In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Ontvanger van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de beschikking aansprakelijkstelling van belanghebbende voor naheffingsaanslagen omzet- en loonbelasting werd verminderd. De aansprakelijkstelling betreft vier naheffingsaanslagen die zijn opgelegd aan de gefailleerde dochtervennootschap van belanghebbende, [A] B.V. Het Hof toetst de rechtmatigheid van de aansprakelijkstelling aan de hand van de wettelijke bepalingen omtrent tijdige betaling, ingebrekestelling en de melding van betalingsonmacht. Het Hof concludeert dat de beschikking aansprakelijkstelling in beperkte mate moet worden verminderd, maar dat de Ontvanger in zijn hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, maar enkel voor wat betreft de beslissing omtrent de beschikking aansprakelijkstelling. De aansprakelijkstelling wordt verminderd tot een bedrag van € 240.993.
De procedure begint met de aansprakelijkstelling van belanghebbende door de Ontvanger op 22 juli 2010 voor een bedrag van € 359.692, na een boekenonderzoek bij [A] dat leidde tot diverse naheffingsaanslagen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, wat resulteerde in een uitspraak van de Rechtbank die de aansprakelijkstelling verminderde tot € 8.857. De Ontvanger heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zittingen zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de curator van [A] en de gemachtigde van belanghebbende. Het Hof heeft vastgesteld dat de Ontvanger niet tijdig melding heeft gemaakt van betalingsonmacht, wat van invloed is op de aansprakelijkstelling. Uiteindelijk oordeelt het Hof dat de aansprakelijkstelling voor de naheffingsaanslagen moet worden verminderd, maar dat de Ontvanger in zijn hoger beroep gelijk heeft.
De uitspraak van het Hof is van belang voor de interpretatie van de aansprakelijkheid van bestuurders in het belastingrecht, vooral in gevallen van betalingsonmacht en de gevolgen van het niet tijdig melden daarvan. Het Hof benadrukt dat de bestuurder verantwoordelijk is voor het tijdig voldoen aan belastingverplichtingen en dat het niet tijdig melden van betalingsonmacht kan leiden tot aansprakelijkheid voor onbetaalde belastingen.