1.3. Op 19 januari 2001 schrijft [Y] aan de gemeente:
"Uw reactie op onze brief van 9 januari, zijnde handhaving van de geboden bedragen (…) hebben wij telefonisch aan [X] van de A.V.M. doorgegeven.
Na overleg met eigenaar [appellant] reageerde [X] hier 18 januari j.l. telefonisch op.
Zij komen nu met het volgende voorstel:f 7,-- per vierk. m. voor de agrarische grond en f 20,- - voor het deel dat mogelijk in de toekomst een bouwbestemming krijgt.
(…)"
1.4. Op 3 april 2001 heeft [Y] een conceptkoopovereenkomst aan [X] gezonden.
Dit concept bevat bij de koopsom de volgende bepaling:
"Partijen zijn overeengekomen de koopsom als volgt te splitsen:
4,1 ha zal redelijkerwijs in de toekomst een woonbestemming krijgen. Voor dit deel is de prijs gesteld op f 162.439,-- per ha, zijnde totaal f 666.000,--.
10,3 ha behoudt ook in de toekomst vrij zeker een agrarische bestemming. Hiervoor bedraagt de overeengekomen prijs f 70.000,-- per ha, zijnde in totaal f 721.000,--, welke splitsing in de notariële akte zal worden opgenomen."
1.5. Artikel 16 van dit concept luidde:
"Mochten de weilanden die nu als agrarische gronden worden aangekocht binnen 15 jaar na de overdrachtsdatum een woonbestemming verkrijgen, dan zal alsnog het verschil tussen f 70.000,-- en f 162.439,-- per hectare door koper aan verkoper of diens erfgenamen worden uitgekeerd."
Op dit concept heeft [X], namens [appellant], met de hand "een andere dan agrarische bestemming" bij artikel 16 bijgeschreven en dit (ook op andere punten) becommentarieerde concept aan [Y] teruggezonden.
1.6. Op 17 april 2001 heeft [Y] een herzien concept aan [X] toegezonden. Daarin is bij koopsom dezelfde bepaling opgenomen als hiervoor geciteerd.
Artikel 16 luidt:
"Mochten de weilanden die nu als agrarische gronden worden aangekocht binnen 15 jaar na de overdrachtsdatum een andere dan een agrarische bestemming verkrijgen, dan zal alsnog het verschil tussen f 70.000,-- en f 162.439,-- per hectare door koper aan verkoper of diens erfgenamen worden uitgekeerd."
1.7. Bij brief van 7 juni 2001 heeft [Y] aan [X] bericht dat de conceptovereenkomst door de gemeente was goedgekeurd.
1.8. De afspraken tussen partijen zijn in de koopakte Agrarisch Onroerend Goed d.d. 30 augustus / 3 september 2002 vastgelegd. Deze koopovereenkomst bevat de reeds geciteerde clausule betreffende de koopsom en het hiervoor geciteerde artikel 16, zij het dat daarbij de bedragen zowel in euro's als in guldens zijn uitgedrukt.
1.9. Op 31 oktober 2002 heeft [appellant] de door hem verkochte onroerende zaken aan de gemeente geleverd. In de leveringsakte van die datum is onder het kopje "omschrijving erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen" een vrijwel gelijkluidende tekst als artikel 16 van de koopovereenkomst opgenomen.
1.10. Ten tijde van de overdracht van de percelen hadden de ze in het toen geldende bestemmingsplan Landelijk gebied de bestemming "agrarisch gebied met houtwallen in combinatie met reliëfvorming". Een klein gedeelte, in de zuidwesthoek, viel onder het bestemmingplan Ureterp Fûgelliet Vervolg en had als bestemming "cultuurgrond" met een (binnenplanse) wijzigingsbevoegdheid naar woondoeleinden of verkeer/verblijf.
1.11. In 2009 is het bestemmingsplan Ureterp Sportvelden onherroepelijk geworden. De bestemming van het grootste gedeelte van de hiervoor onder 1.4 bedoelde 10.3 ha aan landbouwgrond in dat plangebied is - uiteindelijk - "sportvelden" geworden. De rest van genoemde 10.3 ha heeft de bestemming cultuurgronden (met een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid).
1.12. Bij brieven van 21 december 2009 en 18 maart 2010 heeft [X] namens [appellant] aanspraak gemaakt op uitkering van het verschil tussen de in artikel 16 van de koopakte c.q. de leveringsakte van 31 oktober 2002 genoemde bedragen.
De gemeente heeft deze aanspraak afgewezen bij brieven van 9 februari 2010 en 9 april 2010.