Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 1 maart 2022
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
belanghebbendeeen volmacht heeft verstrekt. In de e-mail wordt aan D.A.N. Bartels slechts de vraag gesteld of hij van dienst kan zijn bij te hoog vastgestelde WOZ-beschikkingen, maar daarin is niet te lezen dat belanghebbende aan Bartels de bevoegdheid heeft verleend om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (zie artikel 3:60 van het Burgerlijk Wetboek). Evenmin blijkt uit de e-mail dat de verzender ( [C] ) handelt namens belanghebbende, noch dat hij daartoe bevoegd is. Daarbij komt dat de directeur Gemeentebelastingen van de [gemeente A] de elektronische weg niet heeft opengesteld voor het zenden van formele berichten, zoals een machtiging (zie artikel 2:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 3 van de Regeling gebruik elektronische weg op het gebied van belastingen en rechten in de [gemeente A] 2016). De stelling van de gemachtigde dat uit andere overgelegde e-mails van [C] aan de gemachtigde in onderlinge samenhang bezien blijkt dat hij was gevolmachtigd om namens belanghebbende bezwaar te maken, is niet onderbouwd; in zoverre voldoet de gemachtigde niet aan zijn stelplicht.
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van immateriële schade;
- bevestigt de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot betaling aan belanghebbende van een vergoeding van immateriële schade van € 500;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 360,66; en
- gelast de Minister voor Rechtsbescherming het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 181 aan belanghebbende te vergoeden.