof heeft het beroep van de appellant op de hardheidsclausule ex artikel 288 lid 3 Fw afgewezen, omdat de appellant te lang had doorgegaan met het continueren van de exploitatie van een verliesgevende onderneming. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de appellant om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen.