In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De werknemer is in 2006 bij Smetjet in dienst getreden in de functie van industrieel reiniger. De werknemer woonde en woont in België en Smetjet was en is in België gevestigd. De arbeidsovereenkomst bevat geen rechtskeuze.
(ii) De werknemer heeft op 23 september 2009 in Nederland een ongeval gehad bij het bedrijf waar hij toen in opdracht van Smetjet werkzaamheden verrichtte (hierna: het arbeidsongeval). Hierbij heeft de werknemer letsel opgelopen doordat hij de giftige stof röstgut heeft ingeademd.
(iii) Op verzoek van de werknemer heeft de rechtbank Oost-Brabant in 2017 een voorlopig deskundigenbericht gelast. Eveneens in 2017 heeft de voorzieningenrechter van die rechtbank op vordering van de werknemer Smetjet in kort geding veroordeeld om aan de werknemer een voorschot van € 50.000,-- te betalen. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft dit vonnis bekrachtigd.
(iv) De arbeidsrechtbank Antwerpen heeft bij vonnis van 3 mei 2017 in een geding tussen de werknemer en Securex, Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen, bepaald dat aan de werknemer een uitkering ineens en een maandelijkse uitkering toekomt.
(v) Smetjet heeft vervolgens de werknemer gedagvaard voor de arbeidsrechtbank Antwerpen en gevorderd “voor recht te zeggen dat:
- [de werknemer] tijdens de tewerkstelling bij Smetjet ressorteerde onder de Belgische sociale zekerheid;
- bijgevolg [het arbeidsongeval] terecht/correct werd afgehandeld conform de Belgische Arbeidsongevallenwet;
- verder, de Belgische Arbeidsongevallenwet uiteraard in haar totaliteit van toepassing is op dit arbeidsongeval, met inbegrip van het principe van de burgerlijke immuniteit van de werkgever opgenomen in art. 46, paragraaf 1, 3e Arbeidsongevallenwet; en
- [de werknemer] bijgevolg geen burgerlijke schade-eis kan instellen met betrekking tot ditzelfde arbeidsongeval lastens Smetjet.”
De arbeidsrechtbank heeft bij vonnis van 2 september 2020 de vordering ongegrond verklaard. Er is geen hoger beroep ingesteld.