AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Tussen werkgever en werknemer ontstane arbeidsconflict over verwijtbaar handelen en niet-genoten vakantiedagen
In deze zaak tussen een werkgever en een werknemer, beiden advocaat bij hetzelfde kantoor, is een conflict ontstaan dat heeft geleid tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op basis van een verstoorde arbeidsverhouding. In hoger beroep wordt de vraag behandeld of de werknemer of de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, en of de werknemer recht heeft op een vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen. De werknemer heeft in hoger beroep zeven bezwaren ingediend, waaronder de aanspraak op een vergoeding voor 222,25 niet-genoten vakantiedagen en een billijke vergoeding van € 195.000,--. De werkgever betwist deze aanspraken en stelt dat de werknemer zelf verantwoordelijk is voor het niet opnemen van vakantiedagen. Het hof heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord is, maar kan niet vaststellen wie daarvan de overwegende schuld heeft. Het hof oordeelt dat de werknemer recht heeft op niet-genoten wettelijke vakantiedagen, die niet zijn vervallen of verjaard, en dat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat hij aan zijn zorg- en informatieverplichting heeft voldaan. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen.
Voetnoten
2.O.a. HvJEU 12 juni 2014, zaak C-118/13, ECLI:EU:C:2014:1755 (Bollacke), punt 15.
3.HvJEU 6 november 2018, zaak C-684/16, ECLI:EU:C:2018:874 (Max-Planck-Gesellschaft), punten 35, 40, 41 en 44. Vgl. HJvEU 6 november 2018, zaak C-619/16, ECLI:EU:C:2018:872 (Kreuziger).
4.HvJEU 29 november 2017, zaak C-214/16, ECLI:EU:C:2017:914, punt 56 (King). Vgl. HvJEU 6 november 2018, zaak C-684/16, ECLI:EU:C:2018:874 (Max-Planck-Gesellschaft), punt 54.
5.HvJEU 6 november 2018, zaak C-684/16, ECLI:EU:C:2018:874 (Max-Planck-Gesellschaft), punt 81.
6.Vgl. HR 26 januari 1990, NJ 1990, 499, rov. 3.3.
7.HvJEU 20 januari 2009, zaken C-350/06 en C-520/06, ECLI:EU:C:2009:18 (Schultz-Hoff en Stringer), punten 61-62.
9.Vgl. HR 6 maart 1998, NJ 1998/527.