In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vordering tot schorsing van de ontruiming van een huurwoning werd afgewezen. De ontruiming was gebaseerd op een ontruimingsvonnis van 5 februari 2020, waarbij [appellant] verplicht was de woning binnen veertien dagen te ontruimen. In de procedure heeft [appellant] verschillende grieven aangevoerd, waaronder dat de kantonrechter de beoordelingsmaatstaf niet correct had toegepast en dat er sprake was van een noodsituatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de laatste kans huurovereenkomst en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag of noodsituatie die de ontruiming zou kunnen tegenhouden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.