In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor door de kantonrechter te Rotterdam. [appellant] heeft twee verzoeken ingediend om getuigen te horen in verband met valse verklaringen die in een televisieprogramma zijn afgelegd, wat heeft geleid tot reputatieschade voor hem. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen op grond van het ontbreken van relevante adresgegevens van de betrokkenen, waardoor niet kon worden vastgesteld of de rechtbank Rotterdam bevoegd was.
[appellant] is in hoger beroep gekomen en heeft grieven ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoeken en het ontbreken van een proceskostenvergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij aanvullende verzoeken gedaan, waaronder een verzoek om een gesprek met de Raad voor de Rechtspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard en dat de zaak terug moet naar de kantonrechter voor verdere behandeling.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zaak terugverwezen naar de kantonrechter te Rotterdam. Tevens heeft het hof de verzoeken van [appellant] om een proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de betrokkenen geen verweer hebben gevoerd. De beslissing van het hof is genomen op 14 december 2021, waarbij de rechters R.J.F. Thiessen, C.J. Frikkee en M.T. Nijhuis betrokken waren.