Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Vereniging Golf Duinzicht, voorheen: Stichting Golf Duinzicht,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 23 september 2019, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van de (deel)beschikking van de kantonrechter Den Haag van 26 maart 2019;
- de brief van de kantonrechter Den Haag van 3 september 2021 waarin verlof is verleend voor het instellen van tussentijds hoger beroep;
- de memorie van grieven van [appellante];
- de memorie van antwoord van Golf Duinzicht, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
nahet ongeval komt er samengevat op neer dat zij op 10 en 11 oktober 2016 niet stond ingeroosterd, zij niet hoefde te werken, maar die dagen met klachten op bed heeft gelegen. Dit vindt (onder meer) bevestiging in de door haar overgelegde whatsapp-correspondentie met haar vriend [A] en met [B], haar buurjongen [B].
binnenkant van de linker koelkastdeur bevond, kan [appellante] niet tegengeworpen worden.
achterhet geplaatste krat bij de rand van de linker koelkastdeur, en dus bij/onder het uitstekende handvat. Ter zitting heeft Golf Duinzicht c.s. nog aangevoerd dat gelet op de lengte van het krat ten opzichte van de breedte van de koelkastdeur, er nog altijd geen sprake van kan zijn dat [appellante] buiten de koelkastdeur heeft gewerkt. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, is echter niet komen vast te staan waar het krat precies voor de koelkast was geplaatst en heeft Golf Duinzicht ook niet gespecificeerd wat de maten van de koelkastdeur en de maten van het krat waren. Dit biedt dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor haar stelling dat vanwege die verhouding het ongeluk feitelijk onmogelijk heeft kunnen plaatsvinden.
7.Beslissing
- vernietigt de beschikking in het deelgeschil van de kantonrechter Den Haag van 26 maart 2019, behoudens voor zover daarbij de kosten gemoeid met de behandeling van het verzoek ex art. 1019w Rv aan de zijde van [appellante] zijn begroot op € 2.741,-, bekrachtigt deze uitspraak in zoverre, en
- verklaart voor recht dat Golf Duinzicht jegens [appellante] aansprakelijk is voor de gevolgen van het haar op 9 oktober 2016 overkomen ongeval;
- verklaart voor recht dat NN als aansprakelijkheidsverzekeraar van Golf Duinzicht gehouden is om overeenkomstig de toepasselijke polisvoorwaarden, tot uitkering over te gaan ter zake van de door het ongeval op 9 oktober 2016 geleden en nog te lijden schade van [appellante];
- veroordeelt Golf Duinzicht c.s. in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 211,17 aan verschotten (te weten € 126,17 aan explootkosten en € 85,- aan griffierecht in de zaak ten principale), en € 2.741,- aan kosten van het deelgeschil;
- veroordeelt Golf Duinzicht c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 463,03,- aan verschotten (te weten € 125,03 aan explootkosten en € 338,- aan griffierecht) en € 3.549,- aan salaris advocaat (3 punten a tarief II);
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.