Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.Korte aanduiding van de zaak
3.Enige feiten
Supreme Councilvan de Krim voor aansluiting bij de Russische Federatie als een federaal onderdeel en voor het agenderen van een referendum daarover op 16 maart 2014. Op 16 maart 2014 hielden de autoriteiten op de Krim een referendum waarin de bevolking van de Krim werd gevraagd of zij aansluiting wenste bij de Russische Federatie als federaal onderdeel. Volgens de organisatoren van het referendum stemde ongeveer 96% van de deelnemers voor aansluiting bij de Russische Federatie. Op 17 maart 2014 verklaarden zowel de
Supreme Councilvan de Krim als de gemeenteraad van Sevastopol zich onafhankelijk van Oekraïne met als doel om onafhankelijke soevereine staten te worden en de Russische Federatie te verzoeken om zich bij haar te mogen aansluiten. Op 18 maart 2014 ondertekenden de nieuwe autoriteiten van de Republiek de Krim en de stadstaat Sevastopol enerzijds en de Russische Federatie anderzijds de “
Treaty between the Russian Federation and the Republic of Crimea on the Acceptance of the Republic of Crimea into the Russian Federation and the Formation of New Constituent Parts within the Russian Federation”. Op 19 maart 2014 erkende het Grondwettelijk Hof van de Russische Federatie dat het hiervoor genoemde verdrag in overeenstemming is met de grondwet van de Russische Federatie. Op 21 maart 2014 nam het parlement van de Russische Federatie een wet aan waarmee het hiervoor genoemde verdrag werd geratificeerd (de
Crimean Incorporation Law). De
Crimean Incorporation Lawerkende onder meer de doorlopende geldigheid van de titel van onder Oekraïens recht rechtsgeldig verkregen onroerend goed per 18 maart 2014.
all States, international organizations and specialized agencies not to recognize any alteration of the status of the Autonomous Republic of Crimea and the city of Sevastopol”. Feitelijk staat de Krim sinds maart 2014 onder bestuur van de Russische Federatie.
State Register of Banksgeregistreerd. Het was PrivatBank daarmee toegestaan om bankactiviteiten te ontplooien in Oekraïne. In 1994 breidde PrivatBank haar activiteiten naar de Krim, waaronder Sevastopol. Vanaf 1996 begon de NBU licenties aan banken uit te geven. Aan PrivatBank is toen door de NBU een volledige banklicentie uitgegeven. PrivatBank had filialen op de Krim en beheerde aldaar investeringen als geldautomaten en zelfbedieningsloketten. PrivatBank heeft leningen uitgegeven aan bedrijven en particulieren op de Krim.
to perform obligations to creditors (depositors)” (
Central Bank of the Russian Federation Resolution No. PH-33-1 “On Terminating the Activities of Standalone Business Units of the Public Joint Stock Company PrivatBank Commercial Bank of Dnepropetrovsk, Ukraine on the territory of the Republic of Crimea and the City of Sevastopol, a City of Federal Significance”). Tussen maart 2014 en dit besluit waren al filialen en andere activa van PrivatBank op de Krim door de Russische Federatie in beslag genomen. In april 2014 vaardigde de
State Council of the Republic of Crimea, de Staatsraad van de toen net opgerichte Republiek de Krim,een verordening uit waarin stond dat bepaalde bezittingen van PrivatBank op de Krim genationaliseerd werden (
Decree No. 2085-6/14 of the State Council of the Republic of Crimea dated 30 April 2014 and amendments thereto dated 3 september 2014 to 27 February 2015 (CE-88-E).
The results of an independent investigation by the company Kroll have been presented to the National Bank of Ukraine. The investigation has identified that PrivatBank was subjected to a large scale and coordinated fraud over at least a ten year period ending December 2016, which resulted in the Bank suffering a loss of at least USD 5.5 billion. Key findings of the investigation include:
Agreement Between the Government of the Russian Federation and the Cabinet of Ministers of Ukraine on the Encouragement and Mutual Protection of Investments(hierna: de BIT 1998). Dit verdrag voorziet onder meer in bescherming van investeringen (
investments) gedaan door investeerders van de ene lidstaat op het grondgebied (
territory) van de andere lidstaat. De authentieke taalversies van de BIT 1998 zijn in het Russisch en het Oekraïens.
Definitions):
For the purposes of this Agreement:
Application of the Agreement):
This Agreement shall apply to all investments made by investors of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, on or after January 1, 1992”
Amendments):
By their mutual consent, the Contracting Parties may make necessary amendments and addenda to this Agreement, which shall be formalized as relevant Protocols and shall constitute an integral part of this Agreement after each of the Contracting Parties has notified the other that the national procedures necessary for the Protocol to take effect have been completed.”
Notice of Arbitrationaan de Russische Federatie. Finilon was een entiteit die een deel van de investeringen van PrivatBank had verkregen. In deze vernietigings- en herroepingsprocedure speelt Finilon geen rol, omdat in de arbitrale procedure Finilon geen compensatie voor door haar geleden schade heeft geëist. Hierna zal enkel nog van PrivatBank worden gesproken.
Notice of Arbitrationweten dat zij [arbiter 1] als arbiter had benoemd. Omdat de Russische Federatie geen eigen arbiter benoemde, is overeenkomstig artikel 7 lid 2 onder (b) van de UNCITRAL-regels [arbiter 2] als tweede arbiter benoemd. Beide arbiters hebben vervolgens [arbiter 3] benoemd tot voorzitter van het scheidsgerecht. Arbiters hebben Den Haag aangewezen als plaats van arbitrage.
Herewith a letter from Mr. [medewerker ministerie van Justitie van de Russische Federatie] , Deputy Director of the Department of International Law and Cooperation, Ministry of Justice of the Russian Federation, is conveyed to the Permanent Court of Arbitration.
We return you herewith the Notices of Arbitration on the arbitration proceedings initiated under Article 9 of the Agreement between the Government of the Russian Federation and the Cabinet of Ministers of Ukraine on the Encouragement and Mutual Protection of Investments before the Permanent Court of Arbitration by the Aeroport Belbek LLC and Mr. [betrokkene 1] vs. the Russian Federation (…) and by the PJSC CB PrivatBank and the Finance Company Finilon LLC vs. the Russian Federation (…).
non-disputing party submission’ ingediend, waarin Oekraïne haar standpunt over de toepasselijkheid van de BIT 1998 voor de onderhavige kwestie heeft toegelicht.
jurisdiction) en ontvankelijkheid (
admissibility) in een preliminaire procedure te behandelen (
bifurcation). Op 24 februari 2017 heeft het scheidsgerecht een tussenuitspraak (
Interim Award)gedaan, die is gecorrigeerd op 27 maart 2017. Het dictum van deze uitspraak luidt als volgt:
For the foregoing reasons, the Tribunal finds that:
quantum phase). Op 4 februari 2019 heeft het scheidsgerecht een deeluitspraak (
Partial Award) gedaan. Het dictum van deze uitspraak luidt als volgt:
For the foregoing reasons, the Tribunal finds that:
Procedural Order no. 7van 12 september 2019. Kort samengevat is de Russische Federatie door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren met betrekking tot (de omvang van) de schadevergoeding, waarbij zij in dat kader ook in de gelegenheid is gesteld om haar
Illegality Objectionnader uit te werken. De relevante passages van de
Procedural Order no. 7luiden als volgt:
4.De vorderingen
5.De beoordeling in de vernietigingsprocedure
Article 31. General rule of interpretation
territoryvan de Russische Federatie behoort, geldt daarom als een vordering gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de Russische Federatie de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan de Russische Federatie op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De Russische Federatie heeft ook geen belang bij haar vorderingen tot vernietiging, omdat de arbitrale procedure nog loopt en de Russische Federatie haar argumenten over illegaliteit daar nog kan inbrengen. Dit alles brengt volgens PrivatBank mee dat de vorderingen van de Russische Federatie zonder een uitgebreide inhoudelijke beoordeling verworpen kunnen worden.
territory-argument is bovendien maar één van de argumenten waarop de Russische Federatie haar standpunt dat sprake is van onbevoegdheid van het scheidsgerecht baseert. Het hof zal bij de beoordeling van dit argument (zie hieronder vanaf 5.7.1) ingaan op de betekenis van het feit dat (organen van) de Russische Federatie zelf het standpunt huldigen dat de Krim onderdeel uitmaakt van de Russische Federatie.
Partial Award, een gedeeltelijk eindvonnis is waartegen de Russische Federatie genoodzaakt was om binnen de daarvoor geldende termijn een rechtsmiddel in te stellen. Het oordeel van het scheidsgerecht over – onder meer – het territoriale toepassingsgebied van de BIT 1998 en de vraag of in het licht van het temporele toepassingsbereik van de BIT 1998 sprake is van
investmentsstaat in de volgende fase van de arbitrale procedure niet meer ter discussie. Wat betreft de vraag of de stellingen omtrent de illegaliteit van de investeringen prematuur zijn: hierop komt het hof terug onder 5.10 van deze uitspraak, waarin op de illegaliteitsargumenten van de Russische Federatie wordt ingegaan.
De grondslag van artikel 1065 lid 1 onder a Rv
territoryvan de Russische Federatie zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 4 BIT 1998; het scheidsgerecht is uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
territory.
investmentsin de zin van artikel 1 in samenhang met artikelen 9 en 12 BIT 1998. Er is sprake van oorspronkelijk binnenlandse investeringen die niet beschermd worden door de BIT 1998, ook niet na de incorporatie van de Krim. Het scheidsgerecht is dus uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
investments.
investorin de zin van artikel 1 lid 2 BIT 1998 onder meer omdat zij onder haar nationale Oekraïense recht nooit bevoegd zijn geweest buitenlandse investeringen op de Krim te doen. Het scheidsgerecht is dus uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
investor.
investmentsgedaan en is vanwege die reden ook geen
investorin de zin van de BIT 1998.
De grondslag van artikel 1065 lid 1 onder e Rv
Procedural Order no. 7bevestigd dat de Russische Federatie ruimschoots de gelegenheid heeft gehad dergelijke gronden aan te voeren.
quantum phaseuit te laten over de vermeende onrechtmatigheid van PrivatBanks investeringen. Omdat de Russische Federatie nog de gelegenheid heeft deze overwegingen tijdens de arbitrage aan de orde te stellen, heeft zij er ook geen belang bij om deze elementen te laten beoordelen in een vernietigingsprocedure.
quantum phasebesproken zullen worden, is strijdig met de beginselen van een goede procesorde. Het toelaten van dergelijke argumenten druist in tegen het belang van een efficiënte procesvoering. Deze argumenten moeten daarom terzijde geschoven worden.
feesbetaald en nooit met de in de arbitrage betrokken eisende partijen gecommuniceerd.
Partial Award– het enige teken van leven van de Russische Federatie geweest in de arbitrale procedure. Partijen gaan er terecht beide van uit dat in een arbitrale procedure geen formele eisen gelden voor het verschijnen in de procedure. Op zich is het dus mogelijk dat dergelijke brieven, ook als er verder geen participatie is, als een verschijnen moeten worden aangemerkt. Dat kan het geval zijn als (één van) de desbetreffende brieven het karakter hebben (heeft) van een (beknopt) verweerschrift. Dat is met deze brieven niet het geval. Op zichzelf is niet doorslaggevend dat de Russische Federatie in de begeleidende brief van 1 juli 2015 te kennen heeft gegeven dat de bijgevoegde brief van [medewerker ministerie van Justitie van de Russische Federatie] niet moet worden opgevat als een deelname aan de arbitrage. Het gaat om uitleg van de brief aan de hand van objectieve maatstaven, en niet om de uitleg die een partij daar zelf – in een begeleidende brief – aan geeft. Evenmin is doorslaggevend dat de brief aan het PHA is gestuurd, en niet aan het scheidsgerecht. PrivatBank moest er immers van uit gaan dat deze brief aan partijen zou worden doorgestuurd. Doorslaggevend is dat de hoofdboodschap van de brief van 16 juni 2015 is dat de Russische Federatie de
Notice of Arbitrationretourneert met de kennelijke bedoeling dat zij niet aan de arbitrale procedure zal deelnemen. Die boodschap is toegelicht met slechts twee volzinnen waarin is uiteengezet waarom het tribunaal onbevoegd wordt geacht. De brief heeft daarmee niet het karakter van een (beknopt) verweerschrift. Dat het scheidsgerecht het in de brief genoemde bevoegdheidsverweer wel heeft behandeld, maakt dit niet anders. Het scheidsgerecht was immers gehouden ook eigener beweging te toetsen of het bevoegd was en heeft dat ook – los van de desbetreffende brief – gedaan. In alinea 157 van de
Interim Awardvan 24 februari 2017 overwoog het scheidsgerecht immers: “
As it informed the Parties by letter from the PCA dated 19 March 2016, the Tribunal considers that it is required to determine its jurisdiction and the admissibility of the claims whether or not objections have been raised by the respondent”. De Russische Federatie heeft verder terecht naar voren gebracht dat zowel het scheidsgerecht (in hoofdstuk 3 van het arbitrale tussenvonnis van 24 februari 2017 onder “
The Respondent’s non-participation”) als PrivatBank tijdens de arbitrale procedure er blijk van hebben gegeven dat zij de Russische Federatie beschouwden als “niet verschenen”.
Procedural Order no. 7in de gelegenheid is gesteld om haar
illegality objectionin het kader van de
quantum phaseuit te werken staat er niet aan in de weg dat volledig getoetst moet worden of het scheidsgerecht bevoegd was.
De volledige en niet-terughoudende, oftewel integrale, toetsing onder artikel 1065 lid 1 sub a Rv wil dus zeggen dat, voor zover daartegen het vernietigingsberoep is gericht, de gewone rechter alleen de uitdrukkelijke, positieve bevoegdheidsbeslissing van het scheidsgerecht volledig toetst: was die bevoegdheidsaanvaarding op de door het scheidsgerecht dáárvoor aangegeven grond al dan niet juist. Daar houdt de taak van de rechter ex artikel 1065 lid 1 onder a Rv op. De gewone rechter kan niet een alternatieve, al dan niet door de eiser in de arbitrage of pas door hem als verweerder in de vernietigingsprocedure ingeroepen, bevoegdheidsgrond onder het arbitraal vonnis schuiven teneinde de vernietiging ervan te voorkomen.”
Op grond van art. 1052 lid 1 (oud) Rv mag het scheidsgerecht zelf over zijn bevoegdheid oordelen. Indien het scheidsgerecht zich bevoegd acht, is dat oordeel evenwel niet definitief. Het laatste woord over de bevoegdheid van de arbiters komt aan de rechter toe. Dat hangt samen met het fundamentele karakter van het recht op toegang tot de rechter. Indien op de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder a, (oud) Rv wordt gevorderd dat het arbitrale vonnis wordt vernietigd omdat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, dient de rechter te beoordelen of een geldige arbitrageovereenkomst bestaat. Die beoordeling dient zonder terughoudendheid plaats te vinden, en is niet beperkt tot de vraag of de arbiters hun bevoegdheid op de juiste gronden hebben aangenomen. Het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging brengt mee dat de rechter de arbitrale beslissing niet vernietigt op de enkele grond dat het scheidsgerecht de beslissing dat het bevoegd is van het geschil kennis te nemen, onjuist heeft gemotiveerd. Het staat de rechter dan ook vrij om op andere dan de door het scheidsgerecht gehanteerde gronden te oordelen dat het zich terecht bevoegd heeft geacht om van het geschil kennis te nemen. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat de rechter die oordeelt dat de door het scheidsgerecht gehanteerde gronden ontoereikend zijn voor de door het scheidsgerecht aangenomen bevoegdheid, maar constateert dat het scheidsgerecht wel op andere gronden bevoegd is, het arbitrale vonnis desalniettemin zou moeten vernietigen. Het gevolg daarvan zou zijn dat, hoewel er een geldige overeenkomst tot arbitrage is, het geschil door de gewone rechter moet worden beslist, tenzij de partijen anders overeenkomen (art. 1067 (oud) Rv). Dat strookt niet met de gebleken bedoeling van de partijen om hun geschil niet aan overheidsrechtspraak maar aan arbitrage te onderwerpen.”
Interim Award (corrected)van 27 maart 2017:
143. The Tribunal observes that its jurisdiction derives from the Treaty alone. It is not an inter-State tribunal of general jurisdiction. While the Tribunal has an incidental jurisdiction under the Treaty to address ancillary issues that are properly engaged by the proceedings of which it is seised and which are necessary for its decisions, its jurisdiction does not in principle go beyond that conferred upon it by the Contracting Parties under Article 9 of the Treaty. Given the circumstances of this case, the Tribunal emphasises these limits on its jurisdiction, which it considers to be axiomatic.
coastal state”-rechten heeft ten aanzien van de Zwarte Zee, de Zee van Azov en de Straat van Kertsj. Dit is een aanspraak van Oekraïne op soevereiniteit over de Krim.
Monetary Gold-beginsel (zie Italy vs France, United Kingdom of Great Britain end Northern Ireland and United States of America, ICJ Reports 1954, Judgement, 15 juni 1954) levert een duidelijke belemmering op voor de bevoegdheid van het scheidsgerecht. Het scheidsgerecht moest, om over de toepasselijkheid van de BIT 1998 te beslissen, bepalen van welke verdragspartij de wetgeving van toepassing is op de Krim. Dit is immers een essentieel onderdeel van onder meer artikel 1 lid 1 BIT 1998. Oekraïne accepteert niet dat de Russische wetgeving van toepassing is op de Krim. Dit raakt de posities van de Russische Federatie en Oekraïne naar internationaal publiekrecht, en vereiste een beslissing van het scheidsgerecht dienaangaande. Een dergelijke beslissing is van invloed op een derde staat (Oekraïne) waardoor het
Monetary Gold-beginsel in de weg staat aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht. Bovendien is het bepalen wier wetgeving van toepassing is op een bepaald grondgebied een zuivere kwestie van soevereiniteit. Daardoor valt dit geschil buiten hetgeen arbitrabel is onder Nederlands recht.
territoryop zodanige wijze te definiëren dat politieke vraagstellingen vermeden worden, maakt dit niet anders.
non-disputing party submissioningenomen standpunt staat haaks op haar in alle overige gremia ingenomen standpunt dat de Krim tot haar grondgebied behoort. Oekraïne heeft ook wetgeving aangenomen waaruit haar soevereiniteitsclaim op de Krim volgt. Het standpunt in de
non-disputing party submissionis daarmee niet te goeder trouw.
Chagos Marine Protected Area Arbitration (Mauritius v UK), PCA Case No. 2011-03,Award, 18 maart 2015, en
MOX Plant Case (Ireland v UK), PCA Case No. 2002-01, Procedural Order no. 3, 24 juni 2003.
which Contracting Party is responsible under the Treaty to address claims of investors of the other Contracting Party in respect of investments in the Crimean Peninsula”. De bevoegdheidsvraag is dus – op basis van een uitleg van de BIT 1998 – beantwoord zonder een (derden bindende) uitspraak over de status van de Krim te doen. Noch voor de bevoegdheidsvraag van het scheidsgerecht, noch voor het geschil zelf (de schadevergoedingsvordering van PrivatBank voor geleden schade door de onrechtmatige onteigening van haar investeringen op de Krim) is de soevereine status van de Krim beslissend. Het scheidsgerecht heeft dan ook niet over de soevereine status van de Krim geoordeeld noch over enige andere kwestie die niet ter vrije bepaling van partijen staat.
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998. Volgens de Russische Federatie moet dit begrip worden uitgelegd als
sovereign territory, terwijl één van de (noodzakelijke) elementen van het begrip
sovereign territoryis, dat de soevereiniteit van een staat over een bepaald grondgebied internationaal wordt erkend. Als deze uitleg juist is, zou het scheidsgerecht met zijn oordeel dat de Krim kan worden gezien als
territoryvan de Russische Federatie in de zin van artikel 1 lid 4 van de BIT 1998, inderdaad (impliciet) een oordeel hebben gegeven over de soevereiniteitskwestie. Het scheidsgerecht heeft in de arbitrale tussenuitspraak echter geoordeeld, dat het begrip
territorynu juist níet moet worden uitgelegd als
sovereign territoryin deze zin. Het scheidsgerecht oordeelde (heel kort samengevat) dat voor de toepassing van artikel 1 lid 4 BIT 1998 voldoende is dat de Russische Federatie
settled,
long-
term controlheeft over de Krim hetgeen er – mede – toe heeft geleid dat de Russische Federatie de verantwoordelijkheid voor de internationale betrekkingen van de Krim op zich heeft genomen. Het scheidsgerecht hoefde, gegeven deze uitleg, geen oordeel te geven over het soevereiniteitsgeschil tussen de Russische Federatie en Oekraïne en heeft dat ook niet gedaan. Het heeft zich enkel gebaseerd op de feitelijke stand van zaken op de Krim. Of deze uitleg van het begrip
territoryjuist is, komt hierna aan de orde. Waar het hier om gaat is dat het scheidsgerecht niet heeft geoordeeld over de soevereine status van de Krim.
Dispute Concerning Coastal State Rights in the Black Sea, Sea of Azov, and Kerch Strait (Ukraine v. the Russian Federation, PCA Case No. 2017-06). Deze uitspraak maakt niet dat het hof tot een ander oordeel komt. In de uitspraak waar de Russische Federatie naar verwijst, was de vraag welk land soevereiniteit bezit op de Krim volledig bepalend voor de gegrondheid van bepaalde vorderingen van Oekraïne, die gebaseerd waren op het UNCLOS. Het UNCLOS geeft onder meer een “kuststaat” het recht om verschillende activiteiten te verrichten in de wateren voor de kust. In de UNCLOS-zaak had Oekraïne zich op het standpunt gesteld dat zij soevereiniteit had over de Krim (
Interim Award§152). Om te bepalen of Oekraïne gold als kuststaat in de zin van dat verdrag
,was het daarom volgens het scheidsgerecht nodig om te bepalen wie de soevereiniteit had op de Krim. Daartoe achtte het scheidsgerecht zich niet bevoegd. Anders dan in deze zaak heeft het scheidsgerecht in de UNCLOS-zaak zijn bevoegdheid niet gebaseerd op de uitoefening van “
settled jurisdiction or control”, waarvoor geen oordeel over de soevereiniteit nodig is. Daarbij komt dat deze zaak zich onderscheidt van de onderhavige zaak doordat het een geschil tussen de (verdrags)staten zelf betrof en niet tot onderwerp had het (gestelde) aantasten van investeringen van derden, te weten (rechts)personen gevestigd of woonachtig in een verdragsstaat. Voor de andere UNCLOS-zaken waarnaar de Russische Federatie verwijst geldt hetzelfde.
territorygegeven uitleg. Het hof zal daarbij voor zover nodig de argumenten betrekken die de Russische Federatie heeft aangevoerd in het kader van de vraag of het scheidsgerecht ten onrechte in het soevereiniteitsgeschil is getreden.
Interim Awardvan 24 februari 2017 aandacht besteed aan de
non-disputing party submissionvan Oekraïne. Het scheidsgerecht heeft uit die
submissionafgeleid dat Oekraïne de soevereiniteitsclaim van de Russische Federatie op de Krim bestrijdt, maar tegelijkertijd in praktische zin aanvaardt dat de Russische Federatie sinds de incorporatie rechtsmacht heeft over en effectieve controle uitoefent op de Krim. Oekraïne beschouwt dit als een bestendige situatie en accepteert dat de Russische Federatie de verantwoordelijkheid voor de buitenlandse betrekkingen van de Krim op zich heeft genomen (
Interim Awardvan 24 februari 2017, §129). Het scheidsgerecht heeft het standpunt van Oekraïne betrokken bij zijn oordeel dat de Russische Federatie degene is die de facto soevereiniteit uitoefent op de Krim en daarmee de verantwoordelijkheid is gaan dragen voor de buitenlandse betrekkingen van de Krim.
territory-argument – benadrukt dat de BIT 1998 na de incorporatie van de Krim niet kan worden toegepast, omdat voor de werking van de BIT 1998 noodzakelijk is dat sprake is van reciprociteit. Omdat Oekraïne op grond van haar eigen wetgeving geen bescherming biedt onder de BIT 1998 voor investeringen op haar grondgebied door Krimse investeerders, kunnen er volgens de Russische Federatie geen verplichtingen van de Russische Federatie onder de BIT 1998 bestaan ten aanzien van Oekraïense investeringen op de Krim.
exceptio non adimpleti contractus.
sovereign territories, hangt samen met de uitleg van het begrip
territory. Het hof zal op deze uitleg hierna ingaan.
Interim Awardvooropgesteld dat deze kwestie op zichzelf staat en niet kan worden opgelost door toepassing van een reeds uitgekristalliseerd toetsingskader. Het scheidsgerecht heeft verder tot uitgangspunt genomen dat de BIT 1998 vóór de gebeurtenissen in 2014 van kracht was op de Krim en dat ook na die gebeurtenissen blijft. Geen van beide verdragspartijen bij de BIT 1998 heeft immers stappen gezet om het verdrag op te zeggen of de Krim van de werking ervan uit te sluiten, of verklaard dat de BIT 1998 niet langer van toepassing is op de Krim. Dat sluit volgens het scheidsgerecht ook aan bij het in artikel 26 WVV neergelegde uitgangspunt dat verdragen gestand moeten worden gedaan (
pacta sunt servanda). De vraag is, aldus het scheidsgerecht, welke investeerders kunnen profiteren van de bescherming van het verdrag en ten opzichte van welke partij bij het verdrag. Hoewel niet rechtstreeks van toepassing, heeft het scheidsgerecht zich bij de beantwoording van deze vraag mede laten leiden door het WVV en het daarin opgenomen criterium welke staat verantwoordelijk is voor de internationale betrekkingen van het desbetreffende grondgebied. Deze aanpak sluit ook aan bij de algemene regel betreffende het territoriale toepassingsgebied van verdragen die is uitgedrukt in artikel 29 WVV, inhoudende dat een verdrag van toepassing is op het gehele grondgebied (
territory). Die algemene regel gaat uit van een ruimere betekenis van het begrip
territorydie grondgebied omvat ten aanzien waarvan een staat verantwoordelijkheid voor internationale betrekkingen op zich heeft genomen. Ten aanzien van artikel 1 lid 4 BIT 1998 overwoog het scheidsgerecht dat niets er op wijst dat de daarin gebruikte term
territoryeen andere definitie heeft dan de normale definitie van artikel 29 WVV. De zinsnede “
defined in accordance with international law” in artikel 1 lid 4 BIT 1998 slaat volgens het scheidsgerecht alleen terug op de “
exclusive economic zones and continental shelf” van de beide verdragsstaten, niet op de definitie van
territoryals zodanig. De conclusie van het scheidsgerecht is dat enerzijds het feit dat de Krim op grond van Russisch recht is geïncorporeerd in de Russische Federatie, die daar ook
jurisdiction and effective controlheeft en in het verlengde daarvan de verantwoordelijkheid voor internationale betrekkingen op zich heeft genomen, en anderzijds het beginsel van
pacta sunt servandauit artikel 26 WVV en het uitgangspunt van artikel 29 WVV dat verdragen van toepassing zijn op het gehele grondgebied van staten, meebrengen dat de Russische Federatie verdragsbescherming moet bieden aan Oekraïense investeerders op de Krim. Het scheidsgerecht oordeelde verder dat deze verplichting is ingegaan op 21 maart 2014, de datum waarop de
Incorporation Lawvan kracht is geworden. Dat is volgens het scheidsgerecht het moment waarop de uitoefening van
jurisdiction and effective controlover de Krim door de Russische Federatie een aanvang heeft genomen.
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998 naar hetzij het soevereine grondgebied van de Russische Federatie, hetzij het soevereine grondgebied van Oekraïne zoals deze waren in 1998, toen de BIT 1998 werd gesloten. Het begrip verwijst dus niet naar andere grondgebieden dan het respectieve soevereine grondgebied van de verdragspartijen in 1998. De betekenis van het begrip
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998 kan nadien alleen wijzigen met instemming van de verdragspartijen.
territoryop grond van artikel 31 WVV moet worden uitgelegd aan de hand van (i) de gewone betekenis, (ii) de context, (iii) het voorwerp en doel van de BIT 1998 en (iv) de goede trouw; het scheidsgerecht heeft deze analyse ten onrechte nagelaten. Toepassing van deze maatstaf brengt volgens de Russische Federatie het volgende mee.
territoryin het internationaal publiekrecht en de tekst van de BIT 1998 zelf volgt dat met
territorybedoeld is
sovereign territory.Het grondgebied van de Krim vormt geen
sovereign territoryvan de Russische Federatie als dit niet door Oekraïne en internationaal wordt erkend.
territorywordt bevestigd door de Commissie voor Internationaal Recht (ILC) van de VN, gezaghebbende internationale rechtspraak, het Hof van Justitie (21 december 2016 in zaak C-104/16
Raad/Front Polisario, ECLI:EU:C:2016:973) en een grote hoeveelheid gezaghebbende literatuur op het gebied van internationaal publiekrecht;
sovereign” in de tekst van het verdrag was (dus) niet nodig, omdat dit al volgt uit het begrip
territory;
territoryin woordenboeken legt dus geen gewicht in de schaal. Overigens verwijzen ook gewone woordenboeken voor wat betreft de betekenis van
territorynaar soevereiniteit (o.a. Black’s Law Dictionary);
territorykan volgens de BIT 1998 slechts naar de
territoryvan één staat tegelijk verwijzen. Dat volgt ook uit de tekst en de
travaux préparatoiresvan artikel 29 WVV. Het grondgebied in de zin van de BIT 1998 kan dan ook niet worden opgesplitst in
de iuregrondgebied en
de factogrondgebied. Er kan maar één soevereine staat per grondgebied zijn en er is niet zoiets als “BIT-land” (grondgebied waarop het verdrag wel van toepassing móet zijn);
its” in artikel 1 lid 4 BIT 1998 drukt een element van bezit of eigendom uit, waaruit volgt dat de intentie was te verwijzen naar het respectieve soevereine grondgebied van partijen, net als het gebruik van “
its” in artikel 29 WVV.
exclusive economic zone and the continental shelfwas alleen nodig omdat deze gebieden naar internationaal publiekrecht geen onderdeel zijn van het soevereine grondgebied van een staat;
territoryiets anders te laten betekenen dan soeverein grondgebied, dan hadden partijen het wel in het verdrag opgenomen;
dissenting opinionvan professor […] in de zaak Naftogaz en de door de Russische Federatie overgelegde
legal opinionsvan prof. P. Dumberry, prof. emeritus M. Mendelson, prof. Y. Nouvel en prof. A. Bianchi.
territoryook grondgebied valt waarover een staat slechts
de factocontrole uitoefent is strijdig met de gewone volkenrechtelijke betekenis van het begrip
territory, welke betekenis partijen bij het sluiten van de BIT 1998 voor ogen stond;
territoryin de zin van het verdrag; het verdrag kan namelijk niet goed functioneren als geen sprake is van wederkerigheid. De BIT 1998 gaat uit van een erkenning door de ene verdragsstaat van de bevoegdheden, zoals de wetgevende bevoegdheid, van de andere verdragsstaat;
soevereinebevoegdheden van de verdragspartijen met betrekking tot hun respectieve
territory, zoals die waren in 1998 ten tijde van het sluiten van de BIT 1998 (en ook waren vanaf 1 januari 1992, het moment van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie)
.Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, die zich in dit geval niet voordoen, kan de betekenis van een verdragsbepaling of -begrip meebewegen met latere internationale ontwikkelingen van juridische en/of feitelijke aard. In dit geval zou een wijziging van de inhoud van het begrip
territoryuitdrukkelijke overeenstemming van de verdragsstaten vergen, volgens de procedure neergelegd in artikel 13 BIT 1998.
territoryvan de ene verdragspartij in de soevereine
territoryvan de andere verdragspartij en er is dus mee beoogd om buitenlandse
investorsaan te trekken. Daarom behoeven ook slechts buitenlandse investeringen te worden beschermd;
travaux préparatoiresvan de BIT 1998 als de statenpraktijk de door de Russische Federatie voorgestane uitleg van het begrip
territoryin de BIT 1998. De Russische Federatie heeft daartoe gewezen op enkele voorstellen voor artikel 1 lid 4 BIT 1998 van Oekraïne, waarin wel het woord
sovereign powerof
sovereign rights or jurisdictionvoorkomt.
territoryals bedoeld in dat verdrag behoort, is in het licht daarvan niet te goeder trouw. Het is een algemeen beginsel van internationaal recht dat staten geen standpunten mogen innemen die met elkaar strijden. Een verdragspartij kan niet stellen dat aan één van de vereisten van artikel 9 BIT 1998 niet is voldaan als het eerder publiekelijk vele tegengestelde beweringen heeft gedaan. Een betoog inhoudende dat de Krim niet tot de
territoryvan de Russische Federatie behoort levert naar Nederlands procesrecht misbruik van bevoegdheid op om vernietiging op die grond te vorderen. PrivatBank verwijst op dit punt onder meer naar de brief aan het PHA van [medewerker ministerie van Justitie van de Russische Federatie] , geciteerd in nr. 3.14 hierboven, waarin is opgenomen dat de Krim onderdeel uitmaakt van de Russische Federatie. Verder verwijst PrivatBank naar de gebeurtenissen op de Krim in maart 2014, waaruit blijkt dat de Russische Federatie de Krim als haar grondgebied beschouwt. Het desbetreffende beginsel (“
venire contra factum proprium”) maakt deel uit van het positieve internationale recht. Dit beginsel vindt in investeringsarbitrages toepassing door artikel 31 lid WVV. Het beginsel van goede trouw is uitdrukkelijk ook van toepassing op kwesties betreffende de bevoegdheid van een scheidsgerecht.
territoryuitsluitend verwijst naar soeverein grondgebied zoals dat was in 1998. Die uitleg zou het ongerijmde resultaat hebben dat Oekraïne nog steeds verantwoordelijk is voor Russische investeringen op de Krim. De erkenning van de soevereiniteit van de Russische Federatie op de Krim door Oekraïne zou overigens bij deze door de Russische Federatie gepresenteerde uitleg geen verschil maken, omdat het dan nog steeds niet gaat om het soevereine grondgebied zoals dat was in 1998. Hierdoor is het standpunt van de Russische Federatie inconsistent. Het vastpinnen van een
territoryop het moment van het sluiten van het verdrag is relevant waar het de uitleg van grensverdragen betreft. Voor bilaterale investeringsverdragen geldt die ratio niet, want dergelijke verdragen hebben niet de strekking territoriale grenzen af te bakenen.
territorymoet worden begrepen als soeverein grondgebied zonder tijdsaanduiding. Het feit dat de Russische Federatie en Oekraïne twisten over de soevereiniteit van de Krim maakt niet dat de BIT 1998 geen gelding (meer) heeft op de Krim. Ook dit standpunt van de Russische Federatie is strijdig met haar eigen consequent ingenomen standpunt dat de Krim onderdeel uitmaakt van haar soevereine grondgebied. De stellingen van de Russische Federatie doen bovendien niet af aan de juistheid van het oordeel van het scheidsgerecht, dat
territoryals opgenomen in artikel 1 lid 4 BIT moet worden uitgelegd als grondgebied waarover een verdragsstaat
settled, long term controluitoefent en de verantwoordelijkheid draagt voor internationale betrekkingen. Het scheidsgerecht heeft met deze uitleg aan de Russische Federatie geen “nieuwe verplichtingen” opgelegd.
territoryin het verdrag omvat het grondgebied waarover een staat de feitelijke controle uitoefent:
territoryin het Oekraïens of Russisch bevat geen verwijzing naar soevereiniteit.
territoryin woordenboeken. De in woordenboeken gegeven betekenis van een term is zijn gewone betekenis. BIT-scheidsgerechten verwijzen voor de uitleg van BIT-verdragen geregeld naar woordenboekdefinities van verdragstermen.
territoryin het Oekraïens en Russisch en ook in het Engels zijn verenigbaar met de context van artikel 1 lid 4 BIT 1998 en met het voorwerp en doel daarvan.
territoryniet noodzakelijkerwijs begrepen als een verwijzing naar het soevereine grondgebied van een staat, de verwijzing “soeverein” wordt daarom veel toegevoegd. Dit geldt bijvoorbeeld voor een aantal andere bilaterale investeringsverdragen die Oekraïne heeft afgesloten. Aan de omstandigheid dat de Russisch – Oekraïense BIT de term
sovereignniet bevat, moet betekenis gehecht worden. Een verdrag wordt immers geacht zorgvuldig te zijn verwoord.
sovereignook niet worden “toegevoegd” aan de term
territory. Uit rechtspraak op het gebied van internationale verdragen volgt dat bij de uitleg van die verdragen geen voorwaarden mogen toegevoegd, die de bewoordingen van het verdrag niet bevat.
travaux préparatoiresblijkt zelfs dat eerdere onderhandelingsversies van de BIT 1998 de term
sovereignbevatten, maar dat deze is komen te vervallen. Er moet van uit gegaan worden dat verdragspartijen daar bewust voor hebben gekozen.
gewonebetekenis. Dit is ook door het Parijse Cour d’Appel bevestigd in de zaak Ukraine vs Tatneft (Ukraine v. Tatneft, Cour d’Appel).
territoryte beperkten tot soeverein grondgebied. De verdragspartijen zijn dus een definitie van
territoryovereengekomen die niet is beperkt tot soeverein grondgebied.
territorytevens het grondgebied omvat waarover een staat feitelijke controle uitoefent:
territory. De artikelen 2, 3 en 5 van de BIT 1998 kunnen slechts worden nageleefd door degene die de feitelijke controle uitoefent. Dit geldt zowel voor het geven van
full legal protection(artikel 2 BIT 1998) als voor het aannemen en doorvoeren van stimuleringsmaatregelen.
territorywordt gevolgd.
territoryop grond van artikel 29 WVV. PrivatBank verwijst op dit punt naar een uitspraak van het Zwitserse Federale Hof in een soortgelijke vernietigingszaak en de door haar ingebrachte
legal opinionvan professor Shaw. Verder geldt volgens PrivatBank dat de externe context, zoals artikel 29 WVV, slechts kan dienen om een uitleg volgens de artikelen 31 en 32 WVV te bevestigen. Uitgangspunt zijn dus de duidelijke bewoordingen van het verdrag zelf.
territorydruist in tegen het voorwerp en doel van de BIT 1998:
de factocontrole over de Krim heeft. Voor zover de Russische Federatie betoogt dat haar wetten niet gelden op de Krim omdat Oekraïne dat niet erkent, gaat het hof daaraan voorbij. De toepassing van de wetgeving van de Russische Federatie op de Krim in de praktijk is, voor zover voor deze kwestie van belang, niet afhankelijk van de erkenning door Oekraïne. De Russische Federatie heeft voor het overige niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat zij op de Krim het volledige gezag heeft en dat haar wetten daar worden toegepast. De Russische Federatie heeft immers de Krim geïncorporeerd in die federatie, zoals blijkt uit de hierboven weergegeven samenvatting van de gebeurtenissen op de Krim.
territoryvan de Russische Federatie als bedoeld in artikel 1 lid 4 BIT 1998, op de volgende gronden:
sovereign territory;
territoryin een verdrag altijd wordt bedoeld
sovereign territoryin de door de Russische Federatie bedoelde zin;
object and purpose’) – te goeder trouw (‘
in good faith’) – tezamen in één operatie worden toegepast, leidt tot de conclusie dat de Krim valt onder de
territoryvan de Russische Federatie.
The term “territory” means the territory of the Russian Federation or the territory of Ukraine as well as their respective exclusive economic zone and the continental shelf, defined in accordance with international law.”
sovereign territory. Uit de toevoeging “
as well as their respective exclusive economic zone and the continental shelf” volgt niet dat met “
territory” wordt bedoeld: “
sovereign territory”. De exclusieve economische zone en het continentaal plat maken geen onderdeel uit van het soevereine grondgebied van een staat, maar ook niet van een gebied waarover een staat rechtsmacht en effectieve controle uitoefent en waarvoor hij internationaal verantwoordelijkheid draagt. Uit deze toevoeging kan dus noch de ene, noch de andere betekenis van
territoryworden afgeleid. De zinsnede “
defined in accordance with international law” slaat naar het oordeel van het hof alleen terug op de zinsnede “
their respective exclusive economic zone and the continental shelf”, en niet ook op “
territory of the Russian Federation or the territory of Ukraine”.
territoryalleen kan vallen het grondgebied van de Russische Federatie zoals dit was op het moment van het sluiten van het verdrag. PrivatBank heeft terecht naar voren gebracht dat voor de
betekenisvan het begrip
territorymoet worden uitgegaan van de bedoelingen van de verdragsluitende partijen op het moment van het sluiten van het verdrag, maar dat dit niet betekent dat de
inhoudvan het begrip (het daadwerkelijke grondgebied) niet kan wijzigen bij toepassing van een uitleg conform die bedoelingen. Dat de verdragsluitende partijen bedoeld hebben het territoriale toepassingsgebied te fixeren op het moment van het sluiten van de BIT 1998, blijkt nergens uit. PrivatBank heeft er verder terecht op gewezen dat het uitgangspunt dat grenzen gefixeerd zijn op het moment van het sluiten van een verdrag, (enkel) van toepassing is op grensverdragen, maar geen opgeld doet bij de uitleg van een verdrag als het onderhavige.
territoryin het internationale verdragenrecht altijd de betekenis heeft van
sovereign territory, ongeacht voorwerp en doel van het verdrag. Noch uit de juridische literatuur waarnaar de Russische Federatie verwijst, noch uit internationaalrechtelijke rechtspraak valt zo’n categorische conclusie te trekken. Uit het feit dat algemeen wordt aanvaard dat verdragen gelding hebben op het gehele soevereine grondgebied van een staat, volgt immers niet de conclusie dat verdragen niet ook werking (kunnen) hebben op grondgebied waarover een staat langdurig rechtsmacht en effectieve controle uitoefent, zoals in het onderhavige geval.
territoryaltijd wordt verwezen naar
sovereign territory.Artikel 29 WVV luidt als volgt:
Unless a different intention appears from the treaty or is otherwise established, a treaty is binding upon each party in respect of its entire territory”.
Commentary on the 1969 Vienna Convention on the Law of Treaties, Leiden/Boston: 2009, blz. 392 – 393):
If there are territorial changes, the treaty continues, in principle, to apply to the entire territory; different intentions would have to be renegotiated with, or at least be tacitly approved by, the other parties.”
territoryin zijn algemeenheid verwijst naar grondgebieden waarvan de soevereiniteit door de internationale gemeenschap is erkend. Zie Villiger, a.w. blz. 392:
The territory covers the area over which a party to the treaty exercises sovereignty and thus embraces all that State’s land, territorial waters and air space, whether or not these areas are part of the metropolitan area (though not the continental shelf, the exclusive economic zone and the fishery zones).Recognition under international law of the State and its territory is not required.” (vette letter aangebracht door het hof)
Interim Award(§ 186):
The Tribunal therefore considers that the term “territory” in the Treaty is used in accordance with the meaning of that term in Article 29 of the VCLT, and that the latter term has a wider meaning capable of encompassing territory for which a State has assumed the responsibility for international relations. In view also of the Respondent’s correspondence, which refers to “territory”, the Tribunal construes the term “territory” for purposes of the Treaty to include territory over which a State exercises settled jurisdiction or control and on behalf of which it has assumed responsibility for international relations.”
settled jurisdiction or control”, waarvan de verantwoordelijkheid voor internationale betrekkingen een uitvloeisel is. Naar het oordeel van het hof overweegt het scheidsgerecht terecht dat uit de regel in artikel 29 WVV dat een verdrag, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, van toepassing is op het “
entire territory” van een verdragspartij, kan worden afgeleid dat de BIT 1998 geldt voor het gehele grondgebied waarover een verdragsstaat “
settled jurisdiction or control” uitoefent.
Raad/Front Polisario). Het Hof van Justitie van de EU oordeelde dat dit verdrag niet van toepassing is op de Westelijke Sahara, een gebied dat onafhankelijkheid claimt, eerst ten opzichte van Spanje dat er tot 1975 de koloniale mogendheid was en thans ten opzichte van Marokko, dat het gebied inlijfde na de onafhankelijkheid van Spanje. In deze uitspraak ging het om de vraag of de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko ook van toepassing is op de Westelijke Sahara. Het Hof van Justitie van de EU stelde voorop dat bij de uitlegging van de in het geding zijnde overeenkomst de rechter zich niet alleen moet houden aan de in artikel 31 lid 1 WVV vermelde regel van uitlegging te goeder trouw maar ook aan de regel dat rekening moet worden gehouden met iedere terzake dienende regel van het volkenrecht dat op de betrekkingen tussen verdragspartijen kan worden toegepast (rov. 86). In dat verband achtte het Hof van Justitie van de EU het van belang dat het Internationaal Gerechtshof in zijn advies heeft geoordeeld dat het gewoonterechtelijk beginsel van zelfbeschikking (artikel 1 van het Handvest van de Verenigde Naties) een internationaal rechtsbeginsel is dat van toepassing is op alle niet-zelfbesturende gebieden en op alle volkeren die nog niet onafhankelijk zijn geworden (rov. 88) en dat de Algemene Vergadering van de VN in verschillende resoluties over de Westelijke Sahara haar streven heeft uitgedrukt om “de autochtone bevolking van het gebied in staat te stellen haar recht op zelfbeschikking vrijelijk uit te oefenen” (rov. 91). Op grond daarvan oordeelde het Hof van Justitie van de EU dat het Gerecht weliswaar had vastgesteld dat de Westelijke Sahara was vermeld op de lijst van niet-zelfbesturende gebieden maar uit de status waarover de Westelijke Sahara op grond van het internationale recht beschikt ten onrechte niet de gevolgen had getrokken wat de niet-toepasselijkheid van de associatieovereenkomst op dat gebied betreft (rov. 93). Naar het oordeel van het hof moet de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in die bijzondere context worden gezien. Voor zover het Hof van Justitie van de EU in algemene zin zou hebben bedoeld dat uit artikel 29 WVV volgt dat een verdrag een staat uitsluitend bindt ten aanzien van internationaal erkend soeverein grondgebied, volgt het hof dat standpunt niet. Zoals hiervoor overwogen, kan naar het oordeel van het hof uit de bepaling in artikel 29 WVV dat een verdrag van toepassing is op het “
entire territory” van een verdragspartij, worden afgeleid dat een verdrag ook geldt voor een gebied ten aanzien waarvan een staat rechtsmacht of effectieve controle uitoefent en, als uitvloeisel daarvan, internationale verantwoordelijkheid draagt. Het Hof van Justitie van de EU heeft de mogelijkheid van zo’n afwijkende uitleg opengelaten in rov. 98 waar wordt aangenomen dat uit de gewoonteregel kan voortvloeien dat voor een verdrag, in afwijking van de algemene regel, een staat kan binden ten aanzien van een ander gebied indien een dergelijke bedoeling blijkt uit dat verdrag of anderszins is aangetoond. Terzijde zij opgemerkt dat het hof niet gehouden is om de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU, als deze de betekenis zou hebben die de Russische Federatie er aan toeschrijft te volgen, aangezien de uitspraak niet de uitleg van het Unierecht betreft.
Vienna Convention on the Law of Treaties: a commentary, Berlijn: Springer, 2018, blz. 1334). Uit artikel 73 WVV volgt, anders dan de Russische Federatie aanvoert, niet dat het scheidsgerecht bij de uitleg van de BIT 1998 geen rekening mocht houden met “vermeende latere omstandigheden”.
travaux préparatoiresgeen grond om tot een andere conclusie te komen. Uit die stukken volgt weliswaar dat verschillende definities van
territorytussen de Russische Federatie en Oekraïne zijn uitgewisseld, waarbij – van de kant van Oekraïne – ook formuleringen zijn voorgesteld waarin het woord
sovereignvoorkomt, maar het hof kan aan de hand van die stukken niet vaststellen wat de reden is geweest waarom uiteindelijk de huidige formulering – waarin het woord
sovereignniet voorkomt – is gekozen. Bij de verschillende tekstvoorstellen ontbreekt een (authentieke) toelichting. Nadere inzichten over de bedoelingen van de verdragspartijen vallen uit de overgelegde
travaux préparatoiresdaarom niet te destilleren.
on the encouragementand mutual protectionof investments), en daarnaast ook uit het feit dat de bescherming zich uitstrekt over investeringen gedaan op of na 1 januari 1992, dus ook over investeringen die zijn gedaan vóór het sluiten en de inwerkingtreding van het verdrag. De stelling van de Russische Federatie dat de bescherming uitsluitend gericht is op – gerekend vanaf het moment van sluiten van het verdrag – toekomstige investeringen, volgt het hof dus niet.
intending to create and maintain favorable conditions for mutual investments”. Bij het creëren van zulke gunstige omstandigheden gaat het niet alleen om het in het vooruitzicht stellen van bescherming voor toekomstige investeerders, maar ook om de bescherming van bestaande investeringen. De bescherming van bestaande investeringen dient ook het doel van het stimuleren van toekomstige investeringen. Toekomstige investeerders worden immers afgeschrikt als reeds bestaande investeringen (van derden of van henzelf) zonder adequate rechtsbescherming of compensatie worden onteigend of op andere wijze worden aangetast.
Expropriation), dat bescherming biedt tegen onteigening en nationalisatie van investeringen. Het is de Russische Federatie die op het grondgebied van de Krim sinds de gebeurtenissen in 2014 deze bevoegdheden uitoefent, met toepassing van de aan Russische overheidsorganen toekomende bevoegdheden. De Russische Federatie heeft niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat de investeringen van PrivatBank op de hierboven samengevatte wijze, dus met gebruikmaking van overheidsbevoegdheden (in de vorm van overheidsdecreten), zijn onteigend. De Russische Federatie heeft er weliswaar op gewezen dat de mogelijkheid tot onteigenen een “
essential attribute of sovereignty” vormt, maar heeft niet bestreden dat zij deze mogelijkheid op het grondgebied van de Krim feitelijk heeft en ten aanzien van de investeringen van PrivatBank ook feitelijk heeft uitgeoefend.
Horror Vacui: Or Why Investment Treaties Should Apply to Illegally Annexed Territories, Journal of International Arbitration, 33 J.Int.Arb. 256 (2016)en Costelloe,
Treaty Succession in Annexed Territory, 65 ICLQ 2016).
sovereign territory– gecombineerd met de strekking en het doel van het verdrag, geen reden om aan te nemen dat de Krim niet valt onder de
territoryvan de Russische Federatie als bedoeld in het verdrag. Het hof tekent daarbij nog aan dat het bij een uitleg van het verdrag conform de maatstaven van artikel 31 WVV, waar ook wordt gekeken naar het doel en de strekking, niet erop aankomt dat de verdragspartijen ten tijde van het sluiten van het verdrag deze feitelijke situatie, te weten de incorporatie van de Krim door de Russische Federatie vele jaren later, hebben voorzien en onder de werking van het verdrag hebben willen brengen. In zijn algemeenheid is het onmogelijk dat bij het sluiten van een verdrag alle mogelijke toekomstige situaties onder ogen worden gezien. Het komt erop aan na te gaan wat past bij de bedoelingen van partijen ten aanzien van de werking van het verdrag op het moment van het sluiten daarvan.
territoryen dat dit dus geen grond voor vernietiging van het arbitrale (tussen)vonnis oplevert. Bij deze stand van zaken kunnen de argumenten van PrivatBank gebaseerd op het volgens haar toepasselijke algemene beginsel van internationaal recht dat staten geen standpunten mogen innemen die met elkaar strijden, in het midden blijven. Ten overvloede merkt het hof op dat de Russische Federatie ook in deze procedure vooropstelt dat zij de Krim beschouwt als onderdeel van haar soevereine grondgebied, maar daarnaast consequenties verbindt aan het feit dat Oekraïne en de internationale gemeenschap dit standpunt niet delen, waardoor internationaalrechtelijk de rechtmatigheid van haar positie ter discussie staat. Aldus beschouwd neemt de Russische Federatie geen onverenigbare standpunten in.
Interim Awardgebogen over de vraag of er sprake is van een geschil over
investmentsals bedoeld in de BIT 1998. Het scheidsgerecht heeft daartoe (in § 98) eerst vastgesteld dat PrivatBank haar investeringen heeft omschreven als:
In particular, the Tribunal defers to the next phase consideration of the issues of whether: (i) the Claimants are “investors” for the purposes of Article 1 of the Treaty, including in the light of PrivatBank’s nationalization by Ukraine; (ii) the Claimants’ “investments” fall within the definition of that term in Article 1(1); and (iii) the dispute between the Parties arose “in connection with” those investments.”
The term ‘investments’ means any kind of tangible and intangible assets invested by an investor of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party in accordance with its legislation” in artikel 1 lid 1 BIT 1998 niet betekent dat de investeringen van PrivatBank zich van meet af aan op het grondgebied van de Russische Federatie moesten bevinden teneinde onder de bescherming van de BIT 1998 te vallen. Bij deze beoordeling heeft het scheidsgerecht vooropgesteld dat het gaat om de uitleg van de BIT 1998 die moet plaatsvinden aan de hand van de artikelen 31 en 33 WVV.
invested by) in deze talen, die kan verwijzen naar een handeling of toestand die in het verleden is begonnen en voortduurt in het heden, of kan verwijzen naar een (voortdurende) eigenschap. Dit betekent volgens het scheidsgerecht dat met de hiervoor genoemde zinsnede op zichzelf in grammaticale zin geen temporele beperking aan het verdrag is gegeven. Het scheidsgerecht heeft verder gewezen op het verschil in taalgebruik in artikel 12 BIT 1998. Dat artikel bepaalt – in de Engelse vertaling –:
This Agreement shall apply to all investments made by investors of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, on or after January 1, 1992”
investor of a Contracting Partyin artikel 1 lid 2 BIT 1998 bevat zowel ten aanzien van natuurlijke personen als ten aanzien van rechtspersonen geen verwijzing naar tijdstippen. Voor de toepasselijkheid van het verdrag is dus niet nodig dat de investeerder een inwoner van een partij bij het verdrag is op het moment dat de investering oorspronkelijk is gedaan en evenmin is nodig, als het gaat om een rechtspersoon, dat die rechtspersoon op dat moment is opgericht naar het land van een partij bij het verdrag. De BIT 1998 heeft daarom expliciet ook betrekking op investeringen die (i) zijn gedaan voordat het verdrag werd gesloten of in werking trad (artikel 12 BIT 1998), (ii) in de loop van de tijd zijn gewijzigd (artikel 1 lid 1 BIT 1998) en (iii) worden gehouden door investeerders wier nationaliteit of mogelijkheid om te investeren in de loop van de tijd zijn gewijzigd (artikel 1 lid 2 BIT 1998).
Interim Awardals volgt samengevat:
In summary, the Tribunal considers that its jurisdiction falls to be assessed on the date on which proceedings were instituted, having regard, as appropriate, to the circumstances in place on the date on which the violation is alleged to have occurred. The Tribunal does not see any explicit temporal limitation in Article 1(1) of the Treaty, and finds neither reason nor basis to read into that provision any such limitation by reference to the text, context or object and purpose of the Treaty. Nor does the Tribunal find support for such a limitation in investment-treaty jurisprudence or practice. Accordingly, the Tribunal finds that the Treaty does not exclude from its protection investments that were made by Ukrainian investors in the Crimean Peninsula before the Russian Federation assumed responsibility for the international relations of the Crimean Peninsula and, thus, that PrivatBank’s investments are not excluded from the scope of the Treaty’s protections on the basis that they were initially made before 21 March 2014.”
buitenlandseinvesteringen. Zij heeft daartoe gewezen op belangrijke multilaterale investeringsverdragen als NAFTA, ECT en ICSID. Zij heeft verder gewezen op een aantal uitspraken waar het ging om aantasting van
binnenlandseinvesteringen door in de desbetreffende verdragsstaat genomen maatregelen. In die uitspraken werden de investeringsverdragen niet van toepassing geacht.
oorspronkelijk– dat wil zeggen ten tijde van het doen van de investeringen – dienen te zijn gedaan op het soevereine territoir van de Russische Federatie zoals bepaald door haar internationale en tussen de verdragspartijen erkende grenzen ten tijde van het sluiten van de BIT 1998. De tekst van artikel 1 lid 1 BIT 1998 brengt mee dat het moet gaan om (i)
assets [which are] invested(een handelingsvereiste), (ii)
in the territory of the other Contracting Party(een territoriaal vereiste) en (iii)
in accordance with its legislation(een legaliteitsvereiste). De gewone betekenis van
investedduidt op een eenmalige, actieve handeling. Het op passieve wijze worden van een buitenlandse investeerder louter door een (gestelde) wijziging van het territoir valt er niet onder. Die gewone betekenis wijst verder op een handeling die in het verleden heeft plaatsgevonden. Dit moet worden onderscheiden van het voortdurende
owningof
controllingvan investeringen. Dergelijke bezitsvormen komen niet voor in de BIT 1998 (anders dan in verschillende andere investeringsverdragen). Precies dit onderscheid tussen het verrichten van een actieve investeringshandeling (“
invested”) en het houden (“
owned” of “
controlled”) van een investering maakt dat de definitie van
investmentsin artikel 1 lid 1 BIT 1998 een grensoverschrijdend element vereist ten tijde van het doen van de oorspronkelijke investering. De Russische Federatie heeft verwezen naar diverse uitspraken in geschillen onder BIT-verdragen die bevestigen dat voor bescherming onder de desbetreffende verdragen onvoldoende is dat de investeerder de vereiste buitenlandse nationaliteit verkrijgt na het doen van de investering. Verder heeft de Russische Federatie gewezen op een exequaturprocedure met betrekking tot de BIT 1998 (
PAO Tatneft vs Ukraine,High Court of Justice Business and Property Courts of England and Wales Queen’s Bench Division Commercial Court, Case No. CL2017-000252, 13 juli 2018), waarin ook Oekraïne zich op het standpunt heeft gesteld dat het – om voor bescherming onder de BIT 1998 in aanmerking te komen – moet gaan om een actieve investering, en niet om een “houden” ten tijde van het inroepen van bescherming.
associateprofessor in
translation studies, verbonden aan Durham University) en een rapport van dr. T. Kurokhtina (
research associateverbonden aan het
Institute for Slavic Studies of the Russian Academy of Sciences) met betrekking tot de oorspronkelijke taalversies. Volgens de Russische Federatie blijkt uit deze rapporten dat ook uit een grammaticale benadering van de oorspronkelijke taalversies volgt dat de voorwaarden gelijktijdig vervuld moeten zijn.
in accordance with its legislation’ bevestigt dat de relevante peildatum voor toetsing onder artikel 1 lid 1 BIT 1998 het moment is van het doen van de oorspronkelijke investering. Het woord “
its” verwijst naar de gaststaat. Of de investering is gedaan in overeenstemming met het recht van de gaststaat, moet volgens arbitrale vonnissen in zaken betreffende investeringsverdragen steevast beoordeeld worden aan de hand van de relevante peildatum, te weten de datum dat de investering oorspronkelijk werd gedaan. Een andere opvatting zou inhouden dat het gastland door het wijzigingen van zijn wetgeving de bescherming op ieder gewenst moment aan de investering zou kunnen ontnemen. Deze toets kan in dit geval dus niet zinvol gedaan worden; een investering in Oekraïne onder Oekraïens recht behoefde niet te voldoen aan het recht van de Russische Federatie.
travaux préparatoiresgeven aanleiding voor een beperkte uitleg, in die zin dat alleen oorspronkelijk buitenlandse investeringen worden beschermd. Door Oekraïne is bij de totstandkoming van de BIT 1998 gepleit voor een ruime formulering van wat later artikel 12 BIT 1998 zou worden, in die zin dat het verdrag van toepassing zou zijn op alle investeringen gedaan voor de inwerkingtreding van het verdrag. De Russische Federatie heeft de “
backstop” van 1992 voorgesteld en deze is ook in het verdrag gekomen.
investmentoorspronkelijk is gedaan als een Oekraïense investering op het
territoryvan de Russische Federatie. Het is voldoende dat een Oekraïense
investorop of na 21 maart 2014 zijn
investmentsop de Krim heeft om jegens de Russische Federatie de bescherming te kunnen genieten van de BIT 1998. Zij heeft dit nader als volgt uitgewerkt.
which are invested” volgt dat een investering een investering op het
territoryvan de andere verdragspartij kan worden. De oorspronkelijke taalversies van de BIT 1998 (Oekraïens en Russische) gebruiken (de tegenwoordige tijd van) het onvoltooide aspect van het werkwoord
“to invest” voor de term “
are invested” in artikel 1 lid 1 BIT 1998. Het onvoltooide aspect van een werkwoord wordt zowel in het Russisch als in het Oekraïens gebruikt om voortdurende, herhaalde of incomplete handelingen te beschrijven. Dit aspect omvat dus een duurelement. Opengelaten wordt of de herschreven handeling in het verleden, in de huidige tijd of in de toekomst plaatsvond of plaatsvindt. De tegenwoordige tijd van het onvoltooide aspect van een werkwoord beschrijft derhalve een staat van
current being. Het Zwitserse Federale Hooggerechtshof kwam tot dezelfde conclusie(
Russian Federation vs PJSC Ukrnaftaen
Russian Federation vs Stabil LLC et al., uitspraken van 16 oktober 2018). Ter gelegenheid van het pleidooi heeft PrivatBank een
expert opinionovergelegd van prof. A. Danylenko, hoogleraar Russische en Slavische taalkunde aan Pace University te New York en tevens verbonden aan Harvard University. In zijn opinie zet Danylenko uiteen dat de definitie van
investmentsin artikel 1 lid 1 BIT 1998 geen restrictie in de tijd bevat, maar dat de verdragspartijen in dat artikel hebben gekozen voor het onvoltooide aspect van het (wederkerend gebruikte) werkwoord “
to invest”. Daarmee wordt in de verdragstalen ‘
a continuous and ongoing state of the object (…) ‘assets’ in this case” aangeduid.
investmentskunnen worden op het
territoryvan de andere verdragspartij. Uit artikel 12 BIT, waaruit volgt dat bescherming van de BIT 1998 geldt al zo’n zeven jaar voor de sluiting ervan, valt af te leiden dat er geen noodzakelijk verband is tussen het oorspronkelijke moment van het doen van de investering en status van de activa als
investment. Het gebruik van het voltooide aspect en de verleden tijd van het werkwoord “
to make” in artikel 12 BIT 1998 onderschrijft dit. Dit gebruik biedt artikel 12 BIT 1998 een afsluitdatum. Alle activa die ná 1 januari 1992 in een
territorygeraken kunnen investeringsbescherming genieten. De definitie van
investorsin artikel 1 lid 2 BIT 1998 bevat geen temporeel vereiste. Ook artikel 1 lid 5 BIT 1998 legt geen temporele beperking op.
investmentsoorspronkelijk op het
territoryvan de andere verdragspartij moet plaatsvinden. Bescherming van Oekraïense investeringen op de Krim door de Russische Federatie is gunstig voor de economische samenwerking tussen de verdragspartijen.
Crimean Incorporation Lawvan belang. Uit deze bepalingen blijkt dat de Russische Federatie voornemens was de situatie van Oekraïense entiteiten en houders van rechten onder Oekraïense wetgeving uitdrukkelijk te reguleren en een mogelijk juridisch vacuüm in de periode na 21 maart 2014 te voorkomen. Artikel 17 lid 2 van de
Crimean Incorporation Lawvoorzag in de voorzetting van de activiteiten van banken op de Krim op grond van vergunningen die door de NBU zijn afgegeven. De banklicentie die PrivatBank onder Oekraïense wetgeving in zijn bezit had en op geldige wijze heeft verkregen, was derhalve in overeenstemming met de wetten van de Russische Federatie met ingang van 21 maart 2014.
investmentsals bedoeld in artikel 1 lid 1 BIT 1998, om de volgende redenen:
investmentsin de zin van het verdrag;
investmentseen temporele beperking bevat. De drie vereisten die volgens de Russische Federatie zijn begrepen in de definitie van
investments(een handelingsvereiste, een territoriaal vereiste en een legaliteitsvereiste) sluiten niet uit dat een investering die zich aanvankelijk op het grondgebied van de eigen verdragsstaat bevond, door de BIT 1998 wordt beschermd tegen een onteigening die plaatsvindt op een moment dat de investering zich bevindt op het grondgebied van de andere verdragsstaat. Dat een investering een actieve handeling vereist, zegt niets over het moment waarop die handeling moet plaatsvinden om onder het bereik van de BIT 1998 te vallen, en de door Russische Federatie aangehaalde territoriale- en legaliteitsvereisten bevatten evenmin een temporeel element.
made” in de Russische en Oekraïense taalversies gebruik gemaakt van een ander werkwoordaspect dan bij het woord “
invested by” in artikel 1 lid 1 BIT 1998. Het werkwoordaspect van “
made” verwijst (anders dan het werkwoordaspect van “
invested by”) wél naar de verleden tijd (een zogenoemd perfectief aspect). De Russische Federatie heeft niet bestreden dat sprake is van verschillende werkwoordaspecten in deze artikelen. Zij stelt zich ook zelf op het standpunt dat het in artikel 1 lid 1 BIT 1998 gebruikte werkwoordaspect wordt gehanteerd “om een algemene stelling te poneren of om een kwaliteit aan te duiden”. Dat staat haaks op haar stelling dat artikel 1 lid 1 BIT 1998 een temporeel vereiste bevat, in die zin dat het doen van de investering en het zich bevinden in de gaststaat gelijktijdig moeten zijn. Dat investeringen van vóór 1 januari 1992 niet vallen onder bescherming van het verdrag ligt verder in zoverre voor de hand, dat zowel Oekraïne als de Russische Federatie tot 1 januari 1992 deel uitmaakten van de Sovjet-Unie. Het verdrag bevat daarmee een “harde” grens in de tijd: investeringen gedaan voor die datum komen niet in aanmerking voor bescherming. Dat het verdrag niet spreekt van het enkele “houden of bezitten van investeringen” sluit aan bij de naar het oordeel van het hof in de BIT 1998 besloten liggende bedoeling om ten tijde van de Sovjetperiode verkregen eigendommen buiten de werking van het verdrag te laten vallen. Een vereiste van gelijktijdigheid valt hier niet uit af te leiden.
and its Ukrainian (also imperfectieve reflexive) equivalentvkladajut’sja
(“[which are] invested”) donotconvey an active action by an investor. As these are imperfective reflexives used with the meaning of the simple present, they refer to a state of affairs that can be described in this particular case as “the party has assets / the party has investments put in / ‘the party has invested” (see…)”.
Fédération de Russie v. JSC Oschadbank, Cour d’Appel de Paris no 19/04161), voor de beoordeling van deze zaak niet relevant: door het Cour d’Appel is geoordeeld dat Oschadbank haar
assetsvóór 1992 had verkregen.
investments.
Incorporation Law,hiervoor ook aangeduid als
Crimean Incorporation Law) die bepaalt dat – kort gezegd – (eigendoms)rechten op de Krim die onder Oekraïens recht golden na de incorporatie werden gerespecteerd. Op de legaliteit van de investeringen van PrivatBank zal het hof hierna nog terugkomen.
Gustav F W Hamester GmbH & Co KG v. Republic of Ghana, ICSID Case No. ARB/07/24, 18 juni 2010) waaruit volgt dat de controle op de wettigheid van een investering moet plaatsvinden op het moment dat de investering wordt gedaan. Deze rechtspraak verzet zich niet tegen de uitleg van het scheidsgerecht. Bij dit uitgangspunt past immers dat de wetmatigheid van de investeringen in dit geval door het scheidsgerecht is getoetst op het moment dat de investeringen onderdeel gingen uitmaken van de rechtsorde van de Russische Federatie, dat wil zeggen ten tijde van de incorporatie.
Russische Federatie v. Ukrnafta, zaaknr. 396/2017 en
Russische Federatie v. Stabil LLC e.a., zaaknr. 398/2017). In deze zaken was de uitleg van artikel 1 lid 1 BIT 1998 ook aan de orde (in de Engelse vertaling van de Zwitserse uitspraken aangeduid als:
Article 1 (1) IPA(
Investment Protection Agreement)
1998). Het Zwitserse Federale Hooggerechtshof oordeelde (in de Engelse vertaling):
We cannot concur with the Appellant when it argues that the very wording of Art. 1 (1) IPA 1998 indicates that the agreement only protects investments that, at the time of their making, were made by an investor from one Contracting State on the territory of another Contracting State; while by contrast, investments that were originally made in the investor’s home country and “are located in the territory of the host country at a later time only due to a boundary change” do not fall under the protection of the 1998 Investment Protection Agreement. Contrary to the view argued in the appeal, the wording “assets [which are] invested by an investor of once Contracting Party in the territory of the other Contracting Party” does not clearly indicate whether Art. 1 (1) IPA 1998 presupposes that the investment was already made in the host country’s territory from the outset, or whether the definition also includes investments made in a territory that only later came under the control of the host country. On the sole evidence of the wording of the text of the agreement as translated into English, there seems to be no more reason to rule out the position that the term “investments” entails an additional temporal restriction concerning a boundary change, than there is to rule out the Appellee’s opposing position that “investments” do not necessarily have to be in the foreign state from the outset.
dissenting opinion” heeft gegeven. Het Zwitserse Federale Hooggerechtshof deed echter een unanieme uitspraak. Er bestaat ook geen officieel verslag van de openbare beraadslaging. Dat één van de rechters tijdens de openbare beraadslaging – naar zou volgen uit een namens de Russische Federatie opgemaakt verslag van die zitting – argumenten heeft genoemd voor een andere zienswijze, doet er niet aan af dat het Zwitserse Federale Hooggerechtshof tot de hierboven geciteerde uitspraak is gekomen, waarbij het hof zich aansluit.
dissenting opinionis afgegeven (door prof. […] in de zaak Naftogaz (
Naftogaz v. The Russian Federation, PCA Case No. 2017-16)) doet daar niet wezenlijk aan af.
García and García v. Bolivarian Republic of Venezuelaen het arbitrale vonnis van 20 april 2016 in de zaak
Uzan v. Republic of Turkey, SCC Arbitration V 2014/023). Deze uitspraken geven het hof geen grond om tot een ander oordeel te komen. Het ging in die zaken om investeerders die zich – op eigen initiatief en vaak specifiek met het doel om onder bescherming van een verdrag te komen vallen – hadden verplaatst. In het onderhavige geval gaat het om een verplaatsing van de grenzen van de verdragsluitende staten, waardoor een aanvankelijk binnenlandse investering buiten toedoen van de investeerder komt te liggen op grondgebied waarover de andere verdragsstaat rechtsmacht en effectieve controle heeft.
Berschader and Berschader v. The Russian Federation(SCC Case No. 080/2004),
Standard Chartered Bank v. Tanzania(ICSID Case No. ARB/10/12),
Clorox Espana v. Venezuela(PCA Case No. 2015-30)). Die zaken werpen echter geen licht op de in deze zaak voorliggende kwestie. Het gaat hier immers niet om de vraag of sprake is van een dergelijke indirecte investering door PrivatBank, maar om de vraag of deze investering zich in de Russische Federatie moest bevinden op het moment dat zij (actief) werd gedaan.
PAO Tatneft v. Ukrainehet standpunt heeft ingenomen dat sprake moet zijn van een actieve investeringshandeling doet niet af aan de uitleg van
investmentdoor het scheidsgerecht. De investering ten aanzien waarvan Oekraïne dat standpunt innam was ook een indirecte investering. Overigens is het standpunt van Oekraïne in die zaak niet gevolgd door de Engelse rechter, die oordeelde dat ook indirecte investeerders aanspraak konden maken op bescherming onder de desbetreffende BIT (
PAO Tatneft and Ukraine,
High Court of Justice Business and Property Courts of England and Wales Queen’s Bench Division Commercial Court,
CaseNo. CL-2017-000252, 13 juli 2018).
Bayview Irrigation District et al v. Mexico, ICSID Case No. ARB(AF)/05/01,
Award, 19 juni 2007);
The Canadian Cattlemen for Fair Trade v. the United States of America, UNCITRAL, Award on Jurisdiction, 28 januari 2008). In die zaken waren de desbetreffende investeringen immers steeds binnenlands gebleven.
investmentsals bedoeld in artikel 1 lid 1 BIT 1998, en dat er in zoverre dus geen grond tot vernietiging van de arbitrale uitspraken is.
(i) a legal entity constituted in accordance with the legislation in force in the territory of Ukraine; and (ii) “competent in accordance with the legislation of Ukraine, to make investments in the territory of the Russian Federation.”
competent in accordance with the legislation of [their] Contracting Party, to make investments in the territory of the other Contracting Party”. Het scheidsgerecht heeft dit opgevat als de eis dat de investeerders gerechtigd moeten zijn om bepaalde juridische relaties aan te gaan. PrivatBank was op alle relevante tijdstippen gerechtigd om investeringen te doen in de Krim.
investor. Deze resolutie is van kracht geworden
nadatde investeringen van PrivatBank onteigend zijn.
investorals bedoeld in artikel 1 lid 2 BIT 1998, moeten in Oekraïne gevestigde of wonende investeerders naar Oekraïens recht bevoegd zijn tot het doen van investeringen in de “
territory of the other Contracting Party”, dus op het grondgebied van de Russische Federatie. Het gaat daarbij dus om het doen van
buitenlandseinvesteringen door PrivatBank op de Krim. De bevoegdheid van PrivatBank om binnenlandse investeringen te doen op de Krim is niet relevant.
buitenlandseinvesteringen op de Krim te doen. Zowel voor als na maart 2014 beschouwt de Oekraïense wet investeringen van Oekraïense ingezetenen op de Krim als binnenlandse investeringen. Er gelden in Oekraïne specifieke wettelijke verplichtingen voor ingezetenen die investeringen in het buitenland willen doen. Het gaat om Decreet nr. 15-93 van het kabinet van ministers van Oekraïne “
On the system of currency regulation and currency control”van 19 februari 1993, en Decreet nr. 893-95 van de president van Oekraïne
“On investing [in] Property Holdings by Residents outside Ukraine” van 13 september 1995. Het scheidsgerecht heeft deze wetten ten onrechte buiten beschouwing gelaten. PrivatBank kon slechts aan de vereisten van de Oekraïense wetten inzake buitenlandse investeringen voldoen, als Oekraïne de Krim juridisch als buitenlands grondgebied zou beschouwen, hetgeen niet het geval is. Hierop heeft ook prof. […] gewezen in haar dissenting opinion in de Naftogaz-arbitrage.
als onderdeel van de Russische Federatie;
“the territory of the other Contracting Party”als bedoeld in artikel 1 lid 2 BIT 1998. PrivatBank was volgens de Oekraïense wet slechts gerechtigd om binnenlandse investeringen op de Krim te doen. De uitleg van het scheidsgerecht dat artikel 1 lid 2 BIT 1998 niet meer was dan “
a requirement of capacity to enter into certain legal relations” is fundamenteel onjuist. Deze uitleg strookt niet met artikel 31 WVV, aangezien deze voorbijgaat aan de duidelijke verwijzing in artikel 1 lid 2 BIT 1998 naar Oekraïense wetgeving. De juiste uitleg van artikel 1 lid 2 BIT 1998 is dat Oekraïens recht voor Oekraïners geen beperkingen mag bevatten voor het doen van investeringen op de Krim als onderdeel van de Russische Federatie. PrivatBank miste vóór en na maart 2014 de bevoegdheid naar Oekraïens recht om buitenlandse investeringen op de Krim te doen.
investormoet worden beoordeeld op basis van de datum waarop zij de arbitrageprocedure aanhangig heeft gemaakt. De BIT 1998 schrijft alleen voor dat PrivatBank als
investorin het algemeen bevoegd moet zijn om investeringen te doen op het grondgebied van de Russische Federatie. Het gaat om de
algemenejuridische bevoegdheid van een rechtspersoon om investeringen te doen en niet het hebben verkregen van
specifieketoestemming om een bepaalde investering te doen. PrivatBank voldoet aan deze voorwaarde, aangezien zij bevoegd was om investeringen te doen op het grondgebied van de Russische Federatie. In het Oekraïense Wetboek van Koophandel is de algemene bevoegdheid van Oekraïense investeerders om in het buitenland te investeren vastgelegd. De artikelen 43, 44 en 68 van het Oekraïense Wetboek van Koophandel bepalen (samengevat) dat investeerders vrij zijn om op enigerlei wijze te handelen, tenzij dit bij wet verboden is, en dat ondernemers op onafhankelijke wijze buitenlandse economische activiteiten kunnen uitoefenen. Dat PrivatBank bevoegd was om te investeren in de Russische Federatie, blijkt overigens ook uit het feit dat zij voor april 2014 ook investeringen had in de Russische Federatie: de meerderheid van de aandelen van de Moscomprivatbank.
investmentsvan PrivatBank bevonden zich echter al op de Krim op 21 maart 2014 en zijn dus – na die datum – nooit een grens over gezonden.
investoris als bedoeld in de BIT 1998 niet opgaan. Het vereiste in artikel 1 lid 2 van de BIT 1998 dat de
natural personof de
legal entity is competent in accordance with its legislation (with legislationof
that Contracting Party)
to make investments in the territory of the other Contracting Partybetekent (slechts) dat de investeerder volgens de wetten van zijn eigen land de bekwaamheid moet hebben om investeringen te verrichten op het grondgebied van de Krim. Dat PrivatBank daartoe gerechtigd was, staat niet ter discussie. Verder is het hof van oordeel dat het houden van de investeringen op de Krim na de incorporatie van de Krim niet in strijd is met regelgeving van Oekraïne. Dat Oekraïne deze investeringen formeel niet als
buitenlandseinvesteringen beschouwt, maakt PrivatBank niet onbevoegd om deze investeringen te houden. Zoals hiervoor reeds besproken, erkent Oekraïne dat de Russische Federatie
de factocontrole uitoefent op de Krim en gaat Oekraïne er in dat verband vanuit dat het de Russische Federatie is die verantwoordelijkheid draagt voor deze investeringen in die zin, dat de verplichting om – bijvoorbeeld – niet zonder adequate schadevergoeding tot onteigening over te gaan thans op de Russische Federatie rust.
investments, gegeven in artikel 1 lid 1 BIT 1998, is dat investeringen moeten zijn gedaan op het grondgebied van de andere verdragsstaat “
in accordance with its legislation”. Het scheidsgerecht vat dit op als het vereiste om te voldoen aan de wetten van de gaststaat op het moment dat de investering is gedaan. In de
Interim Awardheeft het scheidsgerecht geoordeeld dat het verdrag vanaf 21 maart 2014 door Oekraïense investeerders jegens de Russische Federatie kan worden ingeroepen. Dit leidt het scheidsgerecht tot de conclusie dat moet worden onderzocht of de investeringen voldoen aan de Russische wetgeving vanaf die datum. Vervolgens heeft het scheidsgerecht in zijn
Partial Awardonderzocht of deze investeringen zijn geïncorporeerd in de Russische rechtsorde. Het scheidsgerecht overwoog daartoe (§ 199):
Crimean Incorporation Lawopgenoemd. Artikel 12 van de
Crimean Incorporation Lawbepaalt (in de Engelse vertaling):
Article 12. Validity of Documents Issued by State and other Official Agencies of Ukraine and by State and other Official Agencies of the Republic of Crimea and the City of Sevastopol
Crimean Incorporation Lawbepaalt (in de Engelse vertaling):
Article 17. Organization of Banking in the Republic of Crimea and the Federal city of Sevastopol
Crimean Incorporation Lawregelde dat banken op de Krim met een door de NBU tot 1 januari 2015 afgegeven banklicensie konden doorgaan met hun activiteiten. Uit artikel 12 van de
Crimean Incorporation Lawleidde het scheidsgerecht af dat de PrivatBank na de incorporatie niets hoefde te doen om hun rechten op vaste activa op de Krim te bevestigen. Deskundigen op het gebied van Russisch recht hebben aan het scheidsgerecht bevestigd dat overeenkomsten (zoals overeenkomsten van geldlening) die voor de incorporatie geldig waren afgesloten, na de incorporatie geldig bleven.
Crimean Incorporation Lawen Russische regels van conflictenrecht.
corporate raids –werd door entiteiten uit de Privat Group niet geschuwd. Voorbeeld van het gebruik van corrupte rechters is de zogenoemde Swissport-zaak, waarbij dit in Zwitserland gevestigde bedrijf slachtoffer zou zijn geworden van een “roofoverval” door UIA, een aan de Privat Group gelieerd bedrijf, waarmee Swissport een joint venture was aangegaan. UIA had ten onrechte beweerd dat haar rechten als minderheidsaanhouder door Swissport waren geschonden, waarna vervolgens gebruik is gemaakt van corrupte rechters waardoor Swissport haar zaak verloor. [betrokkene 1] heeft verder erkend dat hij steekpenningen heeft betaald aan [Z] (de voormalige president van Oekraïne) en diens schoonzoon [Y] in verband met het veiligstellen van zijn belang in Ukrnafta.
ratinggekregen. In juni 2014 is de NBU een onderzoek gestart naar PrivatBank. Zij schakelde daartoe het private onderzoeksbureau Kroll in. Het onderzoek van Kroll heeft bevestigd dat PrivatBank de kern vormde van een grootschalige gecoördineerde fraude, bedoeld om miljarden weg te sluizen naar buitenlandse bankrekeningen. De fraude bestreek een periode van ten minste tien jaar. Op 16 januari 2018 heeft de NBU een persbericht doen uitgaan waarin de resultaten van dit onderzoek worden beschreven (dit persbericht is geciteerd in 3.7 hierboven).
“unity of investments”). Het scheidsgerecht oordeelde in navolging van PrivatBanks stelling dat het Scheidsgerecht haar investering in haar geheel moest benaderen “
rather than parsing it into its constituent parts”. Dit oordeel strookt met het in investeringsjurisprudentie gehuldigde beginsel van de
unity of investmenten ook met het recente oordeel van het Parijse Cour d’Appel in de zaak Oschadbank.
investmentsheeft en geen
investoris in de zin van artikel 1 lid 1 respectievelijk lid 2 BIT 1998.
quantum phaseook zelf op het standpunt gesteld dat de vastgestelde schending van de BIT 1998 nog niet het oordeel inhoudt dat ook daadwerkelijk schade is geleden.
quantum phasezal het scheidsgerecht op individueel investeringsniveau oordelen in welke mate PrivatBank gecompenseerd moet worden voor haar verschillende categorieën investeringen. De Russische Federatie krijgt, gezien de inhoud van
Procedural Order no. 7, ook gelegenheid om verweer te voeren. Mocht zij het vervolgens niet eens zijn met de beslissingen van het scheidsgerecht dienaangaande, dan kan zij tegen dat eindvonnis rechtsmiddelen instellen. Er is dan ook geen reden om argumenten die niet relevant zijn voor de bestreden arbitrale vonnissen, nu al in deze herroepings- en vernietigingsprocedure te beoordelen.
Crimean Incorporation Laween investering vormde overeenkomstig de wetgeving van de Russische Federatie. Daarnaast heeft PrivatBank legio diensten geleverd, waaronder het beheer van pensioenen, salarisbetalingen en het leasen van auto’s. Aldus is sprake van investeringen op grond waarvan het scheidsgerecht zich bevoegd kon verklaren.
quantum phasestellingen ten aanzien van haar
illegality objectionnaar voren te brengen. Aangezien de
quantum phasedeel uitmaakt van dezelfde arbitrage, die uiteindelijk in een arbitraal eindvonnis zal resulteren, zijn klachten van de Russische Federatie met betrekking tot het legaliteitsvereiste in de BIT 1998 prematuur, in ieder geval voor zover het specifieke investeringen betreft.
investmentmoet zijn gedaan
in accordance with its legislation, dat wil zeggen de wetgeving van de gaststaat. Als de investering illegaal is, is er geen sprake van een investering, zodat het scheidsgerecht niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. Om de bescherming van de BIT 1998 te verliezen, moet het dan wel gaan om onwettigheid die het doen van de investering zelf aantast en niet alleen om illegaal handelen bij de uitvoering van de investering (vgl. Hof Den Haag, 18 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:234
HVY v Russische Federatie,rov. 5.1.11.2.).
corporate raidingen het gebruik van corrupte rechters (o.a. Swissport). Het verband tussen deze entiteiten en (de oprichting van) PrivatBank is echter onvoldoende toegelicht. Dit leidt tot de conclusie dat de stelling dat PrivatBank onderdeel uitmaakt van de zogenoemde Privat Group niet tot het oordeel leidt dat de investering niet voldoet aan het legaliteitsvereiste.
offshoreentiteiten verbonden aan de voormalige bestuurders ( [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ), welke leningen niet waren gesecuriseerd met zekerheden. Die leningen werden vervolgens niet afgelost. Op deze manier werden de door consumenten op hun bankrekeningen gehouden tegoeden aangewend ter verrijking van de voormalige bestuurders: de PrivatBank fungeerde als “stofzuiger” van consumententegoeden ten behoeve van deze bestuurders.
het doenvan de investering zelf aantast; het gaat om illegaal handelen nadat de investering is gedaan. Het hof gaat er, bij gebreke van concrete stellingen waaruit het tegendeel blijkt, van uit dat PrivatBank zowel op het moment van de aanvang van de bankactiviteiten als op het (latere) moment van het verkrijgen van de banklicentie voldeed aan de vereisten die door de Oekraïense overheid en/of de NBU voor het verrichten van bancaire activiteiten en het verkrijgen van een zodanige licentie gesteld werden. Er is niet gesteld dat de oprichting van de bank en het verkrijgen van de banklicentie van de NBU met onregelmatigheden (zoals omkoping of vervalsing van licenties) gepaard is gegaan. De Russische Federatie stelt wel dat PrivatBank gebruik maakte van corrupte rechters (hoofdstuk 4.8.2.b van de vernietigingsdagvaarding), maar onderbouwt deze stelling enkel met verwijzing naar een vertaling van twee bladzijden uit een in Oekraïne verschenen boek over PrivatBank. Uit wat daar is opgenomen blijkt bovendien niet van fraude bij het doen van de investering, maar op fraude bij de aanwending ervan.
Crimean Incorporation Law, als weergegeven bij de samenvatting van het oordeel van het scheidsgerecht hierboven (zie rov. 5.10.1). De activiteiten van PrivatBank (het aantrekken van gelden en het verstrekken van leningen) zijn verder naar hun aard niet illegaal. Dit alles leidt dus tot de slotsom dat geen sprake is van onwettigheden bij het doen van de investering.
illegality clausekan rechtvaardigen, kan niet worden aangenomen dat elke vorm van fraude binnen een onderneming de investering als geheel aantast. Het is weliswaar juist dat in verschillende investeringsarbitrages is aangenomen dat bepaalde vormen van fraude de legaliteit van de gehele investering kunnen aantasten, maar het hof onderschrijft niet dat het vaste investeringsjurisprudentie is dat dit altijd het geval is, zoals de Russische Federatie lijkt te stellen. De desbetreffende uitspraken hebben een sterk casuïstisch karakter. Zo betreft de zaak Churchill Mining de exploitatie van kolenmijnen in Indonesië waarvoor van meet af aan de benodigde mijnvergunningen vervalst waren. Niet alleen ging het daarmee om een illegaliteit die het doen van de investering aantastte, ook gold in die zaak dat de onderneming in al zijn aspecten was voortgekomen uit het gebruik van deze vervalste vergunningen (
Churchill Mining PLC et al v Republic of Indonesia, ICSID Case No’s. ARB/12/14 en 14/20, Award, 6 december 2016).
unity of investment-beginsel in investeringsarbitrages algemeen is aanvaard, overtuigt evenmin. In geen van de daar genoemde investeringsarbitrages is op grond van dit beginsel de onbevoegdheid van het scheidsgerecht aangenomen op grond van een geconstateerde illegaliteit bij een investering. Toepassing van – bijvoorbeeld – dit beginsel bij de vraag op welk moment een investering is gedaan, betekent niet dat dit beginsel ook toepassing vindt bij de beoordeling van de gevolgen van geconstateerde fraude. Om deze reden is het oordeel van het Parijse Cour d’Appel in de Oschadbank-zaak niet van belang. In die zaak werd geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag of een investering voor of na 1 januari 1992 werd gedaan, gekeken moet worden naar de investering als geheel. Dit betekent echter niet dat dit beginsel (dus) ook moet worden toegepast bij de
legality-check.
bank within a bank”, waaruit volgt dat sprake is van een normaal bankbedrijf waarbinnen (ook) frauduleuze activiteiten plaatsvinden. Bij een onderneming van een omvang als die van de PrivatBank kan niet snel worden aangenomen dat onregelmatigheden ten aanzien van een bepaalde categorie van leningen (gepleegd bij de uitoefening van activiteiten van de onderneming) die gehele onderneming op grond van het legaliteitsvereiste aan bescherming onder de BIT 1998 onttrekken.
Procedural Order no. 7 duidelijk maakt dat het scheidsgerecht in de
quantum phasede illegaliteitsargumenten van de Russische Federatie op het niveau van de schadevergoeding uitputtend zal behandelen.
quantum phasehaar vordering aanzienlijk heeft beperkt. Volgens de Russische Federatie valt daaruit af te leiden dat de fraude zo omvangrijk was dat deze geacht moet worden de hele bedrijfsvoering van PrivatBank te raken, zodat niet van een legale investering kan worden gesproken. PrivatBank heeft daar tegenover gesteld dat haar eiswijziging voor het grootste deel samenhangt met een andere wijze van berekening van de schade (op liquidatiebasis in plaats van
going concern). Wat ook de achtergrond is van de vermindering, in ieder geval geldt dat de vordering van PrivatBank ook thans nog aanzienlijk is. Reeds daarom niet gezegd worden dat deze vordering ziet op een verwaarloosbaar onderdeel van de onderneming.
submission on quantumuitgebreid in te gaan op de gestelde illegaliteiten per (categorie van) investering(en). De door de Russische Federatie aangehaalde passage in het gedeeltelijk eindvonnis van het scheidsgerecht van 4 februari 2019 (§ 251 e.v.) heeft betrekking op een andere vraag, namelijk de vraag of sprake was van onteigening van de gehele onderneming op de Krim, ook als strikt genomen niet alle onderdelen van de onderneming in beslag waren genomen. Het scheidsgerecht overwoog dat naar het geheel gekeken moest worden, omdat het om een onteigening
going concernging. Volgens het scheidsgerecht was PrivatBanks
acces to the benefit and economic usevan haar gehele investering op de Krim onteigend door de inbeslagname van de hoofdkantoren in Sevastopol en Simferopol op 18 en 19 april 2014, en doordat haar het recht werd ontzegd om haar activiteiten op de Krim te vervolgen. Op deze gronden behoefde dus niet per onderdeel van het bedrijf onderzocht te worden of dit was onteigend. Deze beoordeling van het scheidsgerecht brengt echter niet mee dat frauduleuze handelingen binnen bepaalde onderdelen van de bank steeds moeten leiden tot het oordeel dat de gehele onderneming niet aan de legaliteitseis voldoet. Het ging hier om een heel ander aspect van de zaak.
Interim Award) dat de Krim thans onderdeel is van de
territoryvan de Russische Federatie. Deze beslissing heeft de bedoeling om rechtsgevolgen te bewerkstelligen voor PrivatBank, de Russische Federatie en Oekraïne. De status van de Krim is echter geen kwestie die ter vrije bepaling staat van PrivatBank, als private partij, en de Russische Federatie als één van de verdragspartijen.
dissenting opinionin de zaak Naftogaz tot dezelfde conclusie.
The Tribunal notes therefore that this Partial Award does not reach any view on the legality or illegality under international law of the oncorporation of the Crimean Peninsula by the Russian Federation or on the sovereignty claims of Ukraine and the Russian Federation in respect of the Crimean Peninsula. None of the findings contained in this Partial Award or the Interim Award that has preceded it are intended to take any position on such matters.” (
Partial Award§ 171)
erga omnes-uitspraak over de status van de Krim op basis van een interpretatie van de BIT 1998.
territoryhiervoor is overwogen dat voor die uitleg geen oordeel hoeft te worden gegeven over het soevereiniteitsgeschil aangaande de Krim. Het oordeel van het scheidsgerecht houdt ook geen oordeel over de soevereiniteit van de Krim in en heeft geen rechtsgevolgen voor partijen die niet bij de arbitrage betrokken zijn. Van strijd met de openbare orde op deze grond is dus ook geen sprake.
quantum phasebeantwoord worden. Het arbitrale tussenvonnis en gedeeltelijk eindvonnis verlenen geen enkele financieel voordeel aan PrivatBank. De beschuldigingen die geen betrekking hebben op PrivatBank zelf, maar op de voormalige UBO’s of de ‘Privat Group’ zijn bovendien irrelevant, omdat niet wordt gesteld waarom deze gedragingen van derden kunnen of moeten worden toegerekend aan PrivatBank.
quantum phasezou bevelen schadevergoeding te betalen voor de onrechtmatige onteigening van de investeringen van PrivatBank op de Krim, zou deze schadevergoeding uitsluitend zien op investeringen die zijn beschermd onder de BIT 1998 en zou deze terechtkomen bij PrivatBank, niet bij de voormalige UBO’s. Daarom vormen ook in letterlijke zin de arbitrale vonnissen geen beloning van illegaliteiten. Het scheidsgerecht zal de Russische Federatie in de
quantum phasevoldoende gelegenheid geven om haar illegaliteitsargumenten per investering verder uit te werken.
quantum phaseaan de orde kunnen komen maakt dat er in dit stadium geen grond is om de arbitrale vonnissen te vernietigen op grond van de openbare orde. PrivatBank heeft terecht aangevoerd dat de
Interim Awarden de
Partial Award(nog) niet tot financieel voordeel voor haar hebben geleid.
quantum phasezal de Russische Federatie immers in de gelegenheid zijn om per investering aan te tonen dat sprake is van fraude, zodat het scheidsgerecht kan beoordelen of – in het licht daarvan – aanspraak bestaat op schadevergoeding (nog los van de vraag in hoeverre de frauduleuze zakelijke leningen daadwerkelijk onderdeel uitmaakten van het door de Russische Federatie onteigende “Krimse” deel van de PrivatBank). Aldus is er ook (nog) geen sprake van dat de arbitrale vonnissen fraude “belonen”, zoals de Russische Federatie stelt.
hearing on the meritsgehouden in november 2017 is namens PrivatBank – in strijd met de waarheid – bevestigd dat haar investering voldeed aan alle wettelijke regels. Bij deze zittingen waren aanwezig de heren [A], [B] en [C], die allen actief betrokken waren bij de fraude en het misleiden van Oekraïense autoriteiten, onder meer door het ondertekenen van de frauduleuze “zakelijke” leningen. Dit heeft zij nogmaals bevestigd in haar
Post-hearing Brief on the merits(van 26 januari 2018). Dat de PrivatBank in Oekraïne inmiddels was genationaliseerd, heeft de betrokkenheid van deze fraudeurs dus niet beëindigd.
fair trialgehandeld door het scheidsgerecht onjuist en onvolledig te informeren, als gevolg waarvan de vonnissen moeten worden vernietigd op grond van artikel 1065 lid 1 onder e Rv.
Russische Federatie vs HVY).
Noch uit de wettekst, noch uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever heeft beoogd dat, indien de aangevoerde stellingen zowel een vernietigingsgrond in de zin van art. 1065 lid 1 (oud) Rv als een herroepingsgrond in de zin van art. 1068 lid 1 (oud) Rv opleveren, een partij deze stellingen uitsluitend in een herroepingsprocedure aan haar vordering ten grondslag kan leggen. De wijze waarop beide procedures door de wetgever zijn vormgegeven en de verschillen tussen beide procedures, geven evenmin grond om de wettelijke regeling van de art. 1064 tot en met 1068 (oud) Rv op die wijze uit te leggen.”
Interim Awarden de
Partial Awardvolgt dat het scheidsgerecht een algemene toets heeft uitgevoerd met betrekking tot de vraag of PrivatBank haar investeringen, waaronder haar banklicentie, haar leningovereenkomsten en vaste activa, rechtsgeldig heeft verkregen onder het Oekraïense recht. Zij heeft daarbij het oog gehad op de rechtsgeldigheid van de verkrijging, in het bijzonder in het licht van de daaraan te stellen wettelijke vereisten. Het hof verwijst naar de hieronder opgenomen passages van de
Partial Award:
197. The Tribunal understands this “in accordance with . . . legislation” or “legality” clause as requiring compliance with the law of the host State at the time when the investment is made. This reading is consistent with the view taken of this clause of the Treaty by the Ukrnafta and Stabil tribunal, as well as with the interpretation consistently given to such clauses in investment treaty jurisprudence (noting however that each interpretation is necessarily conditioned on the specific phrasing of the legality clause at hand).
quantum phaseuitgebreid in te gaan op de illegaliteit van de onderscheiden activa, waarbij een veelheid aan stukken aan het scheidsgerecht wordt overgelegd. Het hof verwijst naar
Procedural Order no. 7, geciteerd in 3.20 hierboven.
illegality objectionaan een rigoureus onderzoek zal onderwerpen. Het is zelfs mogelijk dat deze toets tot uitkomst heeft dat de Russische Federatie geen schadevergoeding aan PrivatBank verschuldigd is. In het gedeeltelijk eindvonnis van het scheidsgerecht is geconstateerd dat sprake is van een schending van artikel 5 van de BIT 1998, maar is niet geoordeeld dat een schadevergoeding zal worden toegewezen. De openbare orde argumenten vanwege het achterhouden van stukken zijn daarom prematuur. Mocht de Russische Federatie na het arbitrale eindvonnis van oordeel zijn dat haar illegaliteitsargumenten onvoldoende zijn meegenomen, dan staat haar immers (opnieuw) de remedie van een vernietigingsvordering ter beschikking.
6.Herroeping
corporate governance,
investments, waaronder het legaliteitsvereiste – meerdere malen uitdrukkelijk aan PrivatBank gevraagd of de investeringen in overeenstemming waren met de geldende wetgeving. PrivatBank heeft daarop bij herhaling bevestigd dat haar investeringen zijn verricht in overeenstemming met de wet en met alle regelgeving die werd uitgevaardigd door de NBU. Deze antwoorden van PrivatBank in de arbitrale procedure waren onjuist, onvolledig en misleidend.
best practices. De jaarrekeningen zouden in overeenstemming zijn met internationale accounting standaarden, PrivatBank zou financieel gezond zijn en zou aan de kapitaaleisen van de NBU voldoen. De bank stelde dat haar activiteiten op de Krim een waarde zouden vertegenwoordigen van ca. USD 1 miljard, grotendeels bestaande uit zakelijke leningen. Deze in de arbitrage ingenomen stellingen waren onjuist, onvolledig en misleidend.
offshorebankrekeningen van haar grootaandeelhouders. Stukken daaromtrent zoals het onderzoeksrapport van Kroll werden achtergehouden.
breakdownvan de zakelijke leningen; daarop betrekking hebbende stukken ontving de Russische Federatie pas – nadat arbiters een daartoe strekkend bevel hadden verstrekt – in september 2020. Als een partij binnen drie maanden na het wijzen van een uitspraak een herroepingsvordering instelt gecombineerd met een vordering tot inzage van stukken, zoals in dit geval, dan is het rechtsmiddel uiteraard tijdig ingesteld.
quantum phase.
Partial Award) is ontdekt, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1068 lid 1 Rv. Niet ter discussie staat dat gedurende de arbitrageprocedure alle stukken de Russische Federatie hebben bereikt. De Russische Federatie was er dus mee bekend welke standpunten door PrivatBank werden ingenomen en welke informatie wel en niet door PrivatBank aan het scheidsgerecht werd verstrekt. Het persbericht van de NBU, waarop de Russische Federatie zich beroept en waaruit blijkt van de fraude binnen PrivatBank, dateert van 16 januari 2018, terwijl het scheidsgerecht op 4 februari 2019 de
Partial Awardheeft gewezen. Het laatste verzoek om informatie van het scheidsgerecht dateerde van 6 december 2018. Er is dus (ruim) voldoende gelegenheid geweest om dit persbericht onder de aandacht van het scheidsgerecht te brengen zodat PrivatBank om een reactie kon worden gevraagd. De stelling van de Russische Federatie dat nader onderzoek naar de aard en omvang van de fraude nodig was en dat dit onderzoek nog niet was afgerond toen het scheidsgerecht uitspraak deed, wordt verworpen. Het persbericht van de NBU (een onverdachte bron) was voldoende om de discussie binnen de nog lopende arbitrale procedure te openen. Het middel van herziening is niet bedoeld om een partij in staat te stellen aanvankelijk – door stil te zitten – het kruit droog te houden om vervolgens, bij een ongunstige uitspraak, vernietiging te verzoeken.