Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 14 juni 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2021;
- de memorie van grieven van [appellant];
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens grieven in incidenteel appel van Mongolië, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellant], met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
“Agreement on Encouragement and Reciprocal Protection of Investments between the Government of the Russian Federation and the Government of Mongolia”(hierna: het BIT). Naast [appellant] traden als eisers op CJSC Golden East Company en CJSC Vostokneftegaz Company, waarvan [appellant] enig aandeelhouder was ([appellant] en deze vennootschappen worden hierna samen aangeduid als [appellant] c.s.).
Decision(het ‘dictum’) van het arbitraal vonnis).
Decisionstaat daarover het volgende:
Procedural history”over de termijn van 30 dagen opgemerkt:
4.Procedure bij de rechtbank
- a) de Order moet worden beschouwd als een arbitraal eindvonnis dat voor vernietiging in aanmerking kan komen, en
- b) het in de Order vervatte arbitraal vonnis moet worden vernietigd op diverse in artikel 1065 (oud) Rv genoemde gronden.
de Order is een arbitraal eindvonnis
functus officiozou worden. Pas door middel van de Order is de arbitrale procedure geëindigd en is definitief beslist dat [appellant] niet meer aan de tweede fase van de arbitrageprocedure kon toekomen. Met de Order is “een einde gemaakt aan het geding omtrent enig deel van de materiële vorderingen”, doordat het scheidsgerecht daarin aan [appellant] het recht op schadevergoeding heeft ontzegd. De Order is daarmee, materieel gezien, een arbitraal eindvonnis als bedoeld in artikel 1049 (oud) Rv en 1064 (oud) Rv en kan voor vernietiging in aanmerking komen.
de Order moet vernietigd worden
- het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden (artikel 1065 lid 1 onder c (oud) Rv);
- het arbitraal vonnis is vanwege zijn inhoud en de wijze van totstandkoming in strijd met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 onder e (oud) Rv);
- het arbitraal vonnis is niet met redenen omkleed (artikel 1065 lid 1 onder d (oud) Rv);
- het arbitraal vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend (artikel 1065 lid 1 onder d (oud) Rv).
- i) De Order is in juridische zin non-existent, omdat het scheidsgerecht op 6 november 2018 (de datum van de Order) niet meer bestond. Het scheidsgerecht was sinds 11 augustus 2011 namelijk
- ii) De Order is geen arbitraal (eind)vonnis in de zin van artikel 1064 (oud) Rv. Het bevat slechts een beslissing van procedurele aard en geen beoordeling van de merites van een vordering van [appellant]. De Order komt dus niet voor vernietiging in aanmerking.
- iii) [appellant] heeft geen belang bij zijn vordering tot vernietiging, omdat: (i) zijn vordering tot schadevergoeding inmiddels is verjaard en (ii) het scheidsgerecht in geval van vernietiging op grond van artikel 1067 (oud) Rv
- De opdracht aan het scheidsgerecht is niet in 2011 geëindigd door het verlopen van de termijn op 11 augustus 2011. Het scheidsgerecht was dus (voor de schadevordering) niet
- De Order is naar zijn inhoud een arbitraal vonnis, omdat de daarin gegeven beslissing een einde maakt aan het geding. Dat betekent dat vernietiging van de Order kan worden gevorderd.
- De door [appellant] aangedragen gronden tot vernietiging van de Order slagen niet.
5.Vorderingen in hoger beroep
- Het scheidsgerecht had [appellant] eerst (nogmaals) peremptoir moeten stellen en had hem er daarbij op moeten wijzen dat het uitblijven van een verdere handeling van [appellant] c.s. als consequentie zou hebben dat de tweede fase van de arbitrage niet langer zou openstaan.
- [appellant] heeft via zijn advocaten in de brief van 2 november 2018 toegelicht waarom hij niet vóór het verstrijken van de termijn kon reageren: er was sprake van een intimidatiecampagne van de zijde van Mongolië die maakte dat [appellant] niet in staat was om eerder te reageren. Het scheidsgerecht heeft daar geen reactie op gegeven. Gelet op de ernst van wat door [appellant] werd gesteld, mocht van het scheidsgerecht worden verwacht dat het inging op deze stelling van [appellant].
6.Beoordeling door het hof
- i) primair: van oordeel is dat het al in 2011, met het verstrijken van de termijn waarbinnen [appellant] c.s. hun schadevordering hadden moeten registreren, automatisch
- ii) subsidiair (voor het geval wel een ‘order’ vereist is): de Order uitvaardigt waarin het scheidsgerecht verklaart dat de zaak (per 6 november 2018) is geëindigd, aangezien [appellant] c.s. hadden nagelaten binnen de door het scheidsgerecht gestelde termijn hun schadevordering te registreren.
“If, within the period of time fixed by the arbitral tribunal, the claimant has failed to communicate his claim without showing sufficient cause for such failure, the arbitral tribunal shall issue an order for the termination of the arbitral proceedings.”. In dit geval had het scheidsgerecht in zijn vonnis van 28 april 2011 [appellant] c.s. een termijn van 60 dagen gegeven waarbinnen zij aan de wederpartij (Mongolië) en het scheidsgerecht dienden te laten weten of zij een schadevordering aanhangig wilden maken voor het onderdeel waarvoor het scheidsgerecht, in de eerste fase van de procedure, Mongolië aansprakelijk had geacht. Deze termijn is vervolgens verlengd tot 30 dagen na het vonnis van 11 juli 2011. Naar het oordeel van het hof brengt artikel 28 van de UNCITRAL Arbitration Rules ook voor het onderhavige geval mee dat het scheidsgerecht na het verstrijken van de termijn die het [appellant] c.s. had gegeven om te laten weten of zij de tweede fase wilden opstarten en een schadevergoeding wilden, de arbitrale procedure door middel van een ‘order’ had moeten beëindigen.
functus officiowas en dat het scheidsgerecht, als zij vond dat het verlopen van de termijn tot het einde van de arbitrageprocedure diende te leiden, dat in een ‘order’ had moeten vastleggen. Het standpunt van Mongolië dat het scheidsgerecht al sinds 2011
functus officiowas, en dat de Order daarmee juridisch non-existent is, faalt dus.
functus officiois geworden door het (enkele) verstrijken van de aan [appellant] c.s. gegeven termijn - een standpunt dat het hof hiervoor heeft verworpen.
“recognized limited claim”). Het hof zal nu ingaan op de vraag of de Order moet worden vernietigd.
“if any”. In het arbitrale vonnis van 28 april 2011 waarin dit is vastgelegd, heeft het scheidsgerecht beslist dat [appellant] c.s. binnen 60 dagen aan de wederpartij en het scheidgerecht moeten laten weten (
“shall inform”) of zij voornemens zijn om schadevergoeding te vorderen voor het onderdeel waarvoor Mongolië aansprakelijk is geoordeeld, en daarmee de tweede fase van de procedure aanhangig willen maken. Toen de advocaat van [appellant] c.s. ruim vier weken later, namelijk op 27 mei 2011, het scheidsgerecht verzocht om aanvulling en interpretatie van dit arbitrale vonnis, heeft hij namens [appellant] c.s. tegelijkertijd gevraagd om uitstel van de 60-dagen-periode
“in which to notify the Tribunal of Claimants’ decision with regard to whether they will seek damages”. Hiermee heeft de advocaat van [appellant] c.s. er blijk van gegeven dat [appellant] c.s. zich bewust waren van de gestelde termijn en goed in beeld hadden dat van hen werd verwacht dat zij voor afloop van die termijn moesten laten weten of zij schadevergoeding wilden claimen (en dus de tweede fase wilden opstarten). Het scheidsgerecht heeft daarop een paar dagen later, per brief van 30 mei 2011, aan partijen bericht dat de termijn zou worden gesteld op 30 dagen na de door het scheidsgerecht te nemen beslissing op het verzoek van [appellant] c.s. In het arbitrale vonnis dat een kleine anderhalve maand daarna is gewezen, heeft het scheidsgerecht nogmaals duidelijk gewezen op de aan [appellant] c.s. gestelde 30-dagen-termijn, en om geen enkele verwarring te laten ontstaan over de einddatum van deze termijn, heeft het scheidsgerecht erop gewezen dat deze termijn zal ingaan op de dag van het vonnis van 11 juli 2011
(“for the avoidance of doubt, this 30-day periode will start upon the issuance of the present award”).
“at each stage of the proceedings each party is given a full opportunity of presenting his case”, is dan ook geen sprake.
“the Claimants having failed to register their recognized limited claim within the delay imposed by the Tribunal in its above-mentioned Decision”)
.Nu vaststaat dat het scheidsgerecht [appellant] c.s. een termijn had gegeven waarin zij dienden te laten weten of zij een schadeclaim wilden instellen, is deze motivering niet aan te merken als een motivering waarin geen enkele steekhoudende verklaring voor de beslissing te onderkennen valt.
materieelgelijkgesteld zou moeten worden met een arbitraal eindvonnis (het hof is daar veronderstellenderwijs van uitgegaan), dan betekent dat nog niet dat de Order, die alleen de hiervoor weergegeven verklaring bevat, ook
formeelaan de ondertekeningvereisten moet voldoen die gelden voor een arbitraal vonnis. Het is voldoende dat alleen de voorzitter de Order heeft ondertekend - zoals ook eerdere ‘orders’ in deze arbitrale procedure alleen door de voorzitter waren getekend (zoals Mongolië heeft gesteld en [appellant] niet heeft weersproken).