Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 26 september 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 2 september 2022;
- het arrest van dit hof van 8 november 2022, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 20 december 2022;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen nrs. 1 tot en met 12;
- de memorie van antwoord van Woonplus, met bijlagen nrs. 1 tot en met 4;
- de akte uitlating producties van [appellant] , met bijlagen 11 en 12;
- de akte van Woonplus, met bijlagen 1 en 2.
3.Feitelijke achtergrond
De overeenkomst wordt met ingang van 30 juni 2020 aangegaan.
Deze overeenkomst eindigt op het moment dat de woning aan de [adres 1] bewoonbaar is, althans middels opzegging van de gebruiksovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 7 dagen;
De gebruiker zal de woning als een goed gebruiker en uitsluitend als woonruimte gebruiken;
Gebruiker zal de woning conform bestemming gebruiken en deze niet als opslag gebruiken voor materialen en er voor zorgdragen dat de woning in objectieve zin schoon blijft. Gebruiker zal eenmaal in de maand medewerkers van Woonplus toelaten tot de woning voor controle op hygiëne en opslag. Woonplus maakt vooraf een afspraak met gebruiker. De evaluatie wordt op schrift gesteld. Een kopie van de evaluatie gaat naar mr. S.V. Hendriksen, advocaat van [appellant] .
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
extragrond voor ontbinding van de gebruiksovereenkomst.
hoardingen juist niet over slecht huurderschap en waarin aan partijen de opdracht is gegeven om tot een overeenkomst te komen. Deze stelling van [appellant] slaagt niet. Woonplus heeft in de procedure bij de kantonrechter uiteengezet dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door de woning aan de [adres 1] te verwaarlozen en te gebruiken als opslag, geen huurdersonderhoud te plegen, medewerkers van Woonplus niet toe te laten in de woning voor het plegen van onderhoud en het (onder)houden van contact en door te weigeren de ontruimingskosten te betalen. [3] Het was voor [appellant] dan ook duidelijk wat hem werd verweten en waartegen hij zich moest verweren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [appellant] de door Woonplus gestelde gedragingen niet heeft betwist en geoordeeld dat deze voldoende ernstig zijn om te kwalificeren als slecht huurderschap. De kantonrechter heeft slechts in een bijzin opgemerkt dat de kortgedingrechter dit laatste “ook” vond. [appellant] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat de kantonrechter voorbij is gegaan aan een opdracht van de kortgedingrechter aan partijen naar rov. 4.7 van het vonnis van 5 februari 2020. Hierin heeft de kortgedingrechter overwogen dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] en de intentie van Woonplus om aan [appellant] en zijn gezinsleden (tijdelijk) een vervangende woning aan te bieden, aanleiding geven tot het compenseren van de proceskosten. Van een opdracht aan partijen is dus geen sprake. Voor zover er al sprake zou zijn van een opdracht van de kortgedingrechter, dan geldt dat de kantonrechter (in de bodemprocedure) hieraan niet is gebonden.
7.Beslissing
- gelast een enkelvoudige mondelinge behandeling met het onder rov. 6.20 vermelde doel;
- bepaalt dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op
- bepaalt dat uitstel van deze mondelinge behandeling zal worden verleend, indien daarom, onder opgave van verhinderdata van beide partijen,
- houdt iedere verdere beslissing aan.