Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 21 juni 2022
[verzoeker] ,
Het verdere procesverloop in hoger beroep
De verdere beoordeling van het hoger beroep
Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep betreffende de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van het hof van 16 november 2021, waarin partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over het aantal niet-genoten vakantiedagen dat door de verweerder aan de verzoeker moet worden vergoed. De verzoeker heeft in zijn akte berekend dat er in totaal 186,50 vakantiedagen openstaan, waarvan 37,75 bovenwettelijke vakantiedagen zijn verjaard. De verzoeker claimt een vergoeding van € 62.604,32 bruto voor deze niet-genoten vakantiedagen, gebaseerd op zijn laatstverdiende salaris.
De verweerder heeft in zijn antwoordakte betoogd dat de verzoeker te veel vakantiedagen claimt en dat de niet-genoten vakantiedagen zijn vervallen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de niet-genoten vakantiedagen, en dat de berekening van de verzoeker aannemelijk is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en de verweerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente.
De eindconclusie van het hof is dat het principaal hoger beroep doel treft, terwijl het incidenteel hoger beroep van de verweerder wordt verworpen. De kosten van het principaal hoger beroep worden gecompenseerd, en de verweerder wordt veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.