5.1.De beoordeling of eisers nieuwe stellingen in de beoordeling kunnen worden betrokken wordt beheerst door de eisen van een goede procesorde, die erop is gericht dat partijen en ook de rechtbank op tijd op de hoogte zijn van de inhoud van de procedure, zich daarop kunnen voorbereiden en over en weer kunnen reageren. Dit brengt mee dat van partijen mag worden verwacht dat zij tijdig standpunten aanvoeren en stukken aanleveren. Van eiser wordt dus verwacht dat hij zijn beroepsgronden en onderbouwing daarvan tijdig aanvoert zodat verweerder en de rechtbank zich daarop kunnen voorbereiden. Het is ook niet duidelijk waarom eiser dit niet eerder heeft aangevoerd. Het later – pas op de zitting – aanvoeren van deze stellingen vindt de rechtbank hier in strijd met de eisen van een goede procesorde en om die reden zullen die stellingen buiten beschouwing worden gelaten. Beoordeeld zal dus worden wat eiser in zijn beroepschrift en de toelichting daarop ter zitting heeft aangevoerd.
6. De rechtbank stelt vast dat bijna alles wat eiser in zijn beroepschrift heeft aangevoerd door verweerder in zijn matrix is verwerkt. Eiser vond [adres 6] en [adres 7] en [adres 8] (vanwege de ligging) niet vergelijkbaar. Verweerder heeft deze vergelijkingsobjecten niet opgenomen in de matrix. Verder vindt eiser [adres 3] en [adres 4] betere vergelijkingsobjecten (die heeft hij ook in zijn eigen taxatiekaart staan) en die heeft verweerder ook in zijn matrix opgenomen. Tot zover zijn partijen het dus eens. Eiser heeft op zijn eigen taxatiekaart nog [adres 9] staan. Verweerder vindt die niet geschikt als referentieobject en hij heeft in zijn verweerschrift onderbouwd waarom hij dat vindt: de bouwjaren zijn te verschillend (bouwjaar vergelijkingsobject 1974 en bouwjaar onroerende zaak 2018) en bovendien blijkt uit het door verweerder overgelegde PMA-formulier dat [adres 9] in een slechte staat verkeerde ten tijde van de aankoop (geen isolatie, geen verwarming in twee kamers). Tijdens de zitting betwistte eiser niet langer dat [adres 9] geen geschikt vergelijkingsobject is. De rechtbank laat die dus verder buiten beschouwing.
De vier vergelijkingsobjecten in verweerders matrix zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende vergelijkbaar. De rechtbank kan eiser wel volgen in zijn stelling dat [adres 5] en [adres 4] minder geschikt zijn als vergelijkingsobject vanwege de afwijkende bouwstijl en uitstraling. Dat maakt [adres 3] en [adres 2] tot de beste vergelijkingsobjecten. De rechtbank laat deze twee in de waardering het zwaarst wegen.
Verweerder maakt, gelet op de bij het taxatierapport gevoegde matrix en grondstaffel, inzichtelijk hoe met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak wat betreft onder meer inhoud, grondoppervlakte, bijgebouwen en KOUDV-factoren rekening is gehouden en maakt aannemelijk dat bij de waardering in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak.
[adres 3] heeft een kleinere bruto inhoud dan de onroerende zaak (verschil: 121 m³) en een groter kadastraal oppervlak (verschil: 235 m²). Beide objecten beschikken over een garage. De onroerende zaak is gebouwd in 2018 en dit vergelijkingsobject in 2009. Het is verkocht voor (geïndexeerd naar waardepeildatum) € 890.000,-.
[adres 2] heeft een kleinere bruto inhoud dan de onroerende zaak (verschil: 95 m³) en een kleiner kadastraal oppervlak (verschil: 85 m²). De onroerende zaak beschikt in tegenstelling tot dit vergelijkingsobject over een garage en is recenter gebouwd. [adres 2] is verkocht voor (geïndexeerd naar waardepeildatum) € 830.000,-.
De onroerende zaak is groter qua inhoud en perceel dan de vergelijkingsobjecten (alleen [adres 3] heeft een groter perceel), is recenter gebouwd en beschikt bovendien – zoals verweerder in het verweerschrift stelt en eiser niet gemotiveerd betwist – over zonnepanelen en een warmtepomp. Dan kan niet worden gezegd dat dit niet in verhouding is.
7. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van mening dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
8. Nu verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het door eiser ingediende taxatierapport.
9. Het beroep is ongegrond.”