Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Hennepresten
Afschrijvingskosten per oogst; 216 planten x 2 oogsten = 400,- euro
Uit de bankafschriften blijkt een totaal aan opnamen van € 3.040. Uit deze opnamen moet ook de aanleg van de hennepplantage zijn gedaan. Volgens het rapport van het BFO heeft de aanleg € 4.000 gekost, de aankoop van de plantjes€ 1.231,20 en hebben de variabele kosten € 1.438,56 bedragen. In totaal hebben de kosten van de hennepplantage volgens het rapport € 6.689,76 bedragen. Voor zover het uit de opnamen betaald zou zijn is er sprake van een tekort van € 3.649,76. Uit de opnamen resteert daarom ook geen bedrag dat nog voor andere aankopen, zoals levensmiddelen en kleding gebruikt zou kunnen zijn. Het tekort aan de levensmiddelen en de kleding dat ik hiervoor heb geconstateerd, kan daarom niet uit de contante opnamen worden verklaard.
De politierechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat [belanghebbende] uit de hierboven onder 3. genoemde strafbare feiten voordeel heeft genoten. De politierechter zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dan ook vaststellen op nihil”.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
2.13. Op grond van artikel 67e van de AWR kan de inspecteur, indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, een boete van 100% opleggen van het bedrag van de navorderingsaanslag.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.