Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het verzoekschrift in hoger beroep, ingekomen op de griffie van het hof op 9 mei 2022, waarmee de Ambassade in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zitting houdende in Den Haag, van 8 februari 2022, met bijlagen;
- het verweerschrift in hoger beroep, tevens verzoekschrift in incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep.
3.Feitelijke achtergrondHet hof gaat uit van de volgende feiten:
,geboren op [geboortedatum], is op 1 mei 2017 in dienst getreden bij de Ambassade. De laatste functie die [verweerder] vervulde is die van “Support Staff”, met een salaris van (laatstelijk) € 2.206,20 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [verweerder] ingeval van ziekte in het tweede ziektejaar aanspraak heeft op 70% van zijn laatstverdiende salaris en zonder beperking van het minimum loon, hetgeen neerkomt op een salaris van € 1.544,34 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
3. De regering van Brazilië is van mening dat uw terugkeer een inbreuk zou betekenen op de soevereiniteit van Brazilië met betrekking tot het kiezen van wie haar diplomatieke missies betreedt. Derhalve verkeert Brazilië niet in de positie om afstand te doen van haar immuniteiten voor wat betreft de ontbinding van uw contract.
4.Procedure bij de rechtbank
- voor recht wordt verklaard dat de Ambassade geen beroep toekomt op immuniteit van rechtsmacht en executie;
- voor recht wordt verklaard dat de Ambassade de arbeidsovereenkomst met [verweerder] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW en/of 7:670 lid 1 BW;
- de Ambassade wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding aan [verweerder] van € 108.706,99 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.260,20 bruto en een transitievergoeding van € 3.112,92 bruto;
- de Ambassade wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de toegewezen bedragen en de (volledige) proceskosten, bestaande uit kosten rechtsbijstand en buitengerechtelijke kosten begroot op € 18.455,46.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Rechtsgeldige opzegging?
- Uit het besluit van het UWV van 9 december 2021 en het daarbij behorende Arbeidsdeskundige rapport, dat [verweerder] naar de mening van de Ambassade in strijd met artikel 21 Rv niet in de procedure heeft overgelegd, blijkt dat het UWV heeft geoordeeld dat [verweerder] voor 1,69% arbeidsongeschikt is en dientengevolge geen aanspraak heeft op een WIA-uitkering;
- uit het besluit van het UWV en het Arbeidsdeskundige rapport blijkt bovendien dat [verweerder] al in 2021 is gaan werken als buschauffeur bij de HTM;
- het feit dat [verweerder] in deze procedure niet de vernietiging van de opzegging heeft gevorderd, maar in plaats daarvan een billijke vergoeding, tast eveneens de geloofwaardigheid van [verweerder] over zijn arbeidsongeschiktheid aan.
De Ambassade betwist daarom dat [verweerder] op 1 maart 2021 arbeidsongeschikt was, en dat zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met het opzegverbod bij ziekte.
- hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als het ontslag niet zou hebben plaatsgevonden;
- de mate waarin de werkgever een verwijt valt te maken;
- de gevolgen van het ontslag voor zover deze zijn toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever;
- of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten hij daaruit geniet;
- de andere inkomsten die de werknemer in de toekomst naar verwachting kan verwerven;
- de hoogte van de aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
extravergoeding van € 50.000,- redelijk is, deels punitief en deels als vergoeding van immateriële schade. Wel houdt het hof er – zoals ook hiervoor is overwogen - rekening mee dat de billijke vergoeding kan dienen om de werkgever te wijzen op de noodzaak zijn gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen. Dat betekent dat de hoogte van de vergoeding hier de noodzaak tot uitdrukking brengt dat de Ambassade in de toekomst niet wederom, na een geweigerd ontbindingsverzoek, zal overgaan tot het op onregelmatige wijze beëindigingen van de arbeidsovereenkomst van haar (zieke) werknemer(s). Ook houdt het hof er rekening mee dat het aannemelijk is dat het ontslag, en ook de voor hem negatieve publicatie in de media, bij [verweerder] tot veel spanningen heeft geleid, wat zijn gezondheid niet ten goede zal zijn gekomen.
Het hof zal de beschikking van de kantonrechter voor het overige bekrachtigen, met aanvulling van de toewijzing van de nakosten.
7.Beslissing
opnieuw rechtdoende:
in aanvulling opde beschikking van de kantonrechter:
- veroordeelt de Ambassade tot betaling van € 124,- aan nasalaris, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van de beschikking van de kantonrechter heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van de beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter voor het overige;
- veroordeelt de Ambassade in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] bepaald op € 1.780,- aan verschotten en € 4.062,- aan salaris voor de advocaat (inclusief € 163,- aan nasalaris), te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,--, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van de Ambassade bepaald op € 2.031,- aan salaris voor de advocaat;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.