Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep aan hem is toegezonden of verstrekt.(Vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682, NJ 2014/359). Het vonnis waarvan beroep is aan [appellant] tijdig verstrekt. De eventueel ‘warrige’ procedure bij de rechtbank heeft niet tot gevolg gehad dat [appellant] was afgesneden van een rechtsmiddel dat de wet hem toekent. [appellant] had de mogelijkheid tot het tijdig indienen van een beroepschrift, desnoods een beroepschrift waarin het voorbehoud is gemaakt tot aanvulling (met bekwame spoed) van de gronden in verband met het niet tijdig kunnen beschikken over een essentieel processtuk zoals het proces-verbaal van eerste aanleg. Hij heeft daartoe dan ook op 11 april 2016 zijn advocaat benaderd. Door er voor te kiezen eerst de schulden aan het CJIB door zijn werkgever te laten betalen en daarna pas (op 14 april 2016) het beroepschrift in te dienen, heeft [appellant] - die op dat moment al wel was voorzien van rechtsbijstand - bewust het risico genomen dat de beroepstermijn niet gehaald zou worden, hetgeen ook is geschied. Het hof acht de termijnoverschrijding dan ook niet verschoonbaar. De slotsom is dat [appellant] in zijn beroep niet ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke behandeling van de zaak komt het hof niet meer toe.