Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 19 februari 2025
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
De waardebepaling
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een onroerende zaak en de vergoeding van immateriële schade. De belanghebbende, eigenaar van een hoekwoning, had bezwaar gemaakt tegen de door de Heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard vastgestelde waarde van de woning voor het kalenderjaar 2021. De Heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 219.000. Het bezwaar van de belanghebbende werd ongegrond verklaard door de Heffingsambtenaar, waarna de belanghebbende beroep instelde bij de Rechtbank Rotterdam. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de belanghebbende had afgesproken dat eventuele schadevergoeding aan zijn gemachtigde zou toekomen.
In hoger beroep stelde de belanghebbende dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij geen recht had op vergoeding van immateriële schade, omdat hij de vordering bij voorbaat had overgedragen aan zijn gemachtigde. Het Hof oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase recht gaf op een schadevergoeding van € 1.000, waarvan € 333 door de Heffingsambtenaar en € 667 door de Minister van Justitie en Veiligheid aan de belanghebbende moesten worden vergoed. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor zover het verzoek om vergoeding van immateriële schade was afgewezen en veroordeelde de Heffingsambtenaar en de Minister tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten. De uitspraak benadrukt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet wordt beïnvloed door afspraken tussen de belanghebbende en zijn gemachtigde over de schadevergoeding.