ECLI:NL:GHDHA:2025:432
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en toezendverplichting Heffingsambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de WOZ-waarde van een woning is vastgesteld op € 544.000. De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had deze waarde vastgesteld op 1 januari 2020. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, betwistte de hoogte van de WOZ-waarde en stelde dat deze te hoog was vastgesteld. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2024 werd de zaak besproken. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en dat er geen schending was van de toezendverplichting van de Heffingsambtenaar. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De proceskosten werden niet toegewezen.